ECLI:NL:RBDHA:2022:344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/09/621036 / KG ZA 21-1112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van voorlopige gunningsbeslissing in aanbestedingsprocedure voor vertaaldiensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Translavic B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door verschillende ministeries. De eiseres, Translavic, heeft de Staat aangeklaagd wegens de voorlopige gunningsbeslissing van 1 november 2021, waarbij de gunning van twee percelen voor vertaaldiensten aan Taalcentrum-VU B.V. was voorbehouden. Translavic betoogde dat de gunningsbeslissing niet voldeed aan de motiveringsverplichtingen en dat er sprake was van schending van het gelijkheids- en transparantiebeginsel, omdat de inschrijvingen door verschillende beoordelingsteams waren beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat de gunningsbeslissing onvoldoende heeft gemotiveerd, met name ten aanzien van de scores die aan Translavic zijn toegekend op de kwalitatieve subgunningscriteria. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorlopige gunningsbeslissing om motiveringsgebreken niet in stand kan blijven en heeft de Staat opgedragen om de gunningsbeslissing in te trekken en een herbeoordeling van de inschrijvingen uit te voeren. Tevens is de Staat veroordeeld in de proceskosten van Translavic.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/621036 / KG ZA 21-1112
Vonnis in kort geding van 13 januari 2022
in de zaak van
Translavic B.V.te Rijssen,
eiseres,
advocaten mrs. A.B.B. Gelderman en L.J. Vermeulen te Enschede,
tegen:

1.de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid),

2. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),

3. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, meer in het bijzonder het Bestuursdepartement LNV),

4. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, meer in het bijzonder de Codex Alimentarius Vergadering),

5. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, meer in het bijzonder de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit),

6. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat),

7. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder het Agentschap Telecom),

8. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder de Autoriteit Consument en Markt (ACM)),

9. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder het Bestuursdepartement EZK),

10. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder het Centraal Planbureau),

11. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder de Baten-Lastendienst ICT Uitvoering (DICTU)),

12. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG)),

13. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)),

14. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, meer in het bijzonder de Staattoezicht op de Mijnen (SodM)),

alle te Den Haag,
gedaagden,
advocaten mrs. J.E. Palm en A. Hijmans van den Bergh te Den Haag.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘Translavic’ en gedaagden gezamenlijk als ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 november 2021, met producties 1 tot en met 8;
- de brief van mr. Gelderman van 15 december 2021, met producties 9 en 10;
- de conclusie van antwoord, met productie 1;
- de op 3 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Translavic pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Staat heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor vertaaldienstverlening ten behoeve van diverse onderdelen van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: ‘de Opdracht’).
2.2.
In het ten behoeve van deze aanbestedingsprocedure opgestelde Beschrijvend Document van 20 mei 2021 (hierna: ‘het Beschrijvend Document’) worden bedoelde onderdelen van de genoemde ministeries aangeduid als de deelnemers aan de aanbesteding. De aanbesteding is verdeeld in twee percelen: perceel 1 betreft vertaaldienstverlening ten behoeve van alle deelnemers behoudens de ACM en het CPB. De vertaaldienstverlening voor die twee deelnemers vormt perceel 2.
2.3.
In paragraaf 1.4.2 van het Beschrijvend Document valt te lezen dat een van te bereiken doelstellingen is het verkrijgen van kwalitatief goede vertaaldienstverlening door de inzet van uitsluitend ISO 17100 of gelijkwaardig gecertificeerde vertaalbureaus. Blijkens paragraaf 1.5.3 van het Beschrijvend Document wordt beoogd te komen tot het sluiten van één overeenkomst per perceel met één opdrachtnemer die de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) heeft uitgebracht. De EMVI wordt vastgesteld op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding, waarbij kwaliteit voor 60% en prijs voor 40% meetelt. In de bijlagen 8A (perceel 1) en 8B (perceel 2) bij het Beschrijvend Document zijn de gunningscriteria beschreven en de wijze waarop deze worden beoordeeld.
2.4.
In paragraaf 1.5.5 van het Beschrijvend Document valt te lezen dat voor de aanbestede dienstverlening geen gebruik wordt gemaakt van individuele zelfstandige vertalers, omdat dit kan leiden tot fictieve arbeidsovereenkomsten tussen de opdrachtnemer en de deelnemers. Om die reden zullen alleen overeenkomsten worden gesloten met vertaalbureaus, waarbij individuele vertalers zich kunnen aansluiten. Tevens in deze paragraaf beschreven dat de aanbesteding vertaaldienstverlening betreft voor drie talen en een groep overige talen. Te lezen valt dat voor wat betreft perceel 1 de taal Engels goed is voor 75% van de Opdracht en dat dit percentage voor wat betreft perceel 2 hoger ligt.
2.5.
In paragraaf 1.5.7 van het Beschrijvend Document is bepaald dat een inschrijver op beide percelen kan inschrijven maar in principe maar één perceel gegund kan krijgen. Indien één inschrijver op beide percelen de inschrijving met de beste prijs/kwaliteitverhouding heeft gedaan, geldt – voor zover thans van belang – als volgorde van gunning dat de inschrijver met de hoogste eindscore op beide percelen perceel 1 gegund krijgt en dat perceel 2 wordt gegund aan de inschrijver met de op één na hoogste eindscore op dat perceel. Indien blijkt dat de inschrijver met de op één na hoogste eindscore op perceel 2 een kwaliteitsscore heeft behaald die tenminste 25% lager is dan de inschrijver met de hoogste eindscore, behoudt de Staat zich het recht voor beide percelen aan laatstgenoemde inschrijver te gunnen.
2.6.
In paragraaf 2.11 van het Beschrijvend Document is bepaald dat de inschrijvingen worden beoordeeld door
“een speciaal daarvoor opgericht projectteam met daarin vertegenwoordigers van de Aanbestedende dienst.”In het kader van die beoordeling worden de inschrijvingen onder meer getoetst aan de eisen zoals opgenomen in het Programma van Eisen (bijlage 5 bij het Beschrijvend Document).
2.7.
