ECLI:NL:RBDHA:2022:3324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
NL 21.17173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van gebrek aan feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, bestaande uit een Jemenitische vrouw en haar kinderen, hebben de aanvraag ingediend met het doel om zich te herenigen met de referent, die in Nederland verblijft. De aanvraag werd afgewezen omdat de referent tijdens zijn asielprocedure zijn gezin niet had genoemd. Na het overleggen van een huwelijksakte door eiseres, heeft verweerder deze niet onderzocht, wat door de rechtbank als een gebrek werd aangemerkt. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiseres niet in haar belangen was geschaad, omdat er geen feitelijke invulling aan het huwelijk was gegeven. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet voldeden aan de voorwaarden voor nareis, omdat er geen feitelijke gezinsband bestond. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-. De uitspraak benadrukt het belang van zowel juridische als feitelijke gezinsbanden in het kader van gezinshereniging.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.17173
[V-Nummers]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1985, eiseres I (hierna: eiseres),
mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen:

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 3] 2017, eiser,

[eiseres 2] , geboren op [geboortedatum 2] , eiseres II,allen van Jemenitische nationaliteit, samen te noemen: eisers(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers van 12 januari 2021 om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “nareis” afgewezen. Bij besluit van 12 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Op 29 oktober 2021 heeft de rechtbank het beroepschrift van eisers tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Ook is ter zitting verschenen [naam] (referent). De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht
1. Eisers hebben bij het indienen van het beroepschrift verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank acht dit verzoek voldoende onderbouwd. Het vrijstellingsverzoek wordt dan ook toegewezen.
Achtergrond
2.1.
Eisers verblijven in Jemen. Eiseres stelt dat zij zich met twee minderjarige kinderen in een oorlogssituatie staande moet houden, zonder de bescherming van referent. Gelet op de humanitaire noodsituatie in Jemen, is hun positie volgens eisers zeer kwetsbaar. Bovendien heeft eiseres geen inkomen. Eiseres is sinds 1 maart 2019 gehuwd met referent. De kinderen van het gezin zijn niet (biologisch) verwekt door referent, maar door de voorgaande (gescheiden) echtgenoot van eiseres.
2.2.
Referent is op 28 december 2019 Nederland ingereisd en heeft een verblijfsvergunning asiel. In zijn asielprocedure heeft referent verklaard ongehuwd maar wel verloofd te zijn met een andere vrouw dan eiseres.
Standpunt verweerder
3. Verweerder heeft zich in het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eisers niet voldoet aan de beleidsvoorwaarden [1] voor nareis, omdat eisers niet bij het gezin van referent behoorde op het moment van diens binnenkomst in Nederland.
Beroepsgronden eiser
4. Eisers hebben aangevoerd dat, hoewel referent verklaard heeft dat hij ongehuwd en verloofd was met een andere vrouw, eiseres en referent wel rechtsgeldig gehuwd zijn. Daarmee vallen eiseres en haar kinderen onder de reikwijdte van artikel 4 lid 1, sub a en d, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [2] De stelling van verweerder dat zij zijn gehuwd maar geen deel uitmaken van het gezin is in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn. In dat kader heeft verweerder ten onrechte geen aanleiding gezien om de originele huwelijksakte op te vragen en te onderzoeken op echtheid, nadat eiseres een kopie daarvan had ingediend bij haar aanvraag en in bezwaar heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn geweest dat referent haar niet heeft genoemd in zijn asielprocedure. Nu dat is nagelaten, is sprake van een onzorgvuldige voorbereiding. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte gesteld dat het huwelijk niet aannemelijker wordt gemaakt wegens het feit dat eiseres II de achternaam van haar verwekker draagt, nu zij staande het huwelijk met referent is geboren. Verweerder miskent dat dit in overeenstemming is met haar afkomst en identiteit. Verder meent eiseres dat verweerder geen belangenafweging heeft gemaakt van de minderjarige kinderen, hetgeen in strijd is met artikel 5, vijfde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Tenslotte heeft verweerder ten onrechte afgezien van het gehoor op bezwaar, aldus eisers.
Juridisch kader
5.1.
In artikel 4 lid 1 van de Gezinsherenigingsrichtlijn staat, voor zover van belang, vermeld:
1. De lidstaten geven uit hoofde van deze richtlijn, en op voorwaarde dat aan de in hoofdstuk IV en artikel 16 gestelde voorwaarden is voldaan, toestemming tot toegang en verblijf aan de volgende gezinsleden:
a) de echtgenoot van de gezinshereniger;
(…)
d) de minderjarige kinderen, met inbegrip van geadopteerde kinderen, van de echtgenoot, indien de echtgenoot het gezag over de kinderen heeft en dezen te zijnen laste komen. De lidstaten kunnen gezinshereniging toestaan voor kinderen die onder gedeeld gezag staan, mits degene die mede het gezag heeft, daarmee heeft ingestemd.
5.2.
In artikel 16 van de Gezinsherenigingsrichtlijn staat, voor zover van belang, vermeld:
De lidstaten kunnen het verzoek tot toegang en verblijf met het oog op gezinshereniging afwijzen wanneer de gezinshereniger geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven (meer) onderhoudt met het gezinslid of de gezinsleden, dan wel wanneer wordt vastgesteld dat de gezinshereniger of de partner met wie de gezinshereniger niet gehuwd is, met iemand anders gehuwd is dan wel een duurzame relatie onderhoudt.
5.3.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Vw, [3] voor zover thans van belang, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling (referent) behoorden tot diens gezin en zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend:
a. de echtgenoot of het minderjarige kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling;
b. de vreemdeling die als partner of meerderjarig kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin;
5.4.
Het toepasselijke beleid inzake de afgeleide verblijfsvergunning voor nareizende gezinsleden, zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vw, staat beschreven in paragraaf C2/4 van de Vc. In paragraaf C2/4.1 van de Vc staat, voor zover van belang, dat de referent in Nederland moet aantonen dat zijn echtgeno(o)t(e) of partner op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland tot zijn gezin behoort en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit voorgaand juridisch kader volgt dat aan twee voorwaarden voldaan moet worden voor nareis, namelijk of eiseres op het moment van binnenkomst van referent in Nederland tot zijn gezin behoort én of er (nog) sprake is van een feitelijke gezinsband. In tegenstelling tot wat eisers aanvoeren is het enkele feit dat er sprake zou zijn van een wettelijk huwelijk dus niet voldoende om aan de voorwaarden te voldoen. Er moet ook (nog) sprake zijn van een feitelijke gezinsband.
Was sprake van een juridische gezinsband?
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres, door het overleggen van een kopie van een huwelijksakte, in beginsel heeft voldaan aan de op haar rustende bewijslast voor het aantonen van een (indicatieve) juridische gezinsband op het moment van binnenkomst van referent. Immers, de huwelijksakte dateert van 1 maart 2019, terwijl referent op
28 december 2019 is ingereisd. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen aanleiding heeft gezien deze huwelijksakte op te vragen en te onderzoeken, en dat de huwelijksakte verder in het geheel niet bij de beoordeling is betrokken. Nu dat is nagelaten, en evenmin in het bestreden besluit wordt gemotiveerd waarom, heeft verweerder zich niet op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een huwelijk. De rechtbank volgt eisers dan ook dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding en een motiveringsgebrek.
Was er sprake van een feitelijke gezinsband?
6.3.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder middels het verweerschrift het voorstaande gebrek heeft hersteld. Thans heeft hij zich op het standpunt mogen stellen dat geen sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eisers en referent. Referent heeft eisers immers in het geheel niet genoemd tijdens zijn asielprocedure en heeft in de gehoren verklaard niet gehuwd maar wel verloofd te zijn met een andere vrouw dan eiseres. Verder heeft hij bij de onderhavige aanvragen, alsmede ter zitting, aangegeven nooit met eisers samengewoond te hebben. Door het ontbreken van de feitelijke gezinsband, voldoen eisers niet aan de tweede voorwaarde van het beleid. Dat referent ter zitting heeft verklaard dat hij zijn echtgenote met opzet niet benoemde tijdens zijn asielprocedure omdat hij voornemens was om in Nederland met twee vrouwen tegelijk getrouwd te zijn en op enig moment had vernomen dat een polygaam huwelijk verboden is, acht de rechtbank geen afdoende verklaring. De rechtbank zal dat hierna toelichten.
