ECLI:NL:RBDHA:2022:3488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
9704301 RL EXPL 22-3336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot een werknemer van Brightsight B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Brightsight B.V. [eiser] vorderde schorsing van een concurrentiebeding dat hem verbiedt om bij een concurrent, Riscure B.V., in dienst te treden. De werknemer, die sinds 2013 bij Brightsight werkzaam is, heeft in zijn vordering aangevoerd dat het concurrentiebeding hem in belangrijke mate belemmert in zijn carrièremogelijkheden en dat hij door Brightsight niet de kansen krijgt die hij zoekt in de automotive sector. Brightsight heeft het concurrentiebeding verdedigd door te stellen dat [eiser] beschikt over gevoelige bedrijfsinformatie die niet bij een concurrent mag komen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling het belang van Brightsight bij handhaving van het concurrentiebeding zwaarder gewogen dan het belang van [eiser] om bij Riscure in dienst te treden. De rechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet onbillijk is en dat [eiser] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door het beding in zijn mogelijkheden wordt beperkt. De vorderingen van [eiser] zijn dan ook afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
DJ/c
Rolnr.: 9704301 \ RL EXPL 22-3336
Datum: 14 april 2022
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.G. den Outer-Kroon,
tegen
de besloten vennootschap
Brightsight B.V.,
gevestigd te Delft,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.T. Oonincx-Vreeburg.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Brightsight’.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding van 10 maart 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord in kort geding met producties;
- twee brieven van [eiser] 29 maart 2022 met producties;
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2022 waarbij beide partijen een pleitnota hebben overgelegd en waarvan voor het overige aantekeningen zijn gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
1.2.
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedag] 1978 en dus 43 jaar oud, is op 1 september 2013 bij Brightsight in dienst getreden in de functie van [functie] . In 2016 is hij bevorderd naar de functie van [functie] . Met ingang van 1 januari 2020 is hij benoemd in de functie van [functie] . Zijn salaris bedraagt laatstelijk € 6.912,45 bruto per maand, vermeerderd met emolumenten.
2.2.
Brightsight is een cybersecurity evaluatie laboratorium voor chip-bases secure betalingssystemen, secure identiteitsoplossingen en voor ‘the internet of things’ platforms. Brightsight heeft 140 mensen in dienst. In mei 2021 is Brightsight overgenomen door SGS. SGS is wereldleider op het gebied van inspectie, analyse controle en certificering en heeft wereldwijd 2600 kantoren en 93.000 werknemers.
2.3.
Bij brief van 7 februari 2020 heeft Brightsight de functiewijziging met ingang van 1 januari 2020 bevestigd en hem tevens een nieuw concurrentiebeding ter ondertekening toegezonden. Het concurrentiebeding luidt, voor zover van belang, als volgt.
Artikel 1:Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever verboden, om tijdens de arbeidsovereenkomst en gedurende een tijdvak van één jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst:
  • als zelfstandig ondernemer te opereren in zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop de onderneming van de werkgever zich toelegt en/of;
  • als werknemer in dienst te treden bij concurrenten van de werkgever, of op andere wijze werkzaamheden voor concurrenten te verrichten, om niet of tegen betaling. Op 01-02-2019 worden ten miste de volgende organisaties als concurrenten van Brightsight beschouwd; Riscure BV, T-Systems, SRC, TüV-IT, Applus+, Thales, UL, Serma, CEA-Leti, BCTC, Secura BV, SGS, Intertek.
Artikel 2:Op overtreding van Artikel 1 staat ten minste een boete.
  • Bij iedere overtreding door werknemer van het bepaalde in Artikel 1 verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever – zulks uitdrukkelijk in afwijking van artikel 7:650 lid 3 BW – zonder sommatie of ingebrekestelling een direct opeisbare boete van €10.000 vermeerderd met een bedrag van €500 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van werkgever om in plaats van deze boete volledige schadevergoeding te vorderen.
  • Werkgever blijft bovendien bevoegd om – zo nodig in kort geding – naast de boete of schadevergoeding nakoming van dit concurrentiebeding en/of een verbod op de onrechtmatige handelingen van werknemer te vorderen.”
