Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ten aanzien van het beroepOnderwerp van de procedure
Beoordeling door de rechtbank
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiser, een Ghanese man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn zorg voor zijn tweejarige dochter. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, omdat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken verrichtte en er geen sprake zou zijn van een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn dochter. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat zijn zorgtaken marginaal waren en dat de hoorplicht was geschonden.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had verricht naar de feitelijke zorg- en opvoedingstaken van eiser en dat de hoorplicht was geschonden. De rechtbank stelde vast dat eiser met de overgelegde stukken en verklaringen voldoende bewijs had geleverd van zijn zorg voor zijn dochter. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van het kind in acht moeten worden genomen. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond was verklaard. Eiser werd vrijgesteld van griffierecht en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser.