ECLI:NL:RBDHA:2022:3213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige elementen in asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.E. Visscher, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag had afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser aanwezig was met een tolk, T. Oolman-Bakah, en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. C.H.H.P.M. Kelderman.
De rechtbank oordeelde dat eiser geen documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas, wat hem verplichtte om zijn verklaringen gedetailleerd aannemelijk te maken. De rechtbank vond dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser's verklaringen ongeloofwaardig waren, vooral met betrekking tot zijn betrokkenheid bij de dood van een politiecommissaris tijdens protesten in 2015. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het overlijden van zijn ouders en had geen bewijs geleverd om zijn claims te ondersteunen.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond en dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst geen reëel risico liep op schending van artikel 3 van het EVRM. Nieuwe feiten die eiser na het bestreden besluit had aangevoerd, werden buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat waren ingediend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.