Op 13 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en Scheidingswijze B.V. De verzoekster, een mediator, had een overeenkomst met Scheidingswijze voor de duur van twee jaar, maar heeft deze op 27 augustus 2021 opgezegd. Na de opzegging verzocht zij om verwijdering van haar persoonsgegevens van de website van Scheidingswijze, maar dit verzoek werd aanvankelijk niet gehonoreerd. Scheidingswijze maakte aanspraak op betaling van het lidmaatschapsgeld en weigerde de gegevens van verzoekster te verwijderen. Verzoekster heeft daarop een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank op basis van artikel 35 lid 4 UAVG, waarin zij stelde dat Scheidingswijze onrechtmatig gebruik maakte van haar persoonsgegevens.
Uiteindelijk heeft Scheidingswijze de gegevens van verzoekster van de website verwijderd, maar verzoekster trok haar verzoek tot verwijdering in, met uitzondering van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat Scheidingswijze gehouden was tot vergoeding van de proceskosten, omdat verzoekster pas na het indienen van het verzoekschrift aan haar eisen was voldaan. De rechtbank wees erop dat het verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens op grond van de AVG door de betrokkene kan worden gedaan en dat Scheidingswijze niet vrij was om de gegevens van verzoekster tegen haar zin te blijven gebruiken.
De rechtbank heeft Scheidingswijze veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 309 aan griffierecht, en verklaarde deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders verzochte werd afgewezen.