ECLI:NL:RBDHA:2022:343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
NL21.18822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, conform de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar verweerder is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep onmiddellijk na de behandeling ter zitting ongegrond verklaard.

De rechtbank overweegt dat het niet in geschil is dat Slowakije op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te zien van de overdracht aan Slowakije. De Slowaakse autoriteiten hebben toegezegd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen, en er is geen reden om aan te nemen dat Slowakije zijn verplichtingen niet zal nakomen.

Eiser heeft geen concrete onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat er aanleiding is voor nader onderzoek naar zijn gezondheidstoestand, en de rechtbank oordeelt dat verweerder mag aannemen dat eiser in Slowakije de noodzakelijke medische zorg zal ontvangen. De rechtbank concludeert dat de tijdelijke onmogelijkheid om eiser over te dragen vanwege Covid-19 geen invloed heeft op de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18822
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

v-nummer: 290.514.5756
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.18823, op 7 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Slowakije op grond van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek.
2. Verweerder heeft terecht overwogen dat er geen aanleiding is om af te zien van overdracht aan deze lidstaat. Met de aanvaarding van het claimakkoord hebben de Slowaakse autoriteiten toegezegd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Er wordt in het algemeen van uit gegaan dat Slowakije haar Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen zal naleven. Er is geen reden om daar nu anders over te oordelen. Eiser heeft niet onderbouwd waarom daar in het algemeen of in zijn specifieke situatie nu anders over moet worden geoordeeld.
3. Daar waar is verwezen naar jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie [2] heeft eiser niet concreet onderbouwd dat dit ook moet gelden voor Slowakije. Als er blijkt dat een lidstaat zijn verplichtingen niet nakomt, dan dient eiser te klagen bij de Slowaakse autoriteiten, niet is gebleken dat hiervoor geen mogelijkheid is.
4. Anders dan eiser stelt, is er geen aanleiding gebleken voor nader onderzoek naar zijn gezondheidstoestand. Niet is gebleken dat eiser onder medische behandeling staat. Verweerder mag er van uitgaan dat eiser in de verantwoordelijke lidstaat eventuele medische noodzakelijke behandeling zal krijgen. Eiser heeft niet met documenten of verklaringen onderbouwd dat hiervan in het algemeen of vanwege zijn persoonlijke overwegingen niet kan worden uitgegaan. Dat neemt niet weg dat de Slowaakse autoriteiten voor de overdracht alsnog zullen moeten worden geïnformeerd over eventuele bijzonderheden in dit verband.
5. De eventuele onmogelijkheid vanwege Covid-19 om eiser over te dragen aan Slowakije is van tijdelijke en feitelijke aard en raakt niet aan de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.ECLI:EU:C:2020:257.