ECLI:NL:RBDHA:2022:3463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/09/628054 / KG RK 22-449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek in civiele procedure

Op 14 april 2022 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. C.W.D. Bom, rechter in de rechtbank Den Haag. Het verzoek was ingediend in het kader van de hoofdzaak met kenmerk 9733489 RP 22-50108. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H.J. Körver, en de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. van der Steen, waren betrokken bij deze procedure. De rechter had eerder bemoeienis gehad met de zaak of met partijen, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verschoningsverzoek op 13 april 2022.

De rechtbank oordeelde dat een verschoningsverzoek niet ter zitting hoeft te worden behandeld, in tegenstelling tot een wrakingsverzoek. De rechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er uitzonderlijke omstandigheden zijn die de schijn van partijdigheid kunnen oproepen. Gelet op de aangevoerde argumenten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot verschoning terecht is ingediend. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen om de schijn van partijdigheid te vermijden.

De beslissing van de verschoningskamer houdt in dat het verzoek tot verschoning wordt toegewezen, en dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indiening van het verschoningsverzoek. Tevens is bepaald dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Verschoningskamer
Verschoningsnummer: 2022/9
Zaak-/rekestnummer: C/09/628054 / KG RK 22-449
Beslissing van 14 april 2022
van de meervoudige verschoningskamer van de rechtbank op het verzoek van
mr. C.W.D. Bom,
rechter in de rechtbank Den Haag,
hierna de rechter,
belast met de behandeling van de hoofdzaak met kenmerk 9733489 RP 22-50108 van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. P.H.J. Körver te Den Haag,
tegen
[verweerder] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. C.A. van der Steen te Tilburg,
en in de hoofdzaak met kenmerk 9743060 RP 22-50111 van:
[verzoeker] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. C.A. van der Steen te Tilburg,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. P.H.J. Körver te Den Haag,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verschoningsverzoek van 13 april 2022.
1.2.
Een verschoningsverzoek hoeft, anders dan een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting te worden behandeld. Het verzoek is daarom niet ter zitting behandeld.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
De rechter heeft het verschoningsverzoek op het volgende gebaseerd:
 de rechter heeft eerdere bemoeienis gehad met de zaak of met partijen.

3.De beoordeling

3.1.
Uitgangspunt is dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen een aanwijzing opleveren dat een rechter ten opzichte van een partij vooringenomen is of dat daarvoor een terechte vrees bestaat. Ook de uiterlijke schijn kan daarbij een rol spelen.
3.2.
Gelet op hetgeen de rechter heeft aangevoerd, is het verschoningsverzoek terecht ingediend. Zo wordt de schijn van partijdigheid vermeden. Het verzoek zal dus worden toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat verschoningsverzoek werd ingediend;
4.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
* de rechter;
* alle in de aanhef van deze uitspraak genoemde betrokken partijen.
Deze beslissing is genomen in raadkamer op 14 april 2022 door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier.