ECLI:NL:RBDHA:2022:331
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 2 december 2021, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van het verzoek op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 7 januari 2022, waar de verweerder niet aanwezig was, heeft de rechtbank het beroep behandeld samen met een andere zaak (NL21.18835).
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Italië voor de behandeling van het asielverzoek van de eiser. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen reden was om af te zien van de overdracht aan Italië. De Italiaanse autoriteiten hadden namelijk toegezegd het asielverzoek van de eiser in behandeling te nemen, en er was geen onderbouwing van de eiser dat Italië zijn verplichtingen niet zou nakomen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij medisch onderzocht had moeten worden en dat er geen bewijs was dat hij onder medische behandeling stond. De rechtbank concludeerde dat de verweerder ervan uit mocht gaan dat de eiser in Italië de noodzakelijke medische zorg zou ontvangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eventuele problemen met de overdracht vanwege Covid-19 van tijdelijke aard zijn en geen invloed hebben op de rechtmatigheid van het besluit.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.