Uitspraak
Rechtbank den haag
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Assen,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende te [woonplaats] ,
Rechtbank Den Haag
Op 22 maart 2022 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. H.J. Vetter, rechter in de rechtbank Den Haag. Het verzoek was ingediend in het kader van de hoofdzaak met kenmerk C/09/623520 / HA RK 22-336. De rechter heeft het verzoek tot verschoning ingediend omdat een procespartij of procesdeelnemer deel uitmaakt van zijn persoonlijke of zakelijke kennissenkring. Dit kan leiden tot een schijn van partijdigheid, wat in strijd is met de vereiste onpartijdigheid van een rechter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die aanleiding geven tot een vrees voor vooringenomenheid. In dit geval heeft de rechter voldoende argumenten aangedragen om het verzoek tot verschoning te rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek toe te wijzen, zodat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter zal worden voortgezet.
De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de rechters J.C. Sluymer, M.J. Alt-van Endt en S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier.