ECLI:NL:RBDHA:2022:3448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/09/609617 / FA RK 21-2111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van geboorteakte en voornaamswijziging na vermeende babywissel in Sri Lanka

In deze zaak verzoekt de verzoekster, die in Sri Lanka is geadopteerd door een Nederlands echtpaar, om verbetering van haar geboorteakte en wijziging van haar voornaam. De verzoekster stelt dat zij slachtoffer is van een babywissel, waarbij zij als baby is omgewisseld met een andere baby. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een babywissel, maar oordeelt dat het doorhalen van de geboorteakte in dit geval onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank heeft daarom de verbetering van de geboorteakten van de verzoekster en haar kinderen gelast en de voornaamswijziging toegewezen. De kosten van het DNA-onderzoek zijn ten laste van de Rijkskas gebracht, en de rechtbank heeft geen proceskosten aan de ambtenaar van de burgerlijke stand opgelegd. De zaak is behandeld op 24 februari 2022, waarbij de verzoekster en haar advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de ambtenaar. De rechtbank heeft besloten om een DNA-onderzoek te bevelen om de verwantschap tussen de verzoekster en haar adoptiefbroer vast te stellen, en houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de uitkomst van dit onderzoek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-2111
Zaaknummer: C/09/609617
Datum beschikking: 14 april 2022

Verbetering akte register burgerlijke stand /voornaamswijziging

Beschikking op het op 25 maart 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. I.C. van Krimpen te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ,
zetelend te [gemeente] ,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 8 april 2021, met bijlagen, van de zijde van verzoekster;
- de brief van 11 juni 2021, met bijlagen, van de zijde van de ambtenaar;
- de brief van 10 juli 2021, met bijlagen, van de zijde van verzoekster;
- de brief van 30 augustus 2021 van de zijde van de ambtenaar;
- de brief van 22 februari 2022, met bijlagen, van de zijde van verzoekster.
Op 24 februari 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat en [naam 5] namens de ambtenaar. Van de zijde van verzoekster zijn pleitnotities overgelegd.
Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 3 maart 2022 van de zijde van verzoekster;
- de brief van 18 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van verzoekster.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot
primair:
- verbetering van de geboorteakte nummer [nummer 1] van het jaar 1988, ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [gemeente] op [datum 1] 1988;
subsidiair:
  • vaststelling van de geboortegegevens van verzoekster;
  • de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te gelasten de geboorteakte te verbeteren dan wel een vervangende geboorteakte op te maken en in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
primair en subsidiair:
  • wijziging van de voornaam van verzoekster in ‘ [voornaam 5] ’;
  • de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te veroordelen in de proceskosten;
  • uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking of een deel daarvan.
Verzoekster heeft daartoe gesteld dat zij het slachtoffer is geworden van verduistering van staat in Sri Lanka. Op [geboortedatum 1] 1985 is in het ziekenhuis [ziekenhuis] , Sri Lanka baby [voornaam 2] geboren. Bij uitspraak van de districtsrechtbank te [plaats 1] , Sri Lanka van [datum 2] 1985, is het echtpaar [y] en [X] , bevoegd verklaard deze baby [voornaam 2] te adopteren.
Verzoekster stelt dat toen bleek dat baby [voornaam 2] te ziek was om mee te kunnen nemen naar Nederland, voornoemd echtpaar, haar adoptieouders, uiteindelijk niet baby [voornaam 2] hebben meegenomen naar Nederland, maar dat zij vanuit Stichting [stichting] een andere baby genaamd [voornaam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1985 in het ziekenhuis van [plaats 2] te Sri Lanka, hebben meegekregen en ook hebben meegenomen naar Nederland. Verzoekster is baby [voornaam 3] . Verzoekster is als [voornaam 2] in Nederland nog een keer geadopteerd door de adoptieouders. Baby [voornaam 3] is in Nederland ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand met de geboorteakte van [voornaam 2] .
De ambtenaar heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Verzoekster heeft zich op [datum 3] 1985, komende vanuit Sri Lanka, gevestigd in [plaats 3] .
  • Na de vestiging in [plaats 3] is een geboorteakte overgelegd waarbij de namen [verzoekster] , geboortedatum [geboortedatum 1] 1985 en overige gegevens op de persoonskaart van verzoekster zijn opgenomen en voor echt gewaarmerkt door de daarvoor aangewezen ambtenaar.
  • Er is op [plaats 3] 1988 een Sri Lankaanse geboorteakte met nummer [nummer 1] ingeschreven en opgenomen in het geboorteregister van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
  • Er is een adoptieakte met nummer [nummer 2] opgemaakt en opgenomen in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] . In deze akte is opgenomen: Bij vonnis van de rechtbank te [plaats 4] van [datum 5] 1987, welk vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen op [datum 5] 1987, is de adoptie uitgesproken van een kind van het vrouwelijk geslacht genaamd: [naam 6] , geboren te [geboorteplaats] , Sri Lanka, op [geboortedatum 1] 1985, wonende te [plaats 3] . Dit kind is geadopteerd door [y] en: [X] , beiden wonende te [plaats 3] . Door deze adoptie verkreeg het kind de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’; tevens is bij voormeld vonnis de voornaamswijziging gelast van dit kind in de voornamen: ‘ [voornamen] ’.
  • In een Medical Report van [datum 6] 1985 opgesteld door Dr. [naam 8] , Medical Registrar, is opgenomen dat baby [voornaam 2] , geboren op [geboortedatum 1] 1985 te [geboorteplaats] , Sri Lanka, is geboren als onderdeel van een tweeling.

Beoordeling

Verzoekster heeft het volgende naar voren gebracht.
De adoptieouders van verzoekster zijn in 1985 een adoptieprocedure gestart via een Nederlandse adoptiebemiddelaar, Stichting [stichting] . Zij zijn op [datum 7] 1985 naar [plaats 1] , Sri Lanka afgereisd om hun twee adoptiekinderen, de tweeling [voornaam 6] en [voornaam 2] , op te halen. In Sri Lanka zijn de adoptieouders op een advocatenkantoor voorgesteld aan de moeder van [voornaam 6] en [voornaam 2] . Volgens de adoptieouders zag [voornaam 2] er uitgedroogd, ondervoed en slecht uit. Zij hebben dit gemeld aan de verantwoordelijke advocaat en de vertegenwoordiger van Stichting [stichting] in Sri Lanka. De zorgen van de adoptieouders werden weggewuifd, omdat [voornaam 2] na de geboorte door een arts was onderzocht en gezond was bevonden. In de daaropvolgende week is de adoptie van [voornaam 6] en [voornaam 2] naar Sri Lankaans recht afgerond. Bij uitspraak van de districtsrechtbank te [plaats 1] , Sri Lanka, van [datum 2] 1985, zijn de adoptieouders bevoegd verklaard om de tweeling te adopteren. Baby [voornaam 2] heeft toen, naar Sri Lankaans recht, de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam] ’ en de voornamen ‘ [voornamen] ’ verkregen.
De tweeling is vervolgens door hun moeder, [naam 9] , op het advocatenkantoor overhandigd aan de adoptieouders. Baby [voornaam 2] bevond zich in een dermate slechte gezondheid dat de adoptieouders direct een dokter hebben bezocht. Baby [voornaam 2] werd vervolgens met spoed in het ziekenhuis opgenomen. De adoptieouders zijn met baby [voornaam 6] teruggegaan naar het hotel, omdat zij niet werden toegelaten in het ziekenhuis.
De dag voor de geplande terugkeer naar Nederland werd door de vertegenwoordiger van Stichting [stichting] aan de adoptieouders meegedeeld dat baby [voornaam 2] niet vervoerd mocht worden vanwege haar slechte gezondheidstoestand. Het vertrek naar Nederland is toen met twee dagen uitgesteld. Op [datum 8] 1985 deelde de vertegenwoordiger van Stichting [stichting] mee dat baby [voornaam 2] het niet zou redden. Hij had daarom een ander meisje voor de adoptieouders geregeld. De adoptieouders zijn opnieuw naar het advocatenkantoor gegaan, waar de moeder de baby aan de adoptieouders heeft overhandigd. De adoptieouders zijn dezelfde dag met deze baby(als baby [voornaam 2] ) en baby [voornaam 6] teruggekeerd naar Nederland. In Nederland is de andere baby met de adoptie- en geboorteakte van baby [voornaam 2] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] . Bij een latere brief heeft de heer [naam 10] het medical report van een baby [voornaam 3] aan de adoptieouders toegezonden. Verzoekster is er van overtuigd dat zij baby [voornaam 3] is.
Verzoekster wil dat haar juiste geboortegegevens, namelijk die van baby [voornaam 3] , op haar geboorteakte worden vermeld. Zij verzoekt daarom de geboorteakte te verbeteren in die zin dat haar voornaam komt te luiden: [voornaam 3] en dat de dag van geboorte wordt gewijzigd in [geboortedatum 2] 1985 en de plaats van geboorte in [plaats 2] , welke gegevens blijken uit het medisch rapport dat kort na de geboorte van [voornaam 3] is opgemaakt door een arts.
Verzoekster beroept zich verder op bewijsnood. Het is voor haar, gelet op de privacywetgeving in Sri Lanka niet mogelijk om officiële aktes te verkrijgen met betrekking tot [voornaam 3] , nu verzoekster geregistreerd staat als [voornaam 2] . Verzoekster verwijst naar de uitspraak van hof Den Haag van 16 juli 2008 (ECLI:NL:GHSGR:2008:BG6759 r.o. 5). Tot slot beroept verzoekster zich op artikel 8 EVRM, waarin het recht op haar identiteit wordt beschermd. Verzoekster heeft een complex trauma opgelopen aan haar verduistering van staat.
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat verzoekster en [voornaam 3] dezelfde persoon zijn. De Sri Lankaanse geboorteakte, de daarvan afgeleide Nederlandse ingeschreven geboorteakte en de adoptieakte vormen samen het bewijs waaruit de identiteit van verzoekster blijkt. De enkele aanname dat dit onjuist is, is geen doorslaggevend bewijs, maar slechts een vermoeden daarvan. De ambtenaar meent dat verzoekster een overlijdensakte van [voornaam 2] en een geboorteakte van [voornaam 3] dient over te leggen. Dit kan van verzoekster gevraagd worden nu de Nederlandse Staat daarin ondersteuning kan en wil bieden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Om te kunnen vaststellen dat de gegevens van verzoekster zoals deze nu luiden, niet juist zijn, en om vast te kunnen stellen hoe de gegevens van verzoekster dan wel moeten luiden, is nader bewijs nodig.
Op de zitting is besproken op welke wijze door verzoekster nader bewijs geleverd zou kunnen worden. Hierbij is aan de orde gekomen dat de rechtbank de adoptiefouders en -broer als getuigen zou kunnen horen. Ook is besproken dat een DNA-onderzoek aan kan tonen of verzoekster en haar broer aan elkaar verwant zijn.
In de brief van 18 maart 2022 is namens verzoekster medegedeeld dat zij wenst af te zien van nadere getuigenverklaringen en het uitvoeren van een DNA-onderzoek met haar adoptiefbroer. Omdat haar adoptiefvader naar een hospice wordt gebracht en de banden tussen verzoekster en haar adoptiefmoeder zijn verbroken, wenst zij de familiebanden niet (verder) te beschadigen door hen op te laten roepen voor het afleggen van een getuigenverklaring. Daarnaast kan verzoekster de hoge kosten van een DNA-onderzoek niet dragen. De emotionele en financiële belasting zijn op dit moment voor verzoekster te hoog. Verzoekster verzoekt de rechtbank daarom om te beslissen op haar verzoeken op grond van de reeds ingediende stukken en op dat wat op de zitting is besproken.
Om tot toewijzing van het verzoek van verzoekster te kunnen komen moet
in ieder gevalkomen vast te staan dat verzoekster niet als onderdeel van een tweeling is geboren en geadopteerd door de adoptiefouders. Dit is immers het belangrijkste argument waarop het verzoek is gestoeld. De rechtbank zal daarom een DNA-onderzoek bevelen waaruit blijkt of verzoekster een (tweeling)zus is van haar tevens geadopteerde broer [voornaam 6] (roepnaam [roepnaam] ) en daartoe een deskundige benoemen.
Gelet op de bijzondere situatie waarin verzoekster zich bevindt en gelet op het rapport van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie, waaruit volgt dat in de interlandelijke adoptiepraktijk tussen Sri Lanka en Nederland veel misstanden voorkwamen, acht de rechtbank het in dit specifieke geval passend dat de kosten van het DNA-onderzoek ten lasten van ‘s Rijks kas worden gebracht
De rechtbank zal een beslissing op de verzoeken aanhouden in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek. Indien uit dit onderzoek blijkt dat verzoekster, zoals zij stelt, niet de (tweeling)zus is van haar adoptiefbroer [voornaam 6] , dan zal de rechtbank op basis van die informatie opnieuw naar de door verzoekster ingediende stukken kijken en afwegen of voldoende informatie is verkregen om tot toewijzing van het verzoek te komen, waarbij de rechtbank de moeilijke bewijspositie van verzoekster in gedachten houdt.
De rechtbank houdt een beslissing op alle verzoeken aan tot na te noemen datum. De rechtbank overweegt reeds nu dat zij van oordeel is dat voldoende is gebleken van een zwaarwichtig belang bij toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging. De gevraagde voornaam is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek kan worden toegewezen. De rechtbank zal deze beslissing nog niet in het dictum van deze beschikking opnemen, maar te zijner tijd in de eindbeslissing.

