ECLI:NL:RBDHA:2022:3495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/09/623679 / FT RK 22/23 en C/09/627705 / FT RK 22/273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementszaak met ABN AMRO als grootste schuldeiser

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn grootste schuldeiser, ABN AMRO Bank N.V. De heer [verzoeker] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 98.014,25 aan 24 schuldeisers. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. ABN AMRO, die 68,36% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, heeft echter geweigerd in te stemmen met het voorstel. De rechtbank heeft op 14 april 2022 de verzoeken van de heer [verzoeker] behandeld en heeft geoordeeld dat het voorstel goed onderbouwd is en dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door de gemeente Den Haag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] met behulp van de gemeente een saneringsakkoord heeft aangeboden, maar dat ABN AMRO als enige schuldeiser niet akkoord is gegaan. De rechtbank heeft de argumenten van ABN AMRO, waaronder de onduidelijkheid van de documentatie en de tegenstrijdigheden in de klantsituatie, niet gevolgd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het onredelijk is dat ABN AMRO weigert in te stemmen met het aangeboden akkoord, vooral gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers wel heeft ingestemd. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de heer [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen.

De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en biedt de heer [verzoeker] de mogelijkheid om zijn schuldenlast op een haalbare manier te verminderen, terwijl het ook in het belang van de andere schuldeisers is. De rechtbank heeft de belangen van alle betrokken partijen afgewogen en heeft geoordeeld dat het dwangakkoord in deze omstandigheden gerechtvaardigd is.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/623679 / FT RK 22/23 en C/09/627705 / FT RK 22/273
vonnis van 14 april 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
hierna: [verzoeker],
tegen
ABN AMRO Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: ABN AMRO.
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [verzoeker] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [verzoeker] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 98.014,25 aan 24 schuldeisers. Het is de heer [verzoeker] niet gelukt om
zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 12 november 2021 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 3,306% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 1,653%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
ABN AMRO is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [verzoeker] heeft een schuld aan ABN AMRO van € 67.003,62, dat is 68,36% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige 23 schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] op 13 januari 2022 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank ABN AMRO dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [verzoeker] zijn behandeld op de zitting van 7 april 2022. Op deze zitting verschenen:
- [verzoeker];
- [A], schuldhulpverlener van de gemeente [Z], vergezeld door haar collega mevrouw [B];
- [C], werkzaam bij Impegno.
2.2.
ABN AMRO is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen. Zij heeft op 4 april 2022 schriftelijk verweer ingediend.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [verzoeker] stelt dat het onredelijk is dat ABN AMRO het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en is een hoger aanbod niet mogelijk.
3.2.
ABN AMRO stemt niet in met de aangeboden schuldregeling. Zij wijst erop dat het voorstel niet goed en betrouwbaar is gedocumenteerd. Er is sprake van een onduidelijk en een lang minnelijk schuldsaneringstraject. Er zijn onduidelijkheden omtrent de arbeidsongeschiktheid en er is sprake van tegenstrijdigheden in het verhaal van de klant en de bank. Bovendien is het voorstel niet het maximaal haalbare.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de heer [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen toe. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat ABN AMRO weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
Weigering ABN AMRO
4.5.
ABN AMRO stelt dat niet verlangd kan worden dat zij instemt met het aangeboden dwangakkoord. Zij wijst op de volgende zaken.
Het voorstel is niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd
4.5.1.
Het voorstel van de schuldhulpverlening is niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd. Sinds 22 juli 2020 heeft ABN AMRO meerdere voorstellen vanuit de schuldhulpver-lening ontvangen, waarin de schuldenlast, het aangeboden aflossingspercentage en het aantal schuldeisers bij herhaling wijzigt. Bij het laatste voorstel van 12 november 2021 ontbreekt bovendien de VTLB-berekening, waardoor onduidelijk is hoe de afloscapaciteit is toegenomen.
4.5.2.
Op de zitting heeft mevrouw Van Kempen bevestigd dat het minnelijk traject lang heeft geduurd. Dit is het gevolg van het bekend worden van nieuwe schulden en de wijziging in de arbeidsongeschiktheid van de heer [verzoeker] , waardoor een nieuw voorstel aan de schuldeisers moest worden gedaan. Zij heeft voorts aangegeven dat in het voorstel van 12 november 2021 duidelijk is aangegeven dat géén VTLB-berekening is toegevoegd, omdat deze gelijk is aan de op 26 juli 2021 toegezonden berekening. In deze brief is verder uitgelegd dat de afloscapaciteit is toegenomen door een gunstige wijziging van het rentepercentage in het saneringskrediet.
4.5.3.
Hoewel sprake is van een langdurig minnelijk schuldsaneringstraject moet worden geoordeeld dat de voorstellen vanuit de schuldhulpverlening uitvoerig zijn gemotiveerd en gedocumenteerd. De rechtbank kan ABN AMRO niet volgen in haar stelling dat sprake is van een niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd voorstel. De lange duur van het minnelijke traject vormt evenmin een aanwijzing dat het schuldhulpverleningstraject niet op de juiste wijze is voorbereid en/of uitgevoerd.
