ECLI:NL:RBDHA:2022:3436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/09/625212 / KG RK 22-180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met Skype-zitting

Op 21 maart 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van de gemachtigde van verzoeker, mr. A. Bakker, tegen de rechters mr. D.M. Drok en mr. E. Kouwenhoven. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om een Skype-zitting in een bestuursrechtelijke procedure. De gemachtigde stelde dat de rechters de herhaalde verzoeken om de zitting via Skype te laten plaatsvinden negeerden en dat dit hen het recht op toegang tot de rechter onthield, wat leidde tot vrees voor vooringenomenheid van de rechters.

De wrakingskamer oordeelde dat de procedurele beslissing van de rechters om het verzoek tot het houden van een Skype-zitting af te wijzen, niet getuigde van vooringenomenheid. De rechters hadden aangegeven dat de inwilliging van een verzoek om een Skype-zitting afhankelijk is van de omstandigheden van de zaak en dat er geen algemene regel bestaat dat dergelijke verzoeken altijd worden ingewilligd. De gemachtigde had zijn verzoek om een Skype-zitting niet gemotiveerd en had dit pas op het laatste moment herhaald, wat niet voldeed aan de vereisten voor een wrakingsverzoek.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en dat de rechters niet anders waren behandeld dan andere justitiabelen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking volgde op 24 maart 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/6
zaak- /rekestnummer: C/09/625212 / KG RK 22-180
Beslissing van 21 maart 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. A. Bakker (Maatschap WOZ Juristen) te Rotterdam,
strekkende tot de wraking van
mr. D.M. Drok
en
mr. E. Kouwenhoven,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.
Belanghebbende in deze procedure is:
DE HEFFINGSAMBTENAAR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GOUWE-RIJNLAND,
hierna te noemen: de heffingsambtenaar,
te Leiden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 februari 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 15 februari 2022;
- de brief van de griffier van de wrakingskamer van 22 februari 2022, waarin de gemachtigde van verzoeker wordt verzocht te specificeren op welke rechter het wrakingsverzoek zich richt;
- de aanvullende schriftelijke reactie van de rechters, ingekomen bij de griffie op 14 maart 2022;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, gehouden op 21 maart 2022
.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van de wrakingskamer zijn verschenen:
- mr. Drok;
-de belanghebbende in de persoon van [gemachtigde belanghebbende] .
Mr. Drok heeft laten weten dat mr. Kouwenhoven wegens ziekte niet in staat is om op de zitting te verschijnen. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, ook niet verschenen.
Nadat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is gesloten, heeft de wrakingskamer over het verzoek beraadslaagd en heeft zij aansluitend mondeling uitspraak gedaan.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de bestuursrechtelijke procedure met nummer SGR AWB 21/940 WOZ. In deze procedure is het beroepschrift van (de gemachtigde namens) verzoeker aan de orde tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar op het bezwaar dat (de gemachtigde van) verzoeker heeft aangetekend tegen de beschikking van de heffingsambtenaar waarbij de WOZ-waarde van de woning van verzoeker voor een bepaald tijdvak is vastgesteld. De zitting in deze zaak zou plaatsvinden op 8 februari 2022 om 11.20 uur.
2.2.
De gemachtigde van verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechters hebben de herhaalde verzoeken van de gemachtigde om de zitting via Skype te laten plaatsvinden genegeerd en hebben een fysieke zitting ingepland. Omdat aan verzoeker en zijn gemachtigde hiermee het recht op toegang tot de rechter is onthouden, is bij hen de vrees voor vooringenomenheid van de rechters ontstaan.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Uit de schriftelijke reactie van de rechters van 15 februari 2022 komt – onder
meer – het volgende naar voren.
De gemachtigde van verzoeker heeft in het beroepschrift van 2 februari 2021 aangegeven “
dat verzoeker een zitting per Skype beeldverbinding wenst”. In navolging van een vooraankondiging van 27 december 2021 heeft de griffie van de rechtbank op 18 januari 2022 aan de gemachtigde van verzoeker laten weten dat op 8 februari 2022 een fysieke behandeling van de zaak zal plaatsvinden , ten overstaan van mr. Drok. Een dag voor de zitting heeft de gemachtigde van verzoeker telefonisch contact opgenomen met de griffie van de rechtbank en vervolgens via e-mail aangegeven “
dat zij graag nog de Skype link voor de zitting ontvangen. Ondanks ons verzoek in het beroep heeft u deze link nog niet verstrekt”. Mr. Kouwenhoven – die de behandeling van de zaak op 8 februari inmiddels wegens ziekte van mr. Drok had overgenomen – heeft hierop besloten dat de fysieke zitting niet zou worden omgezet naar een Skype-zitting en heeft dit telefonisch laten doorgeven aan de gemachtigde.
3.3.
De (indirecte) beslissing van de rechters om het verzoek tot het houden van een Skype-zitting af te wijzen, is een procedurele beslissing. Het is de wrakingskamer duidelijk dat de gemachtigde van verzoeker het hiermee niet eens is en dat hij zich evenmin kan vinden in de motivering hiervan. Het is echter niet aan de wrakingskamer die beslissing inhoudelijk te toetsen, nu een wrakingsverzoek niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen de inhoud van zo'n beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter, die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel, belast is met de behandeling van de zaak.
3.4.
Een procedurele beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als hieruit blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Dit is alleen het geval indien de rechter een procedurele beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Hetzelfde geldt voor de motivering van een dergelijke beslissing. Er bestaat alleen dan een grond voor wraking indien deze motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het om een uitzonderlijk geval moet gaan.
3.5.
Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Bij de beoordeling van de vraag of de beslissing en de motivering van een rechter niet anders dan door vooringenomenheid kan zijn ingegeven, moet immers worden betrokken onder welke omstandigheden en binnen welk processueel kader deze beslissing is genomen. In dit geval is niet gebleken van een algemene regel dat een verzoek tot het houden van een Skype-zitting altijd wordt ingewilligd. De inwilliging van een verzoek om een Skype-zitting is afhankelijk van de zaak/zitting en de redenen die voor het verzoek worden aangedragen. Bij het Team Bestuursrecht is, zo volgt uit de toelichting die de rechters hebben gegeven, sinds medio 2021 het uitgangspunt dat zittingen fysiek worden gehouden, maar dat om een Skype-zitting kan worden verzocht. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel toegewezen indien één van partijen in quarantaine zit, een extra kwetsbare gezondheid heeft of in het buitenland verblijft. Soms wordt het ingewilligd als beide partijen te kennen geven graag een Skype-zitting te willen.
3.6.
De gemachtigde van verzoeker heeft in zijn beroepschrift om een Skype-zitting verzocht zonder daarbij de reden voor dat verzoek aan te geven. Nadat verzoeker op 27 december 2021 een vooraankondiging en op 18 januari 2022 de definitieve uitnodiging voor de fysieke zitting had gekregen, moet voor hem duidelijk zijn geweest dat zijn verzoek tot het houden van een Skype-zitting (indirect) was afgewezen. Dit heeft niet geleid tot een (gemotiveerd) verzoek om een Skype-zitting. De gemachtigde heeft slechts een dag voor de geplande zitting telefonisch en vervolgens schriftelijk zijn ongemotiveerde verzoek om een Skype-zitting herhaald, waarna dit is afgewezen. Pas in het wrakingsverzoek heeft hij zijn verzoek om een Skype-zitting gemotiveerd.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat de procedurele beslissing van de rechters in lijn is met de praktijk omtrent Skype-zittingen binnen het Team Bestuursrecht. Niet gezegd kan dus worden dat de rechters de gemachtigde en verzoeker anders hebben behandeld dan andere justitiabelen en/of de wederpartij hebben bevoordeeld. Uit de beslissing van de rechters om het verzoek om een Skype-zitting af te wijzen, kan onder de gegeven omstandigheden niet worden afgeleid dat zij hiermee zijn vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, noch dat zij hiermee op enige wijze de schijn van partijdigheid, dan wel vooringenomenheid jegens (de gemachtigde van) verzoeker hebben gewekt. Ook anderszins is de wrakingskamer niet gebleken van vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker en zijn gemachtigde. In het bijzonder is niet gebleken dat aan de gemachtigde een stilzwijgende toezegging is gedaan dat hij altijd een Skype-zitting zou krijgen. De gemachtigde verwijst naar een faxbericht van 14 januari 2021 waaruit dat zou blijken, maar dit betreft zijn eigen brief en deze is niet afkomstig van de rechtbank.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde mr. Bakker;
• de belanghebbende in de hoofdzaak;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, M. Kramer en J.E. Bierling, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 24 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.