ECLI:NL:RBDHA:2022:3418
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van een statushouder in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag. Eiseres, een statushouder in Duitsland, had haar aanvraag voor internationale bescherming in Nederland ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat Duitsland haar verdragsverplichtingen niet zou naleven. De rechtbank benadrukte dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat andere EU-lidstaten hun verplichtingen onder het Vluchtelingenverdrag en andere relevante verdragen respecteren, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is.
Tijdens de zitting op 6 april 2022 in Breda, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank concludeerde dat eiseres toegang had tot medische zorg en sociale voorzieningen in Duitsland, en dat zij zelf verantwoordelijk was voor het verbeteren van haar situatie. De rechtbank wees erop dat eiseres nog niet alle mogelijkheden had uitgeput om haar situatie in Duitsland te verbeteren, zoals het zoeken naar werk of het indienen van een aparte aanvraag voor verblijf in Nederland op reguliere gronden.
De rechtbank oordeelde verder dat de aanwezigheid van de echtgenoot van eiseres in Nederland geen invloed had op de beslissing, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.