Onduidelijkheden omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid en sollicitatieplicht
4.5.4.
Door de vele wijzigingen in het arbeidsongeschiktheidspercentage gedurende het minnelijke traject, is onduidelijk voor hoeveel procent de heer [verzoeker] arbeidsongeschikt is. Ook ontbreekt ieder zicht op de reden die tot vrijstelling van de sollicitatieplicht heeft geleid.
4.5.5.
Tijdens de zitting heeft mevrouw Van Kempen aangegeven dat de heer [verzoeker] in 2018 is ziek gemeld bij zijn toenmalige werkgever. Na twee jaar is hij in de ziektewet beland en volledig arbeidsongeschikt verklaard. In september 2021 is hij, na een herkeuring door het UWV, voor 50,77 % arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt hij een WIA-uitkering en een WGA-loonaanvullingsuitkering tot 1 oktober 2023. Gedurende deze periode rust op de heer [verzoeker] geen sollicitatieplicht, zo heeft het UWV telefonisch laten weten. Hoewel de heer [verzoeker] niet akkoord is met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid, is een herkeuring bij de GGD niet aan de orde, omdat de keuring van het UWV leidend is voor de GGD.
4.5.6.
Omtrent de mentale en fysieke situatie van de heer [verzoeker] heeft mevrouw Guijt ter zitting het volgende aangegeven. Als gevolg van de vele schulden en het gemis van zijn kinderen heeft de heer [verzoeker] een depressie en PTSS ontwikkeld. Hij slaapt slecht, piekert en is somber. Hij staat op dit moment op de wachtlijst bij Fivoor voor een behandeling en medicatie. Verder is er sprake van bovenmatig alcoholgebruik. Recent is hiervoor een behandeltraject bij Brijder gestart. Daarnaast ontvangt de heer [verzoeker] vanuit Impegno (wekelijks) intensieve hulp, omdat het hem niet lukt tal van praktische zaken, zoals het bijhouden van de ontvangen post en administratie, zelfstandig te regelen.
4.5.7.
In het licht van het bovenstaande is, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake van enige onduidelijkheid omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid en is voldoende inzichtelijk waarom sprake is van een vrijstelling in de sollicitatieplicht.
Tegenstrijdigheden in verhaal klantsituatie
4.5.8.
De door ABN AMRO aangegeven tegenstrijdigheden in de geschetste klantsituatie door de schuldhulpverlening en de informatie die bij de bank beschikbaar is, maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze in de weg staan aan behandeling en of toewijzing van het verzoek. De schuld aan ABN AMRO dateert uit 2001 en is nadien enkele malen verhoogd door de heer [verzoeker] en zijn toenmalige partner. Gezien de huidige inkomenssituatie van de heer [verzoeker] , kan met een schuldenlast van € 98.014,25 worden gesproken van een zeer problematische schuldenlast. Hiermee is gegeven dat hij belang heeft bij een schuldenvrije toekomst en een concreet perspectief daarop.
Het aanbod is het maximaal haalbare
4.5.9.
ABN AMRO stelt dat onvoldoende aannemelijk is dat het huidige voorstel het maximaal haalbare is. In dit verband wijst zij erop dat de heer [verzoeker] naast zijn WIA-uitkering een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangt, zodat sprake is van een redelijke kans op herstel en zicht op een hogere verdiencapaciteit.
4.5.10.
Hierin kan de rechtbank ABN AMRO niet volgen. Ter zitting heeft de heer [verzoeker] aangegeven dat hij enkel een MAVO-diploma heeft. Na de middelbare school is hij gaan werken. Tot op heden heeft hij ongeschoold werk verricht tegen een minimumuurloon. Zelfs als de heer [verzoeker] (deels) in staat is om te werken, is het niet aannemelijk dat hij een inkomen boven de bijstandsnorm zal ontvangen. Van een concreet zicht op een hogere afloscapaciteit is géén sprake. Het voorstel dat de heer [verzoeker] aan zijn schuldeisers heeft gedaan, is het maximaal haalbare.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.6.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de heer [verzoeker] , van de weigerende schuldeiser en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord op zijn plaats is.
4.7.
De vordering van ABN AMRO bedraagt met 68,36% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat ABN AMRO heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan het dwangakkoord dus ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. In dit geval is van belang dat de meerderheid van de schuldeisers (namelijk 23 van de 24 schuldeisers), die samen (ruim) 31,67% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, wél met de aangeboden regeling hebben ingestemd.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft vrijwel geen uitkering voor de andere schuldeisers over. Het aangeboden akkoord wordt voorts op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, heeft de heer [verzoeker] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN AMRO in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.