Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 28 maart 2022 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel die eerder op 26 maart 2022 was opgelegd aan de betrokkene, een man geboren in 2001, die momenteel verblijft in een accommodatie. De betrokