ECLI:NL:RBDHA:2022:3477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek functiewaarderingsonderzoek door minister van Defensie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een medewerker van het ministerie van Defensie, en de minister van Defensie. Eiser had verzocht om een functiewaarderingsonderzoek, omdat hij van mening was dat zijn werkzaamheden sinds 2018 substantieel waren veranderd en niet meer overeenkwamen met de functie Junior Selecteur/Voorlichter die hij bekleedde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser van 2016 tot 2017 de functie Selecteur/Voorlichter waarnam in de rang van Adjudant en vanaf 1 juni 2017 de functie Junior Selecteur/Voorlichter in de rang van Sergeant-Majoor. Eiser stelde dat zijn werkzaamheden na 2018 zwaarder waren geworden en dat hij extra taken had gekregen die niet tot zijn functie behoorden.

De rechtbank heeft het verzoek van eiser om functiewaarderingsonderzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van die van de functie Junior Selecteur/Voorlichter. De rechtbank wees erop dat er in 2017 een nieuwe functiebeschrijving was vastgesteld voor de functie Selecteur/Voorlichter, maar dat de rang van Adjudant ongewijzigd was gebleven. Eiser had niet kunnen aantonen dat zijn huidige werkzaamheden wezenlijk verschilden van de taken die bij de functie Junior Selecteur/Voorlichter hoorden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5407

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. de Haas),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigden: mr. S.R.M. van Haren en mr. B. van Vliet).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om functiewaarderingsonderzoek van eiser afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, in aanwezigheid van [A] en [B] .

Overwegingen

Wat aan het bestreden besluit voorafging
1. Eiser heeft van 2016 tot 2017 de functie Selecteur/Voorlichter waargenomen in rang van Adjudant. Vanaf 1 juni 2017 is eiser geplaatst in de functie van Junior Selecteur/Voorlichter in rang van Sergeant-Majoor. Hij houdt zich bezig met werving en selectie voor het DienstenCentrum Personeelslogistiek.
2. In 2018 heeft verweerder de werkzaamheden behorende bij de functie Junior Selecteur/Voorlichter uitgebreid. Het werk is hierdoor anders ingericht en de flexpool is opgeheven. Er is geen nieuwe functiebeschrijving van toepassing verklaard.
3. Eiser heeft op 20 juli 2020 een verzoek ingediend om een functiewaarderingsonderzoek te laten plaatsvinden, omdat zijn werkzaamheden in de praktijk overeen met de functie Selecteur/Voorlichter. Met dit verzoek wil eiser bereiken dat een dergelijk onderzoek alsnog wordt ingesteld en aan hem de rang van Adjudant wordt toegekend.
Het standpunt van partijen
4. Verweerder heeft het verzoek om functiewaarderingsonderzoek afgewezen, omdat niet is gebleken dat eiser sinds 2018 substantieel en structureel werkzaamheden heeft verricht die niet tot zijn functie behoren, maar tot de functie Selecteur/Voorlichter.
5. Eiser is het daar niet mee eens. Volgens eiser is zijn functie na 2018 zwaarder geworden en heeft hij extra werkzaamheden verricht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij verwezen naar twee e-mailberichten. In het e-mailbericht van 31 augustus 2021 heeft het hoofd van de afdeling bevestigd dat eisers werkzaamheden eind 2018 zijn uitgebreid en dat het initiatief voor deze uitbreiding bij de werkgever lag. Van de Junioren werd verwacht dat zij hun oude werkzaamheden zouden oppakken van voor de reorganisatie, de periode waar eiser de functie Selecteur/Voorlichter heeft waargenomen in rang van Adjudant. Verder blijkt uit het e-mailbericht van 3 maart 2021 dat de Junioren zich sinds 2018 niet meer alleen bezig houden met de arbeidsvoorwaardengesprekken maar met alle werkzaamheden binnen het aanstellingstraject, evenals de Selecteur/Voorlichter. Op grond van de functiebeschrijving wordt van een Junior Selecteur/Voorlichter slechts verwacht dat de hij een bijdrage levert aan het selectietraject. Gelet hierop is eisers huidige functie niet meer in lijn met de werkzaamheden die hij verricht en moet zijn functie opnieuw worden beschreven en gewaardeerd.
Het oordeel van de rechtbank
6. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter gaat het bij een verzoek om functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Het is aan eiser om dat aannemelijk te maken. [1]
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van die van de functie Junior Selecteur/Voorlichter en in de kern overeenkwamen met die van de functie Selecteur/Voorlichter. Weliswaar is het mogelijk dat er weinig verschil is tussen deze functies, maar er kan een onderscheid worden gemaakt in rang. Eiser is altijd werkzaam geweest in Sergeant-Majoorsfunctie. Vanuit die rang heeft hij van 2016 tot 2017 de functie Selecteur/Voorlichter waargenomen in rang van Adjudant.
De rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat de functie Selecteur/Voorlichter -zoals deze nu geldt- zwaarder en gecompliceerder is dan de functie Junior Selecteur/Voorlichter. De werkzaamheden van de functie Junior Selecteur/Voorlichter hebben zich vanaf 2018 meer uitgebreid, maar de kern van de werkzaamheden is daarmee niet wezenlijk veranderd. Daarbij is van belang dat ook vóór de uitbreiding van de werkzaamheden in 2018 het adviseren van de medior of senior Selecteur/Voorlichter een onderdeel van de functie was.
Dat de werkzaamheden tussen beide functies overlappen en de verantwoordelijkheid behorende bij de functie Junior Selecteur/Voorlichter is toegenomen, betekent niet dat om die reden tot functieonderhoud moet worden overgegaan.
8. Eiser stelt dat zijn werkzaamheden in de praktijk overeenkomen met de functie Selecteur/Voorlichter, die hij voor de reorganisatie heeft waargenomen. Daarover overweegt de rechtbank dat er in 2017 een nieuwe functiebeschrijving van toepassing is verklaard voor de functie van Selecteur/Voorlichter. Hierbij zijn enkele werkzaamheden gewijzigd, maar is de rang van Adjudant ongewijzigd gebleven. Er kan daarom niet worden getoetst of de werkzaamheden die eiser van 2016 tot 2017 in de functie Selecteur/Voorlichter heeft waargenomen overeenkomen met de werkzaamheden behorende bij de huidige functie Selecteur/Voorlichter. Gelet op het voorgaande kunnen de beroepsgronden niet slagen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 februari 2010, LJN BL6876.