ECLI:NL:RBDHA:2022:331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
NL21.18834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 2 december 2021, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van het verzoek op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 7 januari 2022, waar de verweerder niet aanwezig was, heeft de rechtbank het beroep behandeld samen met een andere zaak (NL21.18835).

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Italië voor de behandeling van het asielverzoek van de eiser. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen reden was om af te zien van de overdracht aan Italië. De Italiaanse autoriteiten hadden namelijk toegezegd het asielverzoek van de eiser in behandeling te nemen, en er was geen onderbouwing van de eiser dat Italië zijn verplichtingen niet zou nakomen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij medisch onderzocht had moeten worden en dat er geen bewijs was dat hij onder medische behandeling stond. De rechtbank concludeerde dat de verweerder ervan uit mocht gaan dat de eiser in Italië de noodzakelijke medische zorg zou ontvangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eventuele problemen met de overdracht vanwege Covid-19 van tijdelijke aard zijn en geen invloed hebben op de rechtmatigheid van het besluit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18834
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.18835, op 7 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië op grond van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek.
2. Verweerder heeft terecht overwogen dat er geen aanleiding is om af te zien van overdracht aan deze lidstaat. Met de aanvaarding van het claimakkoord hebben de Italiaanse autoriteiten toegezegd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Zoals eiser ook heeft erkend wordt er in het algemeen van uit gegaan dat Italië haar Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen zal naleven. Er is geen reden om daar nu anders over te oordelen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd waarom daar in het algemeen of in zijn specifieke situatie nu anders over moet worden geoordeeld.
3. Dat eiser medisch onderzocht had moeten worden is evenmin onderbouwd. Niet is gebleken dat eiser onder medische behandeling staat. Verweerder mag er van uitgaan dat eiser in de verantwoordelijke lidstaat eventuele medische noodzakelijke behandeling zal krijgen. Eiser heeft niet met documenten of verklaringen onderbouwd dat hiervan in het algemeen of vanwege zijn persoonlijke overwegingen niet kan worden uitgegaan. Dat neemt niet weg dat de Italiaanse autoriteiten voor de overdracht alsnog zullen moeten worden geïnformeerd over eventuele bijzonderheden in dit verband.
4. De eventuele onmogelijkheid vanwege Covid-19 om eiser over te dragen aan Italië is van tijdelijke en feitelijke aard en raakt niet aan de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.