[eiser] heeft het concurrentiebeding op 6 januari 2021 ondertekend.
2.4.
In september 2020 heeft [eiser] een presentatie gegeven over zijn focus voor het vierde kwartaal van 2020. Hij heeft hierin onder meer aandacht geschonden aan de automotive markt.
2.5.
Het functioneren van [eiser] is in het PDA December 2020 (Personal Development Assessment) beoordeeld met ‘goed’. In het verslag is vermeld dat geen salarisverhoging zou worden toegekend omdat het maximum van de schaal was bereikt. Verder is vermeld:
“Scale change is not an option in the 2020 PDA, but it is a clear target for 2021 PDA assuming expected hard KPIs are met. The General Salary Raise is 1,5%.”
[eiser] heeft per whatsapp zijn ongenoegen geuit over het feit dat hij per 1 januari 2021 niet zou doorgroeien naar een hogere salarisschaal.
2.6.
In juni 2021 heeft de leidinggevende van [eiser] , [naam leidinggevende] , [eiser] gevraagd om domeineigenaar te worden van automotive. [eiser] heeft hierop geantwoord dat hij dit graag wilde. Eind juni 2021 heeft hij verzocht om een eendaagse training Automotive te mogen volgen. Blijkens een e-mail van 28 juni 2021 heeft [naam leidinggevende] daar toestemming voor gegeven. [eiser] heeft aan de training deelgenomen.
2.7.
In september 2021 kreeg [eiser] een aanbod om bij Accenture in dienst te treden tegen een bruto jaarsalaris van € 96.336,-, een on boarding bonus van € 10.000,- en een jaarlijkse bonus tot 24% van het jaarsalaris. In een gesprek hierover heeft [naam leidinggevende] toegezegd dat [eiser] per 1 januari 2022 van salarisschaal G naar salarisschaal H zou kunnen doorgroeien als hij zijn KPI’s zou halen. [eiser] heeft vervolgens besloten om geen gebruik te maken van het aanbod van Accenture.
2.8.
Over 2021 heeft [eiser] eveneens een goede beoordeling gekregen. In het PDA is vastgelegd dat [eiser] met ingang van 1 januari 2022 van schaal G naar schaal H zou gaan. Het schaalmaximum van H is € 8.397,- bruto per maand inclusief vakantietoeslag. Op basis van de beoordeling ‘goed’ kreeg [eiser] een individuele salarisverhoging (ISR) van € 185,- per maand. Ook kreeg hij een algemene verhoging van 1,9%. De vraag van [eiser] om een dubbele ISR werd met ‘nee’ beantwoord omdat geen sprake was van de beoordeling ‘uitstekend’. [eiser] heeft hierover bij whatsapp van 14 december 2021 zijn ongenoegen uitgesproken.
2.9.
[eiser] heeft vervolgens gesolliciteerd op de functie Senior Sales & Business Development Manager Automotive bij Riscure B.V. en heeft het aanbod gekregen om daar in dienst te treden tegen een hoger salaris en met de mogelijkheid om zich volledig op automotive te richten. [eiser] heeft hierover met [naam leidinggevende] gesproken. Die deelde mee dat [eiser] zou worden gehouden aan het concurrentiebeding. Bij brief van zijn gemachtigde heeft [eiser] Brightsight verzocht om hem uit het concurrentiebeding te ontslaan, eventueel met omzetting van het concurrentiebeding in een relatiebeding. Op 23 februari 2022 heeft [eiser] achtereenvolgens met de HR-directeur, de CEO en met [naam leidinggevende] gesproken. De gesprekken hebben niet tot een oplossing geleid.
2.10.
Sinds 9 maart 2022 vervult [eiser] op verzoek van Brightsight tijdelijk de functie van [functie] .

3.Vordering en grondslag

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
1. het concurrentiebeding tussen Brightsight en [eiser] geheel dan wel gedeeltelijk te schorsen in die zin dat het [eiser] is toegestaan bij Riscure in dienst te treden;
2. de boete die op overtreding van het concurrentiebeding staat te matigen tot nihil, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
3. voor het geval het concurrentiebeding niet geheel of gedeeltelijk wordt geschorst Brightsight te veroordelen, om binnen 24 uur na betekening van het vonnis [eiser] een maandelijkse vergoeding gelijk aan het door Riscure toegezegde bruto salaris te betalen, althans een vergoeding die de rechtbank met het oog op alle omstandigheden redelijk acht, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, per dag dat zij na de betekening van het vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke mochten blijven aan deze veroordeling te voldoen;
4. voorwaardelijk subsidiair: voor het geval de vordering wordt afgewezen Brightsight te veroordelen om [eiser] weer toe te laten tot zijn functie van [functie] ;
5. Brightsight te veroordelen in de proceskosten met bepaling dat deze kosten binnen veertien dagen na het vonnis moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan verzuim van rechtswege zal optreden.
3.2.
[eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag. [eiser] wordt door het concurrentiebeding in belangrijke mate belemmerd om buiten Brightsight werkzaam te zijn. Een concurrentiebeding mag niet worden ingezet om personeel vast te houden. De strategie van Brightsight is daar wel op gericht.
3.3.
Brightsight heeft [eiser] de afgelopen jaren belemmerd in zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Zijn salarisontwikkeling stagneert al enige tijd. Ondanks het feit dat hij goed functioneert weigert Brightsight hem salarisverhoging te geven. De toezeggingen die [naam leidinggevende] [eiser] in september 2021 heeft gedaan, op grond waarvan [eiser] het aanbod van Accenture heeft laten lopen, zijn niet nagekomen.
3.4.
Ook inhoudelijk wordt hij in zijn ontwikkelingsmogelijkheden geremd. [eiser] heeft vanaf het begin kenbaar gemaakt dat hij zich graag wil specialiseren in automotive. Brightsight is nauwelijks actief in die markt en [eiser] krijgt niet de gelegenheid om die markt te ontwikkelen. Weliswaar is hij in juni 2021 domeineigenaar van automotive geworden maar feitelijk kreeg hij geen mogelijkheden om daarin werkzaam te zijn. Keer of keer kreeg hij te horen dat hij zijn focus moest leggen bij de SBS-markt (Software Based Secure Solutions). In oktober 2021 heeft hij [naam leidinggevende] voorgesteld om automotive te combineren met de KPI’s voor 2022 maar dit werd afgewezen. In december 2021 bleek in verschillende gesprekken dat [eiser] zich moest richten op SBS en de key accounts. Wat automotive betreft werd voorgesteld dat [eiser] stand by zou zijn en support zou leveren als er een automotive aanvraag binnen zou komen via een van de SGS bedrijven. [eiser] heeft vervolgens voorgesteld dat hij in zijn eigen tijd zou proberen om automotive op te kaart te zetten tegen 2% extra salaris maar ook dat voorstel werd afgewezen.
3.5.
[eiser] was hierover erg teleurgesteld en heeft daarom gesolliciteerd bij Riscure, waar hij zich wel volledig op automotive kan concentreren. Hij wordt bij Riscure medeverantwoordelijk voor automotive en kan bijdragen aan de strategie en missie om die markt de komende drie jaar flink te laten groeien. Bij Riscure krijgt hij een aanzienlijke salarisverhoging van bijna 15% en de mogelijkheid om verdere salarisstappen te maken als de jaarlijkse doelstellingen van het automotive team gerealiseerd worden. Ook krijgt hij de kans om door te groeien naar een Director positie binnen het automotive team. Riscure biedt dus kansen die Brightsight hem niet biedt.
3.6.
[eiser] heeft dan ook een zwaarwegend belang om bij Riscure in dienst te treden. Dit belang dient zwaarder te wegen dan het belang van Brightsight bij handhaving van het concurrentiebeding. De gevoelige informatie waarop Brightsight zich beroept wordt al beschermd door het geheimhoudingsbeding. [eiser] is bij Brightsight feitelijk niet werkzaam geweest in de automotive branche en heeft dus ook geen specifieke kennis op dat gebied. Bovendien geldt bij Brightsight een ‘need to know’-policy, hetgeen inhoudt dat een werknemer niet meer weet dan strikt noodzakelijk is voor zijn functie.

4.Verweer

4.1.
Brightsight heeft verweer gevoerd. Zij heeft daartoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.2.
Zij betwist dat [eiser] zou zijn belemmerd in zijn carrièremogelijkheden. [eiser] heeft sinds zijn indiensttreding een mooie carrière doorgemaakt en diverse salarisstappen gemaakt. Op 1 januari 2020 is hij bevorderd naar de functie van [functie] . Dat hij op 1 januari 2021 geen salarisstap maakte kwam doordat hij toen net een jaar in zijn nieuwe functie werkzaam was en nog groei moest laten zien. Wel kreeg hij de vaste jaarlijkse verhoging van 3%. Met ingang van 1 januari 2022 is hij bevorderd naar schaal H en heeft hij daarnaast een individuele salarisverhoging gekregen. Brightsight is de toezeggingen die [naam leidinggevende] in september 2021 aan [eiser] heeft gedaan dan ook nagekomen.
4.3.
Brightsight is, anders dan [eiser] stelt, ook actief op de automotive markt. Deze markt is nog in ontwikkeling waardoor het aanbod van service nog niet voldoende voldragen is om te kunnen aanbieden. Dat neemt niet weg dat automotive een belangrijk strategisch domein is. Brightsight geeft [eiser] ook de mogelijkheid om zich hierop toe te leggen. [eiser] is domeineigenaar geworden en heeft een cursus kunnen volgen. Niet juist is dat [eiser] feitelijk niet de mogelijkheid kreeg om zich hiermee bezig te houden. Dit blijkt ook niet uit de door hem overgelegde producties. [eiser] is geruime tijd betrokken geweest bij aanbiedingen in het automotive domein. Onjuist is dat bij het PDA 2021 zou zijn gezegd dat hij geen tijd in automotive zou mogen steken. Het gesprek over de verdeling van de targets zouden pas later plaatsvinden. Daarover zijn in het PDA-gesprek geen afspraken gemaakt.
4.4.
Brightsight betwist verder dat het aanbod van Riscure zodanig is dat het belang van [eiser] bij vernietiging van het concurrentiebeding zwaarder zou moeten wegen dan het belang van Brightsight. [eiser] is bij Brightsight immers domeineigenaar automotive geworden en heeft ook feitelijk voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in die markt. [eiser] heeft recent een schaalverhoging gekregen waardoor een aanzienlijke salarisstijging mogelijk is die niet veel onderdoet voor het door Riscure geboden salaris.
4.5.
Brightsight heeft een zwaarwegend belang bij handhaving van het concurrentiebeding. [eiser] heeft als [functie] de beschikking over zeer gevoelige bedrijfsinformatie en een gedetailleerde kennis van de producten, klanten en services van Brightsight. Voorkomen moet worden dat deze informatie bij Riscure, die zich op dezelfde markt begeeft en dus een grote concurrent is, terecht komt. Indien de specifieke bedrijfsgevoelige kennis van [eiser] bij Riscure terechtkomt zal dit het bedrijfsdebiet van Brightsight op onaanvaardbare wijze raken en dit zou zeer schadelijk voor Brightsight zijn. Het zou Riscure ook een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel opleveren.

5.Beoordeling

5.1.
Het spoedeisende belang van [eiser] is aannemelijk geworden nu hij op korte termijn bij Riscure in dienst kan treden en hij gebaat is bij duidelijkheid over het concurrentiebeding.
5.2.
Een vordering in kort geding is alleen toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat die toewijzing in overeenstemming zal zijn met een oordeel in een bodemprocedure. De kantonrechter dient daarom te beoordelen of een vordering tot vernietiging van het concurrentiebeding in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop de toewijzing van de gevorderde schorsing van het concurrentiebeding gerechtvaardigd is. Daarbij dient te worden uitgegaan van de gestelde en ter zitting gebleken feiten waarbij toetsing maar beperkt mogelijk is, aangezien een kort geding procedure zich naar haar aard niet goed leent voor nadere bewijslevering. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil.
5.3.
