ECLI:NL:RBDHA:2022:3427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die afkomstig is uit Senegal, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 11 februari 2022, omdat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 maart 2022 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL22.2725), waarin de rechtbank al had geoordeeld over het beroep van de verzoeker. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.