Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris met ingang van 30 juli 2020 was ingetrokken. Dit besluit werd genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het bezwaar werd door de staatssecretaris op 11 juni 2021 kennelijk ongegrond verklaard.
Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van dezelfde dag, met zaaknummer AWB 21/4087, is het beroep van de verzoeker behandeld. Aangezien de rechtbank in die uitspraak al een beslissing heeft genomen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.