Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Inleiding
2.Het strafrechtelijk verwijt
doen of te dulden en/of
wederrechtelijk optreden tegen een bepaalde groep van de bevolking en/of
duchten was en/of
12 augustus 1949 en/of
1. één of meer leden van de familie Amin (de voormalige president van Afghanistan),
waaronder [persoon 1 en 2];
2. [persoon 3];
3. [persoon 4];
4. [persoon 5];
5. [persoon 6];
6. [persoon 7];
7. [persoon 8];
8. [persoon 9];
9. [persoon 10];
10. [persoon 11];
11. [persoon 12];
12. [persoon 13];
13. [persoon 14];
14. [persoon 15];
15. [persoon 16];
16. [persoon 17];
17. [persoon 18];
18. [persoon 19];
voornoemde personen vernederend en/of onterend heeft behandeld en/of
1. voornoemde perso(o)n(en) (ernstig) fysiek en/of (ernstig) psychisch heeft/hebben laten
geweld,
2. tegen voornoemde perso(o)n(en) (gevangenis)straffen en/of andere vrijheidsbeperkende
doen of te dulden en/of
wederrechtelijk optreden tegen een bepaalde groep van de bevolking en/of
duchten was en/of
12 augustus 1949 en/of
vrijheidsberoving,
1. één of meer leden van de familie Amin (de voormalige president van Afghanistan),
waaronder [persoon 1 en 2];
2. [persoon 3];
3. [persoon 4];
4. [persoon 5];
5. [persoon 6];
6. [persoon 7];
7. [persoon 8];
8. [persoon 9];
9. [persoon 10];
10. [persoon 11];
11. [persoon 12];
12. [persoon 13];
13. [persoon 14];
14. [persoon 15];
15. [persoon 16];
16. [persoon 17];
17. [persoon 18];
18. [persoon 19];
1. voornoemde perso(o)n(en) (ernstig) fysiek en/of (ernstig) psychisch heeft/hebben laten
lijden, door (onder andere)
geweld,
2. tegen voornoemde perso(o)n(en) (gevangenis)straffen en/of andere vrijheidsbeperkende
3.Het strafrechtelijk onderzoek
4.Standpunten van partijen
5.Het toepasselijk recht
1. Hij die zich schuldig maakt aan schending van de wetten en gebruiken van de oorlog, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.
2. Gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren wordt opgelegd:
1 °. indien van het feit de dood of zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten is;
3. De levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt opgelegd:
1 °. indien het feit de dood of zwaar lichamelijk letsel van een ander ten gevolge heeft dan wel verkrachting inhoudt;
1. Personen die niet rechtstreeks aan de vijandelijkheden deelnemen, met inbegrip van personeel van strijdkrachten dat de wapens heeft nedergelegd en zij die buiten gevecht zijn gesteld door ziekte, verwonding, gevangenschap of enige andere oorzaak, moeten onder alle omstandigheden menslievend worden behandeld zonder enig voor hen nadelig onderscheid gegrond op ras, huidskleur, godsdienst of geloof geslacht, geboorte of maatschappelijke welstand of enig ander soortgelijk criterium.
Te dien einde zijn en blijven te allen tijde en overal ten aanzien van bovengenoemde personen verboden:
2. De gewonden en zieken moeten worden verzameld en verzorgd. Een onpartijdige humanitaire organisatie, zoals het Internationale Comité van het Rode Kruis, kan haar diensten aan de Partijen bij het conflict aanbieden.
De partijen bij het conflict zullen er verder naar streven door middel van bijzondere overeenkomsten de andere of een deel der andere bepalingen van dit verdrag van kracht te doen worden.
6.De geldigheid van de dagvaarding
.Beide onderdelen van de tenlastelegging zijn volgens de verdediging onvoldoende duidelijk en specifiek en voldoen daarmee niet aan de wettelijke vereisten.
7.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
8.Historische context
Khadimat-e Atal’at-e Dowlati) werd in 1980 opgericht met aan het hoofd de eerder genoemde Najibullah. De KhAD was tot 1986 een onderdeel van het bureau van president Karmal en had tot taak om de interne veiligheid in Afghanistan en het voortbestaan van het regime te waarborgen. In 1986 werd de KhAD een afzonderlijk ministerie en is de naam veranderd in WAD (
Wazarat-e Amaniat-e Dowlati). [5]
9.Vaststelling van de feiten: algemene overwegingen
opstellersvan de rapporten is immers bekend. De verdediging heeft nog opgemerkt dat de rapporten mogelijk gewag maken van verklaringen van getuigen die ook in deze zaak een verklaring hebben afgelegd. De rechtbank overweegt dat dit weliswaar niet uitgesloten kan worden, maar dat de rapporten verslaglegging bevatten van een groot aantal getuigen, en er geen concrete aanknopingspunten zijn dat juist de getuigen in deze zaak ook een substantiële bijdrage hebben geleverd aan deze rapporten.
10.Vaststelling van de feiten: het bestaan en de aard van het conflict
protracted armed violence) en de betrokken gewapende groepering(en) voldoende georganiseerd zijn. [6]
11.Vaststelling van de feiten: de identiteit van de verdachte
12. Vaststelling van de feiten: detentieomstandigheden in de Pul-e-Charkhi gevangenis
13. Vaststelling van de feiten: vrijheidsberoving en rechtsgang van gevangenen in de Pul-e-Charkhi gevangenis
total and clear innocence of the accused’. Normaal gesproken duurden rechtszaken niet meer dan een paar minuten. Zittingen waren niet openbaar. De rechters van de Bijzondere Revolutionaire Rechtbank waren vermoedelijk leden van de DVPA en in sommige gevallen gerekruteerd vanuit de KhAD.
14. Vaststelling van de feiten: de rol van de verdachte in de Pul-e-Charkhi gevangenis
15.Vaststelling van de feiten: slachtoffers
16.Beschermde personen
17.Schendingen van het internationaal humanitair recht
ad hoctribunalen en het Internationaal Strafhof (hierna genoemd: ICC).
leitmotivvan de Geneefse Conventies. [12] Het gebod op menslievende behandeling is te allen tijde en onder alle omstandigheden geldig.
To this end, the following acts are andshallremain prohibitedat any time and in any place whatsoeverwith respect to the above-mentioned persons”. Het ICRC heeft in 1952 hierover in het commentaar bij GC I opgenomen dat deze dwingende formulering geen ruimte laat voor mazen of verzachtende omstandigheden. [13] Op de voor deze zaak relevante verboden zal hieronder nader worden ingegaan.
in het algemeengezien zal worden als een ernstige vernederende of onterende behandeling of die op een andere wijze een aanranding van de persoonlijke waardigheid vormt. [19] Bij de beoordeling hiervan spelen objectieve criteria een rol, zoals de vorm, duur, intensiteit van het geweld, al dan niet geestelijk lijden, [20] als ook de culturele en/of religieuze achtergrond van de betrokkene. [21] Hierdoor vallen gedragingen die bijvoorbeeld vernederend zijn voor iemand van een bepaalde nationaliteit, cultuur or religie, terwijl ze dat niet noodzakelijkerwijs zijn voor anderen, ook onder de reikwijdte van het begrip aanranding van de persoonlijke waardigheid. [22] De vernedering moet wezenlijk en ernstig zijn, maar hoeft niet blijvend te zijn. [23] Fysieke of mentale pijn is niet vereist. [24] Vastgesteld dient te worden dat de dader wetenschap had van de onterende en vernederende consequenties van zijn of haar gedraging of omissie. [25]
Teheran Hostageszaak dat onrechtmatige vrijheidsberoving en het onderwerpen aan fysieke beperkingen onder zware omstandigheden manifest onverenigbaar is met de fundamentele principes die zijn opgenomen in de Universele Verklaring van de rechten van de mens. [30]
rule99):
- berechting door een niet onafhankelijk en niet onpartijdig gerecht;
- het niet voldoen aan de verplichting om de verdachte tijdig te informeren over de beschuldiging;
- de rechten van de verdachte niet in acht nemen en geen middelen ter beschikking stellen ten behoeve van zijn verdediging;
- het recht van de verdachte om slechts veroordeeld te worden op grond van individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet in acht nemen;
- het
- de onschuldpresumptie niet in acht nemen;
- het recht van de verdachte om bij zijn berechting aanwezig te zijn niet erkennen;
- het zwijgrecht van de verdachte niet erkennen en het verbod op een gedwongen bekentenis niet handhaven;
- het recht van de verdachte om kennis te kunnen nemen van de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen niet in acht nemen.
the carrying out of executions) uitsluitend ziet op de tenuitvoerlegging van doodvonnissen. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 13 december 2021 als haar oordeel reeds uitgesproken dat zij de verdediging daarin volgt. Nadien is op dit onderdeel nader partijdebat gevolgd. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding voor een ander oordeel en overweegt daartoe als volgt.
les exécutions effectuées”), de Duitse vertaling (“
Hinrichtungen”) en de originele Engelse tekst van het verbod in gemeenschappelijk artikel 3, eerste lid onder d, van de Geneefse Conventies spreken specifiek over executies in de zin van terechtstellingen. Het ICRC plaatst “
the carrying out of executions” duidelijk in de sleutel van de doodstraf. Zo heeft het ICRC in 1960 in zijn commentaar bij GC III bij de bespreking van deze bepaling opgenomen dat
executionszonder voorafgaand proces te kwetsbaar zijn voor fouten en dat de bepaling uitsluitend ziet op “
summary justice”, [35] en heeft het ICRC in zijn commentaar van 2020 bij GC III op dit punt opgenomen dat met het verbod op
executionsgeen verbod op doodstraf wordt bedoeld, maar dat een doodstraf alleen mag worden tenuitvoergelegd indien er een voorafgaande berechting is geweest door een onafhankelijk gerecht, waarbij alle juridische waarborgen nageleefd zijn. [36] In de
Elements of Crimevan het ICC is ten aanzien van dit onderdeel van de verbodsbepaling het element ‘
the perpetrator executed one or more persons’opgenomen. [37]
executions’ ook moet worden verstaan het tenuitvoerleggen van straffen anders dan de doodstraf. De rechtbank overweegt dat het landen vrij staat méér strafbaar te stellen dan waar de verbodsnormen in het gemeenschappelijke artikel 3 op zien. De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of ten aanzien van de passage ‘
the carrying out of executions’ in gemeenschappelijk artikel 3 van de Geneefse Conventies iets anders moet worden verstaan dan doodstraffen, in de ten laste gelegde periode. De oorspronkelijke tekst van het gemeenschappelijke artikel 3, als ook het commentaar van het ICRC en de
Elements of Crimebieden daar naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten toe. Evenmin is er in de studie van het ICRC een regel van internationaal gewoonterecht te ontwaren die dat stelt. In gewoonterechtelijke regel 100 van de studie van het ICRC, die op het verbod als genoemd in artikel 3, eerste lid, onder d, van de Geneefse Conventies ziet, wordt niet ingegaan op dit onderdeel. De drie genoemde nationale bepalingen zijn onvoldoende om de vereiste
opinio iurisen
state practicevoor internationaal gewoonterecht vast te stellen.
Al Hassandie thans bij het ICC aanhangig is en waarover de Trial Chamber zich nog moet uitlaten. Die zaak werpt echter, in het stadium waarin deze zich thans bevindt, op het voorgaande geen ander licht. De verdenking in die zaak ziet namelijk op ‘
the passing of sentences without previous judgement pronounced by a regularly constituted court’, en niet op het tenuitvoerleggen van vonnissen (‘
carrying out of executions’) onder artikel 8, tweede lid, onder c, iv, van het Statuut van Rome. [39] Uit meerdere beslissingen van de Pre Trial Chamber is af te leiden dat
‘the passing of sentences’niet mede het tenuitvoerleggen van een straf omvat. [40] De tenuitvoerlegging van buitengerechtelijke straffen, waaronder lijfstraffen, wordt – voor zover de rechtbank kan opmaken – niet betrokken bij de individuele aansprakelijkheid van
Al Hassanvoor het oorlogsmisdrijf van schending van artikel 8, tweede lid, onder c, iv, van het Statuut van Rome. [41]
18.Schendingen van het internationaal humanitair recht in deze zaak
uitsprekenvan buitengerechtelijke vonnissen wordt niet aan de verdachte verweten gelet op de feitelijke uitwerking van de tenlastelegging, zodat dit evenmin verder zal worden besproken.
De aansprakelijkheid van de verdachte voor schendingen van internationaal humanitair recht
medepleger, ofwel dat hij deze feiten tezamen en in vereniging met één of meer anderen heeft begaan. Als tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd dat de verdachte als meerdere aansprakelijk is voor de ten laste gelegde feiten.
Eshetu A., [42] is de rechtbank thans van oordeel dat deze beide vormen van aansprakelijkheid elkaar niet uitsluiten. Waar beide vormen van aansprakelijkheid cumulatief ten laste zijn gelegd, zoals in deze zaak het geval is, zal de rechtbank voor beide moeten beoordelen of deze bewezen kunnen worden. In de opvatting van de Nederlandse wetgever is meerderenaansprakelijkheid een aansprakelijkheid
sui generis, die onverlet laat dat de meerdere onder omstandigheden ook als “gewoon” dader kan worden aangemerkt. [43] Deze opvatting vindt steun in de rechtspraak van de ad hoc tribunalen. Zo overwoog het International Criminal Tribunal for Rwanda (hierna: ICTR) in de zaak tegen
Setakohet volgende:
Delalic et al.als volgt tot uitdrukking gebracht:
Sufa:
command responsibilityen overweegt hiertoe als volgt.
responsible command. [48] Het beginsel is opgenomen in de vroegste codificaties van de wetten van oorlog. [49] Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde het beginsel
responsible commanden het daaruit voortvloeiende
command responsibilityzich binnen het (internationale) recht tot een algemeen rechtsbeginsel. Middels
command responsibilitykunnen leidinggevenden strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor het niet voorkomen en bestraffen van misdaden door hun ondergeschikten. [50] Codificatie van het leerstuk van
command responsibilityvond plaats met het aannemen van het AP I in 1977 waarbij in de artikelen 86 en 87 van het AP I zowel de plichten van de commandant als de strafrechtelijke gevolgen indien deze niet voldoet aan de plichten werden opgenomen. [51] Het AP II bevat geen codificatie van het leerstuk van
command responsibility. Het is echter algemeen aanvaard dat het leerstuk tevens van toepassing is in niet-internationaal gewapende conflicten, nu het AP II staten de mogelijkheid laat om, gelijk het gemeenschappelijke artikel 3 van de Geneefse Conventies, individuen en leden van strijdkrachten die zich schuldig hebben gemaakt aan conflictgerelateerde (ernstige) schendingen van het internationale humanitaire recht, te vervolgen en te berechten. [52]
command responsibilityzijn terug te vinden in artikel 7 van het Statuut van het ICTY, artikel 6 van het Statuut van het ICTR en artikel 28 van het Statuut van Rome voor de oprichting van het ICC. [53] De hieruit volgende rechtspraak dateert van na de ten laste gelegde periode. De rechtbank ziet echter geen beletsel om bij de invulling van artikel 9 van de Wos aan te sluiten bij de ontwikkeling van dit leerstuk binnen deze tribunalen.
- de meerdere wist of had reden om te weten dat een misdrijf op handen was of werd gepleegd door zijn ondergeschikte;
- de meerdere laat (al dan niet opzettelijk) na om hiertegen noodzakelijke maatregelen te treffen die in zijn vermogen liggen.
20.Nexus
21.Slotsom bewijsvraag
22.De bewezenverklaring
1. [persoon 1 en 2];
2. [persoon 3];
3. [persoon 4];
5. [persoon 6];
6. [persoon 7];
7. [persoon 8];
8. [persoon 9];
9. [persoon 10];
10. [persoon 11];
11. [persoon 12];
12. [persoon 13];
13. [persoon 14];
14. [persoon 15];
15. [persoon 16];
16. [persoon 17];
17. [persoon 18];
18. [persoon 19];
1. voornoemde personen ernstig fysiek en/of ernstig psychisch hebben laten lijden, door
fysieke geweldsincidenten,
het uitdelen van straffen,
de langdurige psychische kwelling en/of
een atmosfeer van terreur en angst om blootgesteld te worden aan fysiek of psychisch geweld,
2. tegen voornoemde personen gevangenisstraffen en/of andere vrijheidsbeperkende maatregelen ten uitvoer hebben gelegd en/of laten leggen zonder voorafgaande berechting door een rechtbank en/of zonder dat zij een eerlijk proces hebben gekregen, in het bijzonder zonder dat zij zijn berecht door een onpartijdige instantie en/of zonder dat zij onverwijld op de hoogte zijn gesteld van de beschuldigingen tegen hen en/of zonder dat zij de nodige rechten en middelen tot een verdediging tot hun beschikking hadden en/of zonder dat sprake was van de onschuldpresumptie en/of zonder dat zij het recht hadden niet mee te werken aan de eigen veroordeling en/of zonder dat zij gebruik konden maken van het recht op advies aangaande de juridische en andere beroepsmogelijkheden en aangaande de termijnen waarbinnen hiervan gebruik dient te worden gemaakt;
1. één of meer leden van de familie Amin (de voormalige president van Afghanistan),
waaronder [persoon 1 en 2];
2. [persoon 3];
3. [persoon 4];
5. [persoon 6];
6. [persoon 7];
7. [persoon 8];
8. [persoon 9];
9. [persoon 10];
10. [persoon 11];
11. [persoon 12];
12. [persoon 13];
13. [persoon 14];
14. [persoon 15];
15. [persoon 16];
16. [persoon 17];
17. [persoon 18];
18. [persoon 19];
en anderen, die als politieke gevangenen gedetineerd werden in blokken 1 en 2 en 3 van de Pul-e-Charkhi gevangenis,
1. voornoemde personen ernstig fysiek en/of ernstig psychisch hebben laten lijden, door
fysieke geweldsincidenten,
het uitdelen van straffen,
de langdurige psychische kwelling en/of
een atmosfeer van terreur en angst om blootgesteld te worden aan fysiek of psychisch geweld,
2. tegen voornoemde personen gevangenisstraffen en/of andere vrijheidsbeperkende maatregelen ten uitvoer hebben gelegd en/of laten leggen zonder voorafgaande berechting door een rechtbank en/of zonder dat zij een eerlijk proces hebben gekregen, in het bijzonder zonder dat zij zijn berecht door een onpartijdige instantie en/of zonder dat zij onverwijld op de hoogte zijn gesteld van de beschuldigingen tegen hen en/of zonder dat zij de nodige rechten en middelen tot een verdediging tot hun beschikking hadden en/of zonder dat sprake was van de onschuldpresumptie en/of zonder dat zij het recht hadden niet mee te werken aan de eigen veroordeling en/of zonder dat zij gebruik konden maken van het recht op advies aangaande de juridische en andere beroepsmogelijkheden en aangaande de termijnen waarbinnen hiervan gebruik dient te worden gemaakt,
23.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
fundamental objectives” opgenomen dat de principes uit het VN Handvest en de Universele Verklaring dienen te worden gerespecteerd, dat vrijheid en menswaardigheid moeten worden beschermd en gerespecteerd en dat alle vormen van marteling en discriminatie dienen te worden geëlimineerd. Dat schending hiervan een misdrijf kan opleveren volgt uit artikel 31 van die Grondwet waarin is opgenomen dat een misdrijf een persoonlijke daad is en dat bestraffing die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid niet toegestaan is.
command responsibilityonderdeel vormde van het internationale gewoonterecht, in het bijzonder of dat het geval was in de periode van 1983 tot en met 1987. Zoals reeds in hoofdstuk 19 is overwogen, is individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid voor
command responsibilityonder andere gecodificeerd in artikel 7 van het ICTY Statuut, dat dateert van 1993. Het leerstuk van
command responsibilityzoals opgenomen in artikel 7 van het ICTY Statuut maakt dus in ieder geval vanaf 1993 deel uit van het internationale gewoonterecht. Uit de jurisprudentie van het ICTY sinds 1993 volgt dat het leerstuk van
command responsibilitygeldt in zowel internationale als niet-internationale gewapende conflicten. [64] De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de (veronder)stelling dat
command responsibilityals vorm van aansprakelijkheid niet ook ten aanzien van feiten van tien jaar eerder, waarvan in de onderhavige zaak sprake is, zou gelden. Zij wijst erop dat bij de totstandkoming van het ICTY Statuut expliciet is overwogen dat het de bedoeling was dat het ICTY alleen regels van internationaal humanitair recht zou toepassen die destijds al
“beyond any doubt part of customary law”waren. [65] De rechtbank concludeert dan ook dat het leerstuk van
command responsibilityten tijde van het bewezen verklaarde deel uitmaakte van het internationale gewoonterecht.
command responsibilityook toentertijd al aansprakelijkheid van zowel de militaire als de civiele meerdere omvatte. Zo heeft het Internationaal Militair Tribunaal (ook bekend als het Neurenberg Tribunaal, hierna: IMT), de Special Court for Sierra Leone (hierna: SCSL), de Extraordinary Chambers in het Courts of Cambodia (hierna: ECCC), het ICTR en het ICTY overwogen dat onder command responsibility beide meerderen vallen. [66] In de jurisprudentie van het ICTY, die weliswaar dateert van na het bewezen verklaarde, maar waarin onder verwijzing naar jurisprudentie van het IMT, dus van ruim daarvóór, wordt overwogen: “
The principle that military and other superiors may be held criminally responsible for the acts of their subordinates is well-established in conventional and customary law”. [67]
24.De strafbaarheid van de verdachte
25.De strafoplegging
Eshetu A. heeft de rechtbank een levenslange gevangenisstraf opgelegd. [68] De straf zag op arbitraire vrijheidsberoving, opsluiting onder mensonterende omstandigheden, martelingen, het opleggen en uitvoeren van buitengerechtelijke gevangenisstraffen en het doden van een grote groep personen.
Delaliczeven jaar gevangenisstraf opgelegd voor directe betrokkenheid en betrokkenheid als meerdere bij onmenselijke behandeling van zes gevangenen. In de zaak tegen
Delicheeft het ICTY een gevangenisstraf van tien jaar opgelegd voor de onmenselijke behandeling van gevangenen. [69] In deze zaken ging het om een geringer aantal slachtoffers dan in de onderhavige zaak.
Eshetu A.,reeds omdat het daar ging om het doden van een grote groep personen.