Op grond van artikel 7:653 lid 3 BW kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Alleen in het bevestigende geval kan er aanleiding zijn het beding in kort geding geheel of gedeeltelijk te schorsen. Dat betekent dat een afweging moet worden gemaakt tussen enerzijds het belang van Brightsight op bescherming van haar bedrijfsdebiet en anderzijds het belang van [eiser] om bij Riscure in dienst te treden.
5.4.
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van een werkgever te beschermen. Het gaat daarbij om het beschermen van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie en/of het voorkomen dat een ex-werknemer bepaalde, al dan niet door hem onderhouden relaties met gebruikmaking van de door hem via zijn ex-werkgever bij die relaties verworven bekendheid meeneemt naar zijn nieuwe werkgever, met wie de ex-werkgever in een concurrentieverhouding staat. Het concurrentiebeding is daarmee niet bedoeld om - al dan niet in een krappe arbeidsmarkt - werknemers te binden. Het binden van personeel en het voorkomen van precedentwerking maakt daarom op zichzelf geen onderdeel uit van het met een concurrentiebeding te beschermen belang van de werkgever en kan dan ook in de hier aan de orde zijnde belangenafweging niet in relevante mate ten gunste van de werkgever wegen. De enkele omstandigheid dat een werknemer vertrekt naar een concurrent betekent nog niet dat een werkgever (rechtstreeks) in zijn debiet is aangetast. Van zo’n aantasting is pas sprake als de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de voormalige werkgever in het voordeel is doordat de werknemer essentiële informatie meeneemt over producten, diensten en/of werkprocessen dan wel doordat de werknemer zodanige klantbinding heeft dat bepaalde klanten overstappen van de oude naar de nieuwe werkgever (zie Hof Amsterdam 16 februari 2021 ECLI:NL:GHAMS:2021:513).
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Brightsight voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij de handhaving van het concurrentiebeding. Brightsight heeft aangevoerd dat [eiser] als [functie] beschikt over gedetailleerde kennis van de Brightsight-producten en services, prijsinformatie, opbouw van marges en specifieke leveringsvoorwaarden, hij weet welke business opportunity’s er bij bestaande en nieuwe klanten zijn en heeft deze ook uitgezet, hij is betrokken bij strategische beslissingen, is op de hoogte van marketingstrategieën, heeft kennis van productontwikkelingen en van de wijze waarop Brighsight haar klanten bedient. [eiser] heeft dit betwist. Volgens hem is de bedrijfsgevoelige informatie waarover hij beschikt beperkt. Deze betwisting lijkt echter strijdig met de door [eiser] opgestelde, en bij dagvaarding overgelegde presentaties die hij heeft gegeven, zijn mededeling in de e-mail van 28 juni 2021 dat de domeinhouder een ‘deep and broad knowledge about the TAM’ (waarbij TAM staat voor Total Addressable Market, de totale beschikbare markt) heeft, de bedrijfsinformatie die hij in de dagvaarding (nr. 27) noemt en die hij in zijn pleitnota aanhaalt (nr.19). Afgezien daarvan lijkt zijn stelling dat hij niet over bedrijfsgevoelige informatie beschikt, gelet op zijn positie als [functie] en het bijbehorende salaris, weinig aannemelijk. [eiser] stelt dat bij Brightsight een zogenaamde ‘need to know’-policy zou gelden die inhoudt dat een werknemer niet meer informatie krijgt dan voor de uitoefening van zijn functie noodzakelijk is, maar dit is door Brightsight gemotiveerd betwist. Volgens Brightsight geldt het ‘need to know’-beginsel voor [eiser] alleen in zijn huidige tijdelijke functie waarin hij gedurende het kort geding is geplaatst. De kantonrechter overweegt hierover dat het, gelet op de aard van de functie van [functie] , weinig aannemelijk lijkt dat [eiser] alleen over strikt noodzakelijke informatie zou kunnen beschikken. [eiser] heeft ook geen stukken overgelegd waaruit de juistheid van die stelling blijkt. De stelling is bovendien in strijd met de eerdere mededeling van [eiser] dat hij een ‘deep and broad knowledge’ heeft.
5.6.
[eiser] heeft benadrukt dat hij zich bij Riscure uitsluitend met automotive zal bezighouden waarvan hij tot nu toe weinig kennis heeft. Het aanbod om hem in dienst te nemen is niet gebaseerd op zijn kennis van automotive maar op zijn enthousiasme hiervoor. Dat hij over weinig voor Riscure belangwekkende kennis zou beschikken baseert [eiser] op het feit dat hij pas sinds juni 2021 domeinhouder automotive is en sindsdien weinig aandacht aan dit terrein heeft besteed, enerzijds doordat automotive bij Brightsight niet veel aandacht krijgt en anderzijds doordat hij zich van zijn leidinggevende moest focussen op andere terreinen.
5.7.
De kantonrechter kan [eiser] hierin niet volgen. Vaststaat dat Riscure zich niet alleen richt op automotive maar dat zij in de volle breedte van het werkterrein als concurrent van Brighsight is aan te merken. Daarom is Riscure ook met zoveel woorden in het concurrentiebeding genoemd. Niet aannemelijk is daarom dat de (algemene) kennis die [eiser] over Brightsight heeft voor Riscure niet van belang zou kunnen zijn. Daar komt bij dat ook niet zonder meer aannemelijk is dat [eiser] bij Brightsight geen enkele kennis van automotive zou hebben opgedaan. Uit de overgelegde producties blijkt dat Brightsight zich wel degelijk richt op automotive en tracht om zich daarin te ontwikkelen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de website van Brightsight (productie 2 van Brightsight) en de presentatie van 31 augustus 2021 (productie 3 van Brightsight) waarin automotive als speerpunt wordt genoemd. [eiser] was sinds juni 2021 als domeinhouder verantwoordelijk voor automotive. Ook als de stelling dat dit onderdeel binnen Brightsight nog onvoldoende aandacht krijgt juist zou zijn, is het niet zonder meer aannemelijk dat de kennis die [eiser] heeft over de ontwikkelingen hierin bij Brightsight voor Riscure niet van belang zou kunnen zijn. Onvoldoende gemotiveerd betwist is immers dat [eiser] na de overdracht van het domein met verschillende key-accounts aan het werk was en ook betrokken was bij aanbiedingen aan klanten die (ook) binnen de automotive werkzaam zijn.
5.8.
Tegenover het belang van Brighsight om haar bedrijfsdebiet te beschermen staat het belang van [eiser] om een nieuwe wending aan zijn carrière te geven en zich bij Riscure volledig toe te leggen op automotive. Voldoende aannemelijk is dat de functie bij Riscure voor [eiser] zowel inhoudelijk als financieel interessant is. [eiser] kan echter niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij door Brightsight zodanig in zijn mogelijkheden wordt beperkt dat daarin een zwaarwegend belang is gelegen om te vertrekken. Dat [eiser] vóór september 2020 al kenbaar had gemaakt dat hij zich op automotive wilde toeleggen blijkt niet uit de overgelegde producties. Vaststaat dat toen de positie van domeinhouder automotive vrij kwam deze aan [eiser] is aangeboden en dat [eiser] een cursus op dit terrein heeft kunnen volgen. Dat het domeinhouderschap, zoals [eiser] stelt, helemaal niets inhield acht de kantonrechter, zoals hiervoor is overwogen, niet aannemelijk. Dat de toezeggingen die [naam leidinggevende] in september 2021 aan [eiser] heeft gedaan niet zijn nagekomen is evenmin gebleken. [eiser] heeft immers een schaalverhoging en een individuele loonsverhoging gekregen en mocht zich blijkens het PDA 2021 ook richten op automotive. [eiser] stelt weliswaar dat [naam leidinggevende] bij het PDA zou hebben gezegd dat hij geen tijd in automotive mocht steken, maar dit wordt door Brightsight betwist en [eiser] heeft geen stukken overgelegd waaruit de juistheid van zijn stelling blijkt. Dat zijn salarisontwikkeling zou stagneren is evenmin gebleken. Vaststaat immers dat [eiser] ieder jaar een vaste verhoging heeft ontvangen, dat hij met ingang van 1 januari 2022 in een hogere schaal is geplaatst en dat hij daarnaast een individuele loonsverhoging heeft ontvangen. De opstelling van Brightsight jegens [eiser] is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen omstandigheid die in de belangenafweging een rol moet spelen.
