Uitspraak
Rechtbank den haag
[handelsnaam eiser], te [plaats] ,
1.Riskman B.V. te Apeldoorn,
de Staat der Nederlanden(het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, meer specifiek het Rijksvastgoedbedrijf),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2022, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Koenders, een kort geding aangespannen tegen Riskman B.V. en het Rijksvastgoedbedrijf, vertegenwoordigd door mr. I.M. Peeperkorn en mw. mr. [de gemachtigde]. Eiser vorderde wedertewerkstelling, doorbetaling van loon en schadevergoeding na de beëindiging van zijn overeenkomst van opdracht met het Rijksvastgoedbedrijf. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst rechtsgeldig was beëindigd op 26 november 2021, en dat de opzegtermijn van een maand redelijk was. Eiser had geen recht op wedertewerkstelling of doorbetaling van loon, aangezien de overeenkomst was geëindigd en hij zich aan de afgesproken werkuren diende te houden. De vordering tot schadevergoeding voor gewerkte uren na de beëindiging van de overeenkomst werd eveneens afgewezen, omdat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden van de overeenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat Riskman de opzegvergoeding aan eiser moest betalen, maar dat eiser in de kosten van het geding aan de zijde van het Rijksvastgoedbedrijf werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de beëindiging van overeenkomsten van opdracht en de verantwoordelijkheden van partijen in dergelijke situaties.