ECLI:NL:RBDHA:2022:3424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AWB 21/5611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht en gebrek aan onderbouwing betalingsonmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een document op basis van de Vreemdelingenwet. Het bestreden besluit, dat op 22 september 2021 was genomen, verklaarde het bezwaar ongegrond. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser het griffierecht van € 181,- niet tijdig heeft betaald en ook geen correct onderbouwd beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Eiser kreeg meerdere kansen om het griffierecht te betalen of een onderbouwd beroep te doen, maar heeft dit niet op de juiste wijze gedaan. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om zijn financiële situatie te onderbouwen, maar de ingediende formulieren waren niet ondertekend door de eiser zelf.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de eiser niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep heeft voldaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/5611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw [1] ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van een beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 181,-.
2. Bij brief van 1 oktober 2021 is eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen, dan wel binnen die termijn een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Daarbij is hij tevens gewezen op de mogelijkheid dat zijn beroep anders niet-ontvankelijk verklaard kan worden
3. Op 6 oktober 2021 heeft eiser verzocht om ontheffing van de betaling van het griffiegeld vanwege betalingsonmacht. Eiser heeft gesteld niet in staat te zijn om het griffierecht te voldoen. Eiser heeft het formulier ter onderbouwing hiervan niet zelf ondertekend. De rechtbank heeft daarom eiser bij brief van 8 oktober 2021 in de gelegenheid gesteld om met een nieuw formulier zijn financiële situatie te onderbouwen. Dit formulier is op 13 oktober 2021 retour aan de rechtbank toegestuurd maar het formulier is opnieuw niet ondertekend door eiser. De rechtbank heeft hierover contact opgenomen met de gemachtigde van eiser.
4. Omdat eiser het griffierecht binnen voornoemde termijn niet heeft betaald noch een op juiste wijze onderbouwd beroep op betalingsonmacht heeft gedaan, is op 30 oktober 2021 aan eiser een herinnering per aangetekende brief verstuurd. Eiser is daarbij opnieuw in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen dan wel binnen die termijn een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Eiser is nogmaals gewezen op de mogelijkheid dat zijn beroep anders niet-ontvankelijk verklaard wordt.
5. Eiser heeft op 1 december 2021 het griffierecht betaald. Eiser heeft daarmee het griffierecht niet tijdig betaald nu de termijn daarvoor op 28 november 2021 is verstreken. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, op 7 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
de griffier is buiten staat deze uitspraak
mee te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.