5.9.
Dat, zoals [eiser] stelt, Brigtsight al haar werknemers aan het concurrentiebeding houdt speelt in belangenafweging evenmin een rol. Het gaat immers om een individuele afweging van het belang van [eiser] ten opzichte van dat van Brightsight. Evenmin is relevant dat Brightsight, zoals [eiser] stelt, zelf wel werknemers van Riscure in dienst neemt. Het feit dat Riscure werknemers die bij Brightsight in dienst willen treden niet aan een concurrentiebeding houdt, doet op zichzelf immers niet af aan de bevoegdheid van Brightsight om dat wel te doen.
5.10.
[eiser] heeft voorts aangevoerd dat het belang van Brightsight bij bescherming van het bedrijfsdebiet voldoende gewaarborgd is door een relatiebeding en/of een geheimhoudingsbeding. Brightsight heeft dit betwist en erop gewezen dat overtreding van dergelijke bedingen in de praktijk moeilijk zijn vast te stellen en dat het praktisch niet te voorkomen is dat [eiser] van zijn kennis over Brightsight gebruik maakt in zijn nieuwe functie. [eiser] heeft niet nader onderbouwd hoe Brightsight zou kunnen controleren of hij zijn specifieke kennis over de producten, services en prijzen van Brightsight met Riscure deelt. Dat met een relatiebeding of geheimhoudingsbeding zou kunnen worden volstaan is dan ook niet aannemelijk.
5.11.
Op grond van het hiervoor overwogene dient het belang van Brightsight bij de handhaving van het concurrentiebeding zwaarder te wegen dan het belang van [eiser] om bij Riscure in dienst te treden. Weliswaar wordt [eiser] door het concurrentiebeding in zijn belangen geschaad maar dit is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet zodanig dat dit – in verhouding tot het belang van Brightsight – als onbillijk moet worden aangemerkt. Op grond daarvan acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat de bodemrechter in een eventueel door [eiser] aan te spannen bodemprocedure tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding zou overgaan. Dit gevorderde schorsing is dan ook niet toewijsbaar. Datzelfde geldt voor de onder 2. gevorderde matiging van de boete.
5.12.
[eiser] heeft subsidiair gevorderd om Brighsight te veroordelen tot betaling van een maandelijkse vergoeding. Op grond van art. 7:653 lid 5 BW kan de rechter bepalen dat de werkgever de werknemer een vergoeding moet betalen voor de duur van de beperking, indien de werknemer door het concurrentiebeding in belangrijke mate wordt belemmerd om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn. Dat sprake is van een belangrijke belemmering om anders dan in dienst van Brightsight werkzaam te zijn is echter niet gebleken. [eiser] heeft immers in september 2021 een uitstekend aanbod gekregen van Accenture en heeft ook niet betwist dat hij binnen de ICT en cybersecurity een zeer goed arbeidsperspectief heeft. Voor toekenning van een vergoeding bestaat dan ook geen aanleiding.
5.13.
Meer subsidiar heeft [eiser] gevorderd om Brightsight te veroordelen om hem weer toe te laten tot zijn functie van [functie] . Brightsight heeft hierover aangevoerd dat [eiser] gedurende het kortgeding in de functie van [functie] is geplaatst en dat hij, indien hij bij Brightsight blijft werken, terug kan keren naar zijn oude functie, zoals ook blijkt uit de e-mails van Brightsight van 8 en 10 maart 2022. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat Brightsight deze toezegging niet zal nakomen. Bij een veroordeling heeft [eiser] dan ook onvoldoende belang. Dat betekent dat ook die vordering wordt afgewezen.
5.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze worden aan de zijde van Brightsight begroot op € 747,- aan salaris gemachtigde.

6.Beslissing

De kantonrechter, voorlopig oordelende in kort geding:
1. weigert de gevraagde voorzieningen;
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Brightsight vastgesteld op € 747,- aan salaris gemachtigde;
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Jongsma en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2022.