Beslissing

De rechtbank:
beveelt een onderzoek door een deskundige van het DNA van:
1. [verzoekster] , geboren op [geboortedatum 1] 1985 te [geboorteplaats] , Sri Lanka, en
2. [naam 7] , geboren op [geboortedatum 1] 1985 te [geboorteplaats] , Sri Lanka,
en legt aan deze deskundige de vraag voor welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van het eventuele verwantschap van de onderzochte personen;
Voorschot door verzoekster als degene op wie bewijslast rust, tenzij zij een toevoeging heeft.
Zie verder onder dictum voor alternatief in geval van toevoeging.
benoemt tot deskundige die het onderzoek zal verrichten en de bovenstaande vraag zal beantwoorden:
een deskundige verbonden aan [organisatie] , [adres] , [postcode] [plaats 5] (telefoonnummer [telefoonnummer] ; er is tevens een afnamepunt in [plaats 6] );
beveelt dat verzoekster en haar broer binnen twee weken na de datum van deze beschikking telefonisch een afspraak maken met [organisatie] en daarbij aangeven welk afnamepunt, [plaats 5] of [plaats 6] , de voorkeur heeft;
Voorschot door verzoekster als degene op wie bewijslast rust, tenzij zij een toevoeging heeft.
Zie verder onder dictum voor alternatief in geval van toevoeging.
223 lid 2 Rv: Er wordt geen voorschot opgelegd aan de partij aan wie een toevoeging is verleend
of aan wie het vast recht gedeeltelijk in debet is gesteld. OVERWEGING: “Nu aan de ... een
toevoeging is verleend (m.m.: het vast recht gedeeltelijk in debet is gesteld), zal ... terzake van het
deskundigenonderzoek geen voorschot worden opgelegd.” En hieronder ex art. 225 lid 3 Rv in
DICTUM het volgende bepalen - voor de betreffende partij of voor beide pp (het laatste i.p.v. de
bepaling tot betaling van het voorschot) -:
bepaalt dat de kosten van het DNA-onderzoek ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht;
bepaalt dat de benoemde deskundige een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend
Een termijn van 3 maanden na dagtekening beschikkingbericht omtrent zijn onderzoek uiterlijk op 1 juli 2022, vergezeld van zijn declaratie zal zenden naar de griffie van deze rechtbank, team Familie, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zendt;
bepaalt dat verzoekster en de ambtenaar in de gelegenheid worden gesteld, voor zover daarop wordt prijs gesteld, binnen twee weken na ontvangst van het deskundigenrapport schriftelijk te reageren op de uitkomst van het DNA-onderzoek en op hetgeen dat betekent voor de beoordeling van het verzoek;
bepaalt dat indien verzoekster aan het hierbij bepaalde geheel of gedeeltelijk niet voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan;
HR 011289, NJ’90, 216: De man staat als vermoedelijke verwekker niet in een familierechterlijke
betrekking tot de minderjarige: De vaderschapsactie is uitsluitend een onderhoudsactie en juist
niet een afstammingsactie.
Compensatie van de proceskosten zou er toch weer een afstammingsfacet aan geven.
M.a.w.: Bij toewijzing van het verzoek wordt de man als de in het ongelijk gestelde partij in de
kosten van verzoekster veroordeeld.
houdt iedere verdere beslissing aan tot
1 juli 2022 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, J.M. Vink en C.S.F. de Nijs, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2022.