In paragraaf 3.3 van het Beschrijvend Document valt te lezen dat een inschrijver zelfstandig al dan niet met gebruikmaking van onderaanneming een inschrijving kan doen. De inschrijver dient ingeval van onderaanneming de Verklaring Onderaanneming (deel 3 van het als bijlage 1 bij het Beschrijvend Document gevoegde inschrijfformulier) in te vullen.
2.8.
In paragraaf 2.1 van het Programma van Eisen zijn de algemene eisen aan de Opdracht beschreven. Onder eis 4 valt het volgende te lezen:
“Opdrachtnemer is bemiddelaar c.q. intermediair. Er is derhalve in die gevallen waarin een Vertaler een zelfstandig ondernemende Vertaler is, geen sprake van een fictieve arbeidsrelatie tussen Deelnemers en een Vertaler.”
2.9.
In paragraaf 1.2 van bijlage 8A is beschreven hoe de beoordeling op het subgunningscriterium kwaliteit voor wat betreft perceel 1 plaatsvindt.
2.9.1.
Op de kwalitatieve subgunningscriteria kan afhankelijk van de mate waarin uit de inschrijving volgt dat a) de doelstellingen worden gehaald, b) sprake is van meerwaarde voor de deelnemers en c) sprake is van een concrete onderbouwing de score A, B, C, D, E of F worden behaald. Deze scores corresponderen met een percentage van de maximaal te behalen punten van respectievelijk 100%, 90%, 75%, 55%, 25% en 0%.
2.9.2.
In paragraaf 2 van Bijlage 8A zijn de kwalitatieve subgunningscriteria uitgewerkt. Per criterium zijn een doelstelling en een vraagstelling opgenomen. Bij de vraagstelling is een opsomming gegeven van de aspecten waaraan in ieder geval door de inschrijver aandacht moet worden besteed.
2.10.
In paragraaf 1.2 van Bijlage 8B is beschreven hoe de beoordeling op het subgunningscriterium kwaliteit voor wat betreft perceel 2 plaatsvindt.
2.10.1.
De wijze van beoordeling is voor wat betreft perceel 2 gelijk aan die hiervoor weergegeven beoordelingswijze inzake perceel 1. De scoretoekenning op perceel 2 is eveneens gelijk aan die op perceel 1. Paragraaf 2 van bijlage 8B behelst evenals paragraaf 2 van bijlage 8A een uitwerking van de kwalitatieve subgunningscriteria met een doelstelling, een vraagstelling en aspecten van aandacht.
2.11.
Translavic heeft evenals drie andere inschrijvers tijdig ingeschreven op de percelen 1 en 2. De Staat heeft bij brief van 1 november 2021 aan Translavic bericht dat hij voornemens is om beide percelen aan Taalcentrum-VU B.V. (hierna: ‘Taalcentrum-VU’) te gunnen. Perceel 2 wordt blijkens deze brief eveneens aan Taalcentrum-VU gegund omdat is gebleken dat het verschil in kwaliteitsscore tussen Taalcentrum-VU en de op één na hoogste inschrijver groter is dan 25%. Deze voorlopige gunningsbeslissing is in deze brief als volgt toegelicht:
2.12.
Bijlage 1 bij de brief van 1 november 2021 behelst de motivering van de door Translavic behaalde scores op perceel 1.
2.12.1.
De Staat heeft de op het kwalitatieve subgunningscriterium 1 aan Translavic toegekende score toegelicht door onder meer te wijzen op onderstaande aandachtspunten:
2.12.2.
De Staat heeft de op het kwalitatieve subgunningscriterium 2 aan Translavic toegekende score toegelicht door onder meer te wijzen op onderstaand aandachtspunt:
2.12.3.
Bij de aan Translavic toegekende score op het kwalitatieve subgunningscriterium 4 heeft de Staat onder meer het volgende aandachtspunt genoemd:
2.13.
Bijlage 2 bij de brief van 1 november 2021 behelst de motivering van de door Translavic behaalde scores op perceel 2.
2.13.1.
De Staat heeft de op het kwalitatieve subgunningscriterium 1 aan Translavic toegekende score toegelicht door onder meer te wijzen op onderstaand aandachtspunt:
2.13.2.
Bij de scoretoekenning op het kwalitatieve subgunningscriterium 2 heeft de Staat onder meer op het volgende aandachtspunt gewezen:
2.13.3.
De Staat heeft de op het kwalitatieve subgunningscriterium 3 aan Translavic toegekende score toegelicht door onder meer te wijzen op onderstaand aandachtspunt:

