Uitspraak
Rechtbank den haag
verzoeker,
advocaat mr. P.H.J. Körver te Den Haag,
verweerder,
verzoekster,
verweerder,
advocaat mr. P.H.J. Körver te Den Haag,
Rechtbank Den Haag
Op 14 april 2022 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. C.W.D. Bom, rechter in de rechtbank Den Haag. Het verzoek was ingediend in het kader van de hoofdzaak met kenmerk 9733489 RP 22-50108. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H.J. Körver, en de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. van der Steen, waren betrokken bij deze procedure. De rechter had eerder bemoeienis gehad met de zaak of met partijen, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verschoningsverzoek op 13 april 2022.
De rechtbank oordeelde dat een verschoningsverzoek niet ter zitting hoeft te worden behandeld, in tegenstelling tot een wrakingsverzoek. De rechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er uitzonderlijke omstandigheden zijn die de schijn van partijdigheid kunnen oproepen. Gelet op de aangevoerde argumenten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot verschoning terecht is ingediend. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen om de schijn van partijdigheid te vermijden.
De beslissing van de verschoningskamer houdt in dat het verzoek tot verschoning wordt toegewezen, en dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indiening van het verschoningsverzoek. Tevens is bepaald dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter.