Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoeker,
- de officier van justitie,
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
Op 11 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich in twee strafzaken als verdachte bevond. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.M. Meessen, de rechter die de zaken zou behandelen. De verzoeker stelde dat de rechter bevooroordeeld was omdat deze had besloten om de twee zaken, die beide betrekking hadden op belediging, gevoegd te behandelen. Volgens de verzoeker negeerde de rechter bewijsmateriaal dat voor hem pleitte en was de beslissing om de zaken te voegen een aanwijzing voor partijdigheid.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing om de zaken te voegen een gangbare procedure is en dat de rechter niet vooruitliep op een inhoudelijke beoordeling van de zaken. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat er bovendien niet toe dat een (tussen)beslissing van een rechter als grond voor wraking kan dienen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek.
De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.