ECLI:NL:RBDHA:2022:3440
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een kantonrechter na einduitspraak in de hoofdzaken
Op 2 februari 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard, kantonrechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.B.G. Gelissen, en was gericht tegen de rechter die eerder einduitspraak had gedaan in de hoofdzaken. De procedure rondom de wraking begon met een schriftelijk verzoek dat op 24 januari 2022 was ingediend.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was, omdat het was ingediend nadat de rechter in de hoofdzaken al een einduitspraak had gedaan. De wet biedt geen mogelijkheid tot wraking na een einduitspraak, wat betekent dat verzoekster niet in het wrakingsverzoek kon worden ontvangen. De stelling van verzoekster dat zij pas na kennisname van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaken op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die grond zouden vormen voor het wrakingsverzoek, werd door de wrakingskamer niet gehonoreerd.
De wrakingskamer heeft besloten dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het recht op een mondelinge behandeling in de wet is bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien de omstandigheden van de zaak werd dit debat niet gevoerd. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk werd verklaard, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.