6.4.
Volgens de Afdeling beoogt gezinshereniging het herstel van het gezinsleven zoals dat bestond voor het vertrek van referent. [4] Als een vreemdeling en referent in het land van herkomst geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven uitoefenden, bestaat er geen gezinsleven dat voor herstel in aanmerking komt. Een rechtsgeldig huwelijk zonder enige feitelijke invulling kan namelijk evengoed worden voortgezet zonder dat een vreemdeling nareist. Zoals verweerder stelt in het verweerschrift, ook al zou blijken dat de overgelegde huwelijksakte authentiek is, wordt enkel de juridische band vastgesteld, maar daarmee ontbreekt alsnog de feitelijke gezinsband om in aanmerking te komen voor de gewenste vergunning. De rechtbank acht hierbij van belang dat ter zitting is gebleken dat ook nooit een feitelijke gezinsband is geweest tussen eisers en referent. Zij hebben nooit samengewoond en het huwelijk laten voltrekken bij volmacht, terwijl referent verbleef in Saudi Arabië en eiseres in Jemen. De stelling van eiseres dat de relatie niet is verbroken doordat zij (telefonisch) contact hebben, geeft nog geen aanleiding om een feitelijke gezinsband aan te nemen. Tot slot maakt ook de stelling van eisers dat verweerder hen ten onrechte zou tegenwerpen dat eiseres II niet de naam van referent heeft het oordeel niet anders. Er bestaat immers geen gezinsleven dat voor herstel in aanmerking komt.
6.5.
Nu eiseres niet in aanmerking komt voor nareis door het ontbreken van de feitelijke gezinsband, is de rechtbank van het oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het in het in het belang is van de kinderen om bij hun biologische moeder te blijven. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de oorlog en de leefomstandigheden in Jemen moeilijk zijn, maakt de humanitaire noodsituatie het voorgaande niet anders omdat deze situatie niet kan leiden tot afgifte van een mvv in het kader van nareis.
6.6.
De rechtbank zal het motiveringsgebrek in het bestreden besluit zoals hiervoor overwogen in 6.2. passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eisers niet in hun belangen zijn geschaad. De rechtsgrond dat het bestaan van een voor herstel vatbaar gezinsleven tussen referent en eisers niet aannemelijk is geworden, is namelijk voldoende (aanvullend) gemotiveerd in het verweerschrift.
Had verweerder eiseres moeten horen op bezwaar?
6.7.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij één van de uitzonderingsgronden zich voordoet van artikel 7:3 van de Awb, zoals een kennelijk ongegrond bezwaar. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake wanneer uit het bezwaarschrift evident blijkt dat de bezwaren van de indiener ongegrond zijn en redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie.
6.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze maatstaf voldaan. Wat door eiseres in bezwaar is aangedragen was reeds bij verweerder bekend en er was daarom redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat het bezwaar niet tot een ander oordeel zou leiden. De in bezwaar afgelegde verklaring van eiseres dat het haar onbekend was dat referent zich had verloofd met een andere vrouw en hij eiseres nooit heeft benoemd tijdens zijn asielprocedure, legt geen gewicht in de schaal. Er was namelijk geen voor herstel vatbaar gezinsleven zoals dat bestond voor het vertrek van referent.
Conclusie
6.9.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
6.10.
Gelet op wat is overwogen in punt 6.2. en 6.6., veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Aziz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.Die voorwaarden staan in paragrafen C2/4.1 en B1/3.1.5. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (Gezingherenigingsrichtlijn).
3.Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:998, r.o. 4 e.v. en van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:206, r.o. 5 e.v.