3.Het geschil

3.1.
Translavic vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
primair:
I. de Staat te gebieden de voorlopige gunningsbeslissingen van 1 november 2021 in te trekken;
II. de Staat te gebieden de inschrijvingen op percelen 1 en 2 binnen zeven dagen na datum van dit vonnis te laten beoordelen door één speciaal daarvoor opgericht projectteam met daarin (bij voorkeur nieuwe) vertegenwoordigers van de Staat;
III. de Staat te gebieden om nieuwe voorlopige gunningsbeslissingen te nemen naar aanleiding van de herbeoordeling van de inschrijvingen op percelen 1 en 2;
subsidiair:
I. de Staat te gebieden de aanbestedingsprocedure definitief te staken en de Staat te gebieden een nieuwe aanbestedingsprocedure te organiseren, voor zover hij de diensten alsnog wenst in te kopen;
meer subsidiair:
I. in goede justitie een voorziening te treffen;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairop straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert Translavic – samengevat – het volgende aan:
1. De percelen 1 en 2 zijn in afwijking van paragraaf 2.11 van het Beschrijvend Document door twee verschillende beoordelingsteams beoordeeld. De Staat heeft daarmee het gelijkheids- en transparantiebeginsel geschonden.
2. De Staat heeft niet aan zijn motiveringsverplichting ex artikel 2.130 Aw 2012 voldaan, nu in de voorlopige gunningsbeslissingen niet de kenmerken en relatieve voordelen van de inschrijving van Taalcentrum-VU zijn vermeld.
3. Er is sprake van evidente fouten in beoordeling van de inschrijving van Translavic. In de eerste plaats stelt Translavic in dat verband dat ten onrechte door de Staat is geconstateerd dat door haar voor beide percelen met name machinevertalingen worden voorgesteld. Volgens Translavic is in haar inschrijving herhaaldelijk expliciet tot uitdrukking gebracht dat door haar conform de ISO 17100-norm zal worden gewerkt met natuurlijke personen als vertalers. Daarnaast stelt Translavic dat uit de voorlopige gunningsbeslissing op perceel 2 volgt dat haar een lagere score is toegekend vanwege het feit dat door haar wordt gewerkt met een onderaannemer. Dit is volgens Translavic evident onjuist, nu paragraaf 2.1 voorschrijft dat dat de opdrachtnemer een bemiddelaar/intermediair moet zijn. Daarbij wijst Translavic erop dat in de praktijk ieder vertaalbureau met onderaannemers werkt en het aanbestedingsrecht uitgaat van het idee dat inschrijvers altijd met een onderaannemer mogen inschrijven/werken.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Beoordelingsteams
4.1.
De eerste vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is of de Staat in strijd heeft gehandeld met het gelijkheids- en transparantiebeginsel door de inschrijvingen op de percelen 1 en 2 door afzonderlijke beoordelingsteam te laten beoordelen. Die vraag moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontkennend worden beantwoord. Hoewel in paragraaf 2.11 van het Beschrijvend Document valt te lezen dat de inschrijvingen worden beoordeeld door een speciaal daarvoor opgericht projectteam, wordt hierin tegelijkertijd in paragraaf 1.5.6 voor wat betreft de wijze van beoordelen uitdrukkelijk verwezen naar de Bijlagen 8A en 8B. Paragraaf 2.11 van het Beschrijvend Document dient dan ook te worden gelezen in samenhang met deze bijlagen. In deze bijlagen is voor beide percelen bepaald dat de inschrijvingen worden beoordeeld door een team van materiedeskundigen dat werkzaam is voor of bij de betreffende deelnemers. Uit het feit dat per perceel sprake is van andere deelnemers, volgt logischerwijs reeds dat – anders dan Translavic stelt – geen sprake kan zijn van één beoordelingsteam voor beide percelen, maar van twee beoordelingsteams met elk een eigen vertegenwoordiging van de bij het desbetreffende perceel betrokken deelnemers. Van de door Translavic gestelde schending van het gelijkheids- en/of het transparantiebeginsel is dan ook geen sprake.
Motivering voorlopige gunningsbeslissing
4.2.
In de tweede plaats moet worden beoordeeld of de Staat de op hem rustende motiveringsplicht heeft geschonden. Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 2.130 Aw 2012 de mededeling van de gunningsbeslissing aan iedere inschrijver of gegadigde onder meer de relevante redenen voor die beslissing dient te bevatten, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 2.130 Aw 2012 ligt het, ingeval de aanbestedende dienst het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
- bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
- bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
4.2.1.
De voorlopige gunningsbeslissing van 1 november 2021 voldoet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan voormelde vereisten. De Staat heeft immers op beide percelen de totaalscores, de scores op kwaliteit en prijs en de scores op de verschillende kwalitatieve subgunningscriteria van zowel Translavic als de winnende inschrijver Taalcentrum-VU bekend gemaakt. Daarnaast heeft de Staat de door Translavic behaalde scores toegelicht. Hieruit volgt tevens waarom op een specifiek onderdeel (eventueel) niet de maximum score is toegekend. Hiermee heeft de Staat voldoende duidelijk gemaakt wat de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving zijn. De omstandigheid dat geen toelichting is verstrekt op de scores van Taalcentrum-VU maakt dit niet anders. De op de Staat rustende verplichting om de gunningsbeslissing te motiveren reikt niet zo ver dat hij bij een beslissing om niet te gunnen gehouden is om (in wezen) inzage te geven in (delen van) de aanbiedingen van andere inschrijvers. Het staat de Staat niet zonder meer vrij om daar inzicht in te geven, omdat deze aanbiedingen bedrijfsvertrouwelijke informatie kunnen bevatten. De verplichting voor de aanbestedende dienst tot motivering van de gunningsbeslissing strekt ook niet zover dat andere inschrijvers op basis van de gunningsbeslissing in staat moeten zijn om te controleren of de winnende inschrijving correct is beoordeeld. In dat verband is ook relevant dat de inschrijvingen in dit geval op hun eigen merites worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling inschrijving Translavic
4.3.
Translavic keert zich in deze procedure voorts tegen de inhoudelijke beoordeling van haar inschrijving op beide percelen. Volgens Translavic heeft de Staat haar inschrijving op een aantal kwalitatieve subgunningscriteria onjuist beoordeeld. Om die reden dient volgens Translavic een herbeoordeling van haar inschrijving op beide percelen plaats te vinden, die – naar de voorzieningenrechter begrijpt – in de visie van Translavic tot hogere scores zal leiden en derhalve tot gunning van één of beide percelen aan haar.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt in dat verband voorop dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve subgunningscriteria, zoals hier aan de orde. Weliswaar staat dat op enigszins gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft als zodanig nog niet met zich te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een marginale toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen – deskundige – beoordelingscommissie moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, te meer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van evidente procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
4.5.
Met Translavic is de voorzieningenrechter van oordeel dat de voorlopige gunningsbeslissing van 1 november 2021 voormelde toets der kritiek op beide percelen deels niet kan doorstaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Machinevertalingen
4.5.1.
De Staat heeft de aan Translavic toegekende score op het kwalitatieve subgunningscriterium 1 van perceel 1 onder meer gemotiveerd door erop te wijzen dat uit de inschrijving lijkt te volgen dat Translavic met name machinevertalingen voorstelt. In het kader van de scoretoekenning op het kwalitatieve subgunningscriterium 2 van perceel 1 overweegt de Staat dat sprake is van weinig menselijk handelen en bij het kwalitatieve subgunningscriterium 4 valt te lezen dat Translavic bij voorvertalingen gebruik wordt gemaakt van machinevertalingen. De scoretoekenning op het kwalitatieve subgunningscriterium 1 van perceel 2 heeft de Staat onder meer gemotiveerd door erop te wijzen dat uit de inschrijving van Translavic lijkt te volgen dat zij bij voorkeur machinevertalingen inzet. Hierdoor dienen volgens de Staat vraagtekens te worden geplaatst bij de kwaliteit van de door Translavic te verrichten vertaalwerkzaamheden.
4.5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vindt de conclusie dat Translavic bij voorkeur of met name machinevertalingen aanbiedt geen steun in haar inschrijving. Die conclusie is dan ook evident onjuist en geeft geen grond voor een eventueel in dat verband toegepaste puntenaftrek.
4.5.3.
Translavic heeft in deze procedure haar uitwerking van de kwalitatieve subgunningscriteria op de beide percelen als productie ingebracht. In de uitwerking van de kwalitatieve subgunningscriteria op de beide percelen heeft Translavic meermaals tot uitdrukking gebracht zij ISO 17100 gecertificeerd is. Voor alle ISO 17100-conforme vertalingen heeft Translavic in haar uitwerking op beide percelen onderstaand ‘3-staps vertaalproces’ aangeboden, waaruit blijkt van een door haar beoogde inzet van menselijke vertalers:
4.5.4.
Onderstaande passage uit de inschrijving van Translavic is terug te vinden in de uitwerking van het kwalitatieve subgunningscriterium 1 van perceel 1. Deze passage kan – anders dan de Staat kennelijk betoogt – de door de Staat getrokken conclusie niet rechtvaardigen.
4.5.5.
Uit deze passage volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat MTPE, waarvoor een separate ISO-norm geldt (ISO 18587) door Translavic als toekomstige innovatieve optie is aangeboden, zulks volledig ter keuze van de Staat, en dus niet als standaardwerkwijze. Translavic heeft dit ook expliciet verwoord in haar uitwerking van het kwalitatieve subgunningscriterium 4 van perceel 1, waarin het volgende valt te lezen:
“Mocht het ministerie van EZK/LNV openstaan voor een vernieuwde werkwijze conform ISO 18587, dus met inzet van machinevertaling in de eerste stap en gevolgd door een post-editingronde door gekwalificeerde linguïsten en een eindcontrole door onze PM, dan staan we klaar om de deelnemers hierin te adviseren en de mogelijkheden te testen om te komen tot een gerichte aanpak.”
4.5.6.
De uitwerking van Translavic van het kwalitatieve subgunningscriterium 1 van perceel 2 bevat eveneens een passage over machinevertalingen.
4.5.7.
Ook in deze passage heeft Translavic expliciet verwoord dat MTPE door haar desgewenst in de toekomst als innovatie kan worden aangeboden. Meer in het bijzonder heeft zij hierin benadrukt dat zij overeenkomstig de opdrachtbeschrijving voor deze aanbesteding in de uitwerking van de subgunningscriteria altijd uitgaat van een menselijk vertaalproces conform ISO 17100. Hieruit volgt dat deze passage op perceel 2 evenmin de door de Staat getrokken conclusie en een mogelijk daarop gebaseerde puntenaftrek kan rechtvaardigen. De voorlopige gunningsbeslissing is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd.
Onderaannemer
4.5.8.
Bij de toekenning van de scores op de subgunningscriteria 2 en 3 op perceel 2 heeft de Staat als aandachtspunt de inzet door Translavic van een onderaannemer (vertaalbureau Oneliner) genoemd. Bij subgunningscriterium 2 heeft de Staat geconstateerd dat de samenwerking tussen Translavic en de onderaannemer niet duidelijk is, dat de onderaannemer voor vrijwel iedere vertaalopdracht wordt ingezet en dat de vertaaldienstverlening door de inzet van de onderaannemer over de veel schijven loopt. Hierdoor ontstaat er volgens de Staat ruis op de lijn en is er sprake is van een afbreukrisico. Bij subgunningscriterium 3 heeft de Staat in dat verband opgemerkt dat het uitbesteden van de dienstverlening aan een onderaannemer de kans op ruis op de lijn vergroot.
4.5.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan op basis van de aanbestedingsstukken de (omvang van de) inzet van een onderaannemer als zodanig geen grond vormen voor het niet toekennen van een volledige score op de subgunningscriteria 2 en 3 van perceel 2. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat paragraaf 3.3. van het Beschrijvend Document inschrijvers uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt om met gebruikmaking van een onderaannemer een inschrijving te doen. In het Beschrijvend Document en het Programma van Eisen zijn daarnaast geen aanvullende vereisten of voorwaarden geformuleerd waaraan een inschrijving ingeval van de inzet van een onderaannemer moet voldoen. Meer in het bijzonder wordt hierin niet van een inschrijver verlangd dat hij de wijze van samenwerking met zijn beoogde onderaannemer tot in detail beschrijft. Reeds om die reden valt niet in te zien waarom de inzet van een onderaannemer als zodanig reeds een ongewenste ruis op de lijn veroorzaakt. In zowel de voorlopige gunningsbeslissing als in de in deze procedure genomen conclusie van antwoord onderbouwt de Staat de scoretoekenning aan de hand van het aantal vertalingen dat de in te zetten onderaannemer zal gaan uitvoeren. De omstandigheid dat de door Translavic voorgestelde onderaannemer volgens de Staat vrijwel elke vertaling (Engels) zal uitvoeren, lijkt voor de Staat reden te zijn om voor het inzetten van die onderaannemer een puntenaftrek toe te passen. Een puntenaftrek op die grond is naar voorshands oordeel niet in overeenstemming met de aanbestedingsstukken. Hierin is immers geen maximum verbonden aan het aantal vertalingen dat een inschrijver door een onderaannemer mag laten uitvoeren. Kortom, de motivering van de voorlopige gunningsbeslissing is op voormelde kwalitatieve subgunningscriteria van perceel evenmin deugdelijk.
Conclusie
4.6.
De conclusie op grond van het voorgaande is dat de voorlopige gunningsbeslissing voor wat betreft de beoordeling van de inschrijving van Translavic op de kwalitatieve subgunningscriteria 1, 2 en 4 van perceel 1 en op de kwalitatieve subgunningscriteria 1, 2 en 3 van perceel 2 wegens motiveringsgebreken niet in stand kan blijven. De voorlopige gunningsbeslissing dient dan ook door de Staat te worden ingetrokken. De Staat zal als gevolg hiervan de percelen (vooralsnog) niet aan Taalcentrum-VU kunnen gunnen. De Staat zal – voor zover hij nog tot gunning wenst over te gaan – moeten overgaan tot een herbeoordeling van de inschrijving van Translavic op voormelde onderdelen conform de vooraf bekendgemaakte beoordelingssystematiek. Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat ook de overige inschrijvingen op voormelde onderdelen opnieuw moeten worden beoordeeld. Deze herbeoordeling zal worden uitgevoerd door de beoordelingsteams die de inschrijvingen destijds hebben beoordeeld. Er bestaat geen aanleiding om de Staat te gelasten nieuwe beoordelingsteams samen te stellen. Niet gebleken is immers van het bestaan van aanwijzingen dat de beoordelingsteams niet in staat zijn de inschrijvingen onafhankelijk en onbevooroordeeld aan een herbeoordeling te onderwerpen. Aan de herbeoordeling zal geen termijn worden verbonden, aangezien ervan uit mag worden gegaan dat de Staat in dat verband de nodige voortvarendheid zal betrachten. Indien de Staat tot een herbeoordeling van de inschrijvingen overgaat, zal hij ten aanzien van beide percelen een nieuwe gunningsbeslissing dienen te nemen.
4.7.
Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de Staat dit vonnis niet vrijwillig zal nakomen. Oplegging van een dwangsom is dan ook niet aan de orde. De daartoe strekkende vordering zal worden afgewezen.
4.8.
De Staat zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, vermeerderd met de rente zoals gevorderd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt de Staat de voorlopige gunningsbeslissing van 1 november 2021 ten aanzien van beide percelen in te trekken;
5.2.
gebiedt de Staat – voor zover hij de Opdracht nog wenst te gunnen – over te gaan tot herbeoordeling van alle inschrijvingen op de kwalitatieve subgunningscriteria 1, 2 en 4 van perceel 1 en de kwalitatieve subgunningscriteria 1, 2 en 3 van perceel 2 conform de in de aanbestedingsstukken bekendgemaakte beoordelingssystematiek;
5.3.
gebiedt de Staat – voor zover hij de Opdracht na herbeoordeling nog wenst te gunnen – ten aanzien van beide percelen een nieuwe voorlopige gunningsbeslissing te nemen, zulks met inachtneming van hetgeen omtrent de motivering van die beslissing is overwogen in rov. 4.5;
5.4.
veroordeelt de Staat om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan Translavic te betalen, tot dusverre aan de zijde van Translavic begroot op € 1.781,52, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 667,-- aan griffierecht en € 98,52 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.5.
bepaalt dat de Staat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.
mw