ECLI:NL:RBDHA:2022:3494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/09/625644 / KG RK 22-221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 maart 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. E. Kouwenhoven, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek, gedateerd 16 februari 2022, werd ingediend naar aanleiding van een procedure waarin de verzoeker beroep had ingesteld tegen een beslissing op bezwaar betreffende de WOZ-waarde van zijn woning. De verzoeker had eerder aangegeven dat hij niet beschikbaar was op de geplande zittingsdatum van 10 februari 2022 en verzocht om een zitting na 13.00 uur, wat door de rechtbank werd gehonoreerd door de zitting te verplaatsen naar 15.00 uur. Echter, de verzoeker was niet verschenen op de zitting.

In zijn wrakingsverzoek stelde de verzoeker dat de rechter geen rekening had gehouden met zijn onmogelijkheid om op de geplande datum te verschijnen en dat dit de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was, aangezien de beslissing om de zitting niet verder te verplaatsen een procedurele beslissing was die geen grond voor wraking kan vormen.

De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/8
zaak- /rekestnummer: C/09/625644 / KG RK 22-221
Beslissing van 10 maart 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. E. Kouwenhoven,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure:
de heffingsambtenaar van de gemeente Rijswijk

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, gedateerd 16 februari 2022, ter griffie van team bestuursrecht ontvangen op 23 februari 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR AWB 20/1192 WOZ tussen verzoeker (als eiser) en de belanghebbende (als verweerder). In de hoofdzaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning.
2.2.
In de hoofdzaak is bij brief van 20 januari 2022 aan verzoeker en de belanghebbende medegedeeld dat de zaak zal worden behandeld ter zitting op 10 februari 2022 om 10.10 uur. In reactie hierop heeft verzoeker bij brief van 24 januari 2022 aan de rechtbank laten weten dat die zittingsdatum en -tijd hem niet schikken en dat het hem verbaast dat hij voor dit moment is uitgenodigd omdat hij in ‘
de belendende zaak’had laten weten wanneer hij wel beschikbaar was en had verzocht een behandeldatum te bepalen in april 2022 op een tijd na 13.00 uur. Tevens verwijst hij naar een brief van 14 februari 2021 waarin hij zou hebben aangegeven dat hij verzoekt om een hoorzitting in de middag, in ieder geval na 13.00 uur (en bij voorkeur na 15.00 uur), dit in verband met (chronische) gezondheidsklachten in de ochtenden. Verder heeft hij in die brief erop gewezen dat sprake is van een chaotisch dossier door toedoen van de belanghebbende. Hij sluit die brief af met het volgende:
“Gezien bovenstaande verzoeken wij u vriendelijk en (nogmaals) dringend EN uw zittingsdatum/-tijd te verplaatsen EN vooral bij gemeente aan te dringen op een correct dossier. Mocht zulks niet geschieden, verzoek ik u alsdan automatisch gevolg te geven aan onze wraking resp ons verzet en een en ander voor te leggen aan de wrakingskamer en/of het Rechtbankbestuur.”
2.3.
Op 7 februari 2022 heeft de griffier van team bestuursrecht in de hoofdzaak een brief met (voor zover nu relevant) de volgende inhoud aan verzoeker en de belanghebbende verzonden:
“Bij het plannen van de zitting van 10 februari 2022 is het verzoek van eiser om de zitting te laten plaatsvinden in de middag na 13.00 uur door de rechtbank ten onrechte niet verwerkt. Om alsnog aan dit verzoek tegemoet te komen heeft de rechtbank in de periode van 1 februari 2022 tot en met 7 februari 2022 meerdere pogingen ondernomen om hierover met verweerder in contact te treden. Nu dit tot op heden niet is gelukt heeft de rechtbank besloten om, zonder overleg, het tijdstip van de zitting te verplaatsen overeenkomstig het verzoek van eiser.
De behandeling van de zaak op de zitting van 10 februari 2022, zal daarom niet om 10.10 uur beginnen maar om 15.00 uur.
Uit het wrakingsverzoek blijkt dat verzoeker deze brief op 9 februari 2022 heeft ontvangen.
2.4.
Verzoeker is niet ter zitting van 10 februari 2022 verschenen.
2.5.
Verzoeker verwijst in het wrakingsverzoek naar voormelde brieven 14 februari 2021 en 24 januari 2022 en legt vervolgens het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag:
“Op 9 feb jl ontving ik een brief dd 7 feb van de Rechtbank, waarin werd gemeld dat géén rekening met mijn ón-mogelijkheden wordt gehouden.
Derhalve, noodgedwongen, mijn onderhavigwrakingsverzoek.
Voor het vervolg verzoek ik aan zowel dewrakingskamerals de rechtbank om expliciet de (nieuwe) evenredigheidstoets zoals onlangs kenbaar gemaakt via jurisprudentie van de Raad van State toe te passen bij uw uitspraak op beroep. Ik duidde daarop al in mijn brief, nr8.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op 9 februari 2022 en verzoeker heeft kennelijk – gezien de datering van het schriftelijke wrakingsverzoek – zijn wrakingsgronden pas op 16 februari 2022 op schrift gesteld. Vervolgens is het wrakingsverzoek pas op 23 februari 2022 ter griffie van de rechtbank ontvangen. Indien voor het tijdsverloop tussen 9 februari 2022 en 23 februari 2022 geen redelijke verklaring gegeven kan worden, is het wrakingsverzoek te laat ingediend, hetgeen aan de toewijzing ervan in de weg zou staan. De wrakingskamer ziet echter aanleiding in dit geval niet nader te onderzoeken of er mogelijk sprake is van zo’n redelijke verklaring, omdat het wrakingsverzoek ook op inhoudelijke gronden kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
3.3.
Aan de wraking is ten grondslag gelegd dat geen rekening wordt gehouden met de
“ón-mogelijkheden”van verzoeker. Aangezien in reactie op de brief van verzoeker van 24 januari 2022 wel aan zijn wens tegemoet is gekomen omtrent het tijdstip van de zitting, gaat de wrakingskamer ervan uit dat dit bezwaar erop ziet dat de zitting niet in april 2022 is gepland. Hoewel hij dit niet met zoveel woorden in zijn verzoek stelt, vindt verzoeker kennelijk dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt omdat in zoverre niet aan zijn verzoek tegemoet is gekomen.
3.4.
De beslissing om de zitting niet te verplaatsen naar een andere dag is een procedurele (tussen)beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat zo’n beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Daar komt nog bij dat een op de wraking van de rechter gerichte motivering in het wrakingsverzoek ontbreekt. Verzoeker heeft immers op geen enkele wijze onderbouwd waarom uit de beslissing van de rechter om de zitting niet te verplaatsen naar april 2022 kan worden afgeleid dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De enkele omstandigheid dat een rechter een beslissing neemt die verzoeker onwelgevallig is, rechtvaardigt die conclusie niet.
3.5.
Gelet op het vorenstaande is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de belanghebbende;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.