In de zaak tussen [Naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker had op 10 februari 2022 een asielaanvraag ingediend, welke door verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 24 maart 2022 in Middelburg, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Lorier, en een tolk, L. van den Bergh. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.E. Temmen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL22.2231) en heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.