ECLI:NL:RBDHA:2022:3440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/09/624213 / KG RK 22-90
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een kantonrechter na einduitspraak in de hoofdzaken

Op 2 februari 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard, kantonrechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.B.G. Gelissen, en was gericht tegen de rechter die eerder einduitspraak had gedaan in de hoofdzaken. De procedure rondom de wraking begon met een schriftelijk verzoek dat op 24 januari 2022 was ingediend.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was, omdat het was ingediend nadat de rechter in de hoofdzaken al een einduitspraak had gedaan. De wet biedt geen mogelijkheid tot wraking na een einduitspraak, wat betekent dat verzoekster niet in het wrakingsverzoek kon worden ontvangen. De stelling van verzoekster dat zij pas na kennisname van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaken op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die grond zouden vormen voor het wrakingsverzoek, werd door de wrakingskamer niet gehonoreerd.

De wrakingskamer heeft besloten dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het recht op een mondelinge behandeling in de wet is bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien de omstandigheden van de zaak werd dit debat niet gevoerd. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk werd verklaard, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/1
zaak- /rekestnummer: C/09/624213 / KG RK 22-90
Beslissing van 2 februari 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde mr. J.B.G. Gelissen, advocaat te Sittard,
strekkende tot de wraking van
mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 24 januari 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummer 9495067 \ EJ VERZ 21-85920 en 9495103 \ EJ VERZ 21-85922, betreffende respectievelijk een verzoek tot onderbewindstelling en een verzoek tot het instellen van een mentorschap. Beide verzoeken zijn bij afzonderlijke beschikkingen van 8 december 2021 toegewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek is gedaan nadat de rechter in de hoofdzaken einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoekster niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Dit wordt niet anders door de stelling van verzoekster dat zij pas na kennisname van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaken kennis heeft genomen van de feiten en omstandigheden die grond vormen voor het wrakingsverzoek.
3.2.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar gemachtigde;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.