In deze zaak heeft eiser op 8 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 29 augustus 2019 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 23 december 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet, die van toepassing was van 11 juli 2020 tot 11 juli 2021, bepaalde dat het artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb buiten toepassing is verklaard. Dit betekent dat het in deze periode niet mogelijk was om beroepen tegen niet tijdig beslissen in te dienen. Zowel de ingebrekestelling, ingediend op 9 november 2020, als het beroep, ingediend op 8 december 2020, vallen binnen deze periode. Aangezien de ingebrekestelling niet geldig is, dient het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard te worden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft aangevoerd dat de termijn voor verweerder om te beslissen op zijn asielaanvraag op 29 februari 2020 is verstreken, maar verweerder heeft aangegeven dat de Tijdelijke wet van toepassing is en dat de ingebrekestelling niet geldig is. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard.