ECLI:NL:RBDHA:2022:3477
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek functiewaarderingsonderzoek door minister van Defensie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een medewerker van het ministerie van Defensie, en de minister van Defensie. Eiser had verzocht om een functiewaarderingsonderzoek, omdat hij van mening was dat zijn werkzaamheden sinds 2018 substantieel waren veranderd en niet meer overeenkwamen met de functie Junior Selecteur/Voorlichter die hij bekleedde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser van 2016 tot 2017 de functie Selecteur/Voorlichter waarnam in de rang van Adjudant en vanaf 1 juni 2017 de functie Junior Selecteur/Voorlichter in de rang van Sergeant-Majoor. Eiser stelde dat zijn werkzaamheden na 2018 zwaarder waren geworden en dat hij extra taken had gekregen die niet tot zijn functie behoorden.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om functiewaarderingsonderzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van die van de functie Junior Selecteur/Voorlichter. De rechtbank wees erop dat er in 2017 een nieuwe functiebeschrijving was vastgesteld voor de functie Selecteur/Voorlichter, maar dat de rang van Adjudant ongewijzigd was gebleven. Eiser had niet kunnen aantonen dat zijn huidige werkzaamheden wezenlijk verschilden van de taken die bij de functie Junior Selecteur/Voorlichter hoorden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.