ECLI:NL:RBDHA:2022:3227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die eerder een WIA-uitkering ontving, haar uitkering zien beëindigen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Den Haag heeft op 14 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres had zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld, maar het Uwv concludeerde dat er geen medische indicatie was voor een urenbeperking, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 18 juni 2020. Eiseres was eerder werkzaam als tuinbouwmedewerkster en had in het verleden een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische rapporten die aan de beslissing ten grondslag lagen zorgvuldig en zonder tegenstrijdigheden waren opgesteld. Eiseres voerde aan dat haar gezondheid was verslechterd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de situatie van eiseres adequaat hadden beoordeeld en dat de beperkingen die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren vastgelegd, voldoende waren. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was en dat het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Uzumcu),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. A. Arabkhani).

Procesverloop

In het besluit van 17 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de loongerelateerde WGA-uitkering [1] die eiseres ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 18 juni 2020 beëindigd.
In het besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding (Skype) plaatsgevonden op
3 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiseres was voorheen werkzaam als tuinbouwmedewerkster voor gemiddeld 35 uur per week. Op 4 september 2006 is zij vanuit de Werkloosheidswet uitgevallen met psychische klachten. Hierna kreeg eiseres ook last van lichamelijke klachten. Per
22 december 2008 (einde wachttijd) ontvingen eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, op arbeidskundige gronden. Deze uitkering eindigde op 14 september 2009, waarna zij een WGA-loonaanvullingsuitkering ontving.
1.2
Op verzoek van eiseres heeft er in 2014 een herbeoordeling plaatsgevonden. Zij heeft hierbij aangegeven dat bij haar de diagnose fibromyalgie is vastgesteld. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder de WIA-uitkering vervolgens per
16 september 2014 beëindigd. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 10 november 2014 op arbeidskundige gronden gegrond verklaard. Eiseres werd voor 40,03% arbeidsongeschikt geacht en zij bleef per 16 september 2014 een WGA-loonaanvullingsuitkering houden.
De besluitvorming
2.1
In het formulier van11 oktober 2019 heeft eiseres gemeld dat haar gezondheid per 1 juli 2019 is verslechterd door klachten van het bewegingsapparaat. Hierbij gaat het met name om nek- en schouderklachten, knieklachten en ook hoofdpijn, alsmede om psychische klachten. Verweerder heeft daarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw medisch en arbeidskundig beoordeeld. De arts H. van Eijnsbergen heeft onder supervisie van verzekeringsarts E. Pieterse een medisch onderzoek verricht. Uit het rapport van 31 maart 2020 blijkt dat de arts bij eiseres nagenoeg geen wijzigingen in de belastbaarheid heeft geconstateerd ten opzichte van het medisch onderzoek in 2014. De beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 maart 2020. De eerder geduide urenbeperking van zes uur per dag, dertig uur per week vindt de arts niet meer van toepassing. De hierna ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft op basis van deze FML een aantal functies voor eiseres geselecteerd. Aan de hand van die functies is er geen verlies aan verdiencapaciteit vastgesteld waardoor de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is. Verweerder heeft daarom in het primaire besluit de WIA-uitkering van eiseres per
18 juni 2020 beëindigd.
2.2
In bezwaar is het primaire besluit heroverwogen. De verzekeringsarts b&b is het eens met de beoordeling van de eerste arts en vindt niet dat er meer beperkingen moeten worden opgenomen in de FML. De arbeidsdeskundige b&b is het eens met de eerste arbeidsdeskundige. Hij vindt dat eiseres de functies die zijn geselecteerd, kan verrichten. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit aan eiseres laten weten dat hij bij zijn standpunt blijft. Dit betekent dat eiseres vanaf 18 juni 2020 niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Daarom is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt van eiseres
3.1
Eiseres is het niet eens met de intrekking van de WIA-uitkering. Zij ontkent uitdrukkelijk dat haar gezondheid is verbeterd en dat zij meer arbeidsgeschikt is. Haar klachten en beperkingen zijn alleen maar toegenomen. Er is volgens eiseres sprake van zogeheten progressieve ziekten. Nergens blijkt uit dat het ziekteproces is verbeterd.
3.2
Eiseres heeft verder uiteengezet dat bij het bepalen van het persoonlijk en sociaal functioneren onvoldoende rekening is gehouden met haar toegenomen psychische klachten. In de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren hadden veel meer beperkingen aangenomen moeten worden. Ten onrechte is geen rekening gehouden met haar concentratieproblemen. Zij is niet in staat haar aandacht te verdelen dan wel voor een lange periode vast te houden. Dat is ook de reden waarom zij in haar dagelijks functioneren is aangewezen op hulp van derden, waaronder taxihulp en huishoudelijke hulp. Eiseres heeft in beroep een brief van psychiater dr. C.C. Liesdek van 5 januari 2021 overgelegd.
3.3
Ook vindt eiseres dat er in de FML geen rekening is gehouden met haar lichamelijke klachten. Het gaat volgens haar om progressieve ziekten waardoor zij forse beperkingen heeft, met name in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen van de FML. Eiseres heeft in beroep medische informatie overgelegd waarin haar lichamelijke klachten staan vermeld. Het gaat om twee brieven van huisarts Y. Baskaya van 18 mei en 6 juli 2021, een ongedateerde brief van fysiotherapeut L. Kamali, een brief van zorgverlener/acupuncturist Y. Zhang van 10 mei 2021, een medicatie overzicht en een aanvraag voor fysiotherapie.
3.4
Ook stelt eiseres dat geen rekening is gehouden met de bijwerkingen van de medicatie met een zogeheten ‘gele sticker’ waarvan bij haar sprake is. Na inname hiervan neemt haar reactievermogen af en wordt zij duizelig en vermoeid. In verband met de ernstige bijwerkingen is het verboden om een voertuig te besturen.
Beoordeling door de rechtbank.
4. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het bestreden besluit op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag rust. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
5. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit kan worden afgeleid dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
6.1
De rechtbank vindt dat de medische rapporten zorgvuldig, zonder tegenstrijdigheid en begrijpelijk zijn. De eerste arts heeft het dossier bestudeerd en heeft onderzoek gedaan naar de lichamelijke en psychische klachten van eiseres. Hij heeft kennis genomen van de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiseres. Uit het rapport van de eerste arts volgt ook dat oriënterend psychisch en gericht lichamelijk onderzoek plaatsvond.
Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b een medisch onderzoek verricht in de bezwaarfase. Hij heeft eiseres op 19 oktober 2020 op het spreekuur gezien, waarbij hij haar psychisch en lichamelijk heeft onderzocht. Ook heeft hij kennis genomen van de FML die eiseres in bezwaar heeft overgelegd. Deze FML is (gedeeltelijk) door de fysiotherapeut van eiseres en door de GGZ ingevuld. De verzekeringsarts b&b is verder uitgebreid ingegaan op de bezwaargronden van eiseres. hij ziet in deze gronden geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b verder eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dit betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
6.2.1
Wat eiseres in beroep aanvoert geeft geen reden het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b voor onjuist te houden. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b volgt dat hij heeft onderkend dat bij eiseres sprake is van psychische klachten. Er is echter geen reden om te stellen dat de beperkingen die hiervoor in de FML zijn vastgelegd, onvoldoende zijn. Er gelden twee beperkingen in het persoonlijk functioneren van eiseres, namelijk een voorspelbare werksituatie en werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Ook geldt een beperking voor het omgaan met conflicten. De verzekeringsarts b&b heeft bij zijn beoordeling als uitgangspunt genomen de diagnose (depressieve stoornis van matige ernst) die in de brief van GGZ staat vermeld. Bij zijn onderzoek is geen ernstiger stoornis vastgesteld. Ook zijn geen stoornissen naar voren gekomen in de aandachts- en geheugenfuncties. De verzekeringsarts b&b heeft verder een normaal patroon van handelen bij eiseres geconstateerd. Daarom kan hij zich verenigen met de beperkingen in de FML die psychisch gebied zijn vastgesteld.
6.2.2
Ook op lichamelijk gebied zijn er diverse beperkingen vastgesteld, namelijk in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Deze beperkingen komen nagenoeg overeen met de beperkingen die bij de vorige WIA-beoordeling in 2014 zijn vastgesteld. De rechtbank vindt dat eiseres hiermee niet tekort is gedaan, mede omdat zij bij het onderzoek van de eerste arts had aangegeven dat haar klachten onveranderd zijn ten opzichte van het vorige verzekeringsgeneeskundige onderzoek. Daarbij komt dat er bij het onderzoek van de verzekeringsarts b&b eigenlijk geen afwijkingen naar voren kwamen op lichamelijk gebied. De aanvullende beperkingen die de fysiotherapeut van toepassing vindt, zijn volgens de verzekeringsarts b&b niet te herleiden tot medisch objectiveerbare afwijkingen. Deze beperkingen neemt de verzekeringsarts b&b daarom niet over.
6.2.3
De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom een (verdergaande) urenbeperking niet van toepassing is. Volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid is een urenbeperking slechts toepasselijk in strikt omschreven gevallen. Het gaat dan om een energetische beperking als gevolg van ziekte en gebrek, een beperkte beschikbaarheid in verband met een noodzakelijke medische behandeling of vanuit preventief oogpunt ter voorkoming van een verslechtering van de medische toestand van de betrokkene. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport op heldere wijze uiteengezet dat deze situaties niet van toepassing zijn op eiseres. Zowel de lichamelijke als de psychische klachten leiden niet tot een urenbeperking. Dit betekent dat de urenbeperking die eerder bij de medische beoordeling in 2014 nog wel van toepassing was, nu niet meer nodig is.
6.2.4
De beroepsgrond dat onvoldoende rekening is gehouden met de bijwerkingen van de medicatie slaagt evenmin. De verzekeringsarts b&b vindt eiseres hierdoor niet beperkt omdat zij geen bijwerkingen op het spreekuur heeft gemeld. Ook heeft zij aangegeven auto te rijden, onder andere om haar kinderen te vervoeren. Verder heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat bijwerkingen zich meestal in de beginfase van het medicijngebruik voordoen. Die periode is bij eiseres al lang voorbij. Wel vindt de verzekeringsarts b&b het verstandig om beroepsmatige deelname aan het verkeer uit te sluiten. De rechtbank vindt dat eiseres hiermee niet te kort is gedaan op dit punt. Er is geen medische onderbouwing gegeven waaruit volgt dat eiseres dusdanige bijwerkingen van het medicatiegebruik heeft dat hiervoor een extra beperking in de FML vastgelegd had moeten worden.
6.2.5
De in beroep door eiseres overgelegde medische informatie van haar behandelaars leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Er staan hierin namelijk geen nieuwe medische gegevens vermeld die relevant zijn voor de datum in geding (18 juni 2020). De rechtbank verwijst in dit kader naar het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van
29 november 2021. Hierin heeft de verzekeringsarts b&b helder uiteengezet dat het in de bedoelde medische informatie gaat om de bekende (pijn)klachten en psychische klachten waarmee in de FML voldoende rekening is gehouden. Er is geen aanleiding om de FML te wijzigen.
6.3
Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde belastbaarheid van eiseres.
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
7. De rechtbank heeft tot slot de functies bestudeerd die door de eerste arbeidsdeskundige zijn geselecteerd voor eiseres en die door de arbeidsdeskundige b&b zijn goed bevonden. Er zijn geen aanwijzingen dat deze functies, die zijn geduid aan de hand van de beperkingen van eiseres in de FML, niet geschikt voor eiseres zouden zijn. Zij heeft hiertegen ook geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
8. Eiseres heeft ter zitting benadrukt dat haar medische beperkingen ten opzichte van de eerdere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in 2014 zijn toegenomen. Zij begrijpt daarom niet waarom haar uitkering nu is ingetrokken. De rechtbank wijst erop dat de intrekking van de uitkering met name verband lijkt te houden met de urenbeperking die is komen te vervallen. De procesvertegenwoordiger van verweerder heeft dit ter zitting bevestigd, en daaraan toegevoegd dat eiseres destijds mogelijk het voordeel van de twijfel is gegeven. Door het laten vervallen van de urenbeperking was het voor de arbeidsdeskundige mogelijk om functies te duiden waarmee eiseres weer voldoende loon kon verdienen, namelijk het loon dat zij voorheen verdiende als tuinbouwmedewerkster. Eiseres is hierdoor niet langer arbeidsongeschikt. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit voor eiseres moeilijk is te begrijpen. Echter, verweerder heeft voldoende duidelijk gemaakt dat voor een urenbeperking op medische gronden bij nader inzien geen indicatie bestaat, en de rechtbank sluit zich hierbij aan.
Conclusie.
9. Het vorenstaande betekent dat de WIA-uitkering van eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 18 juni 2020 is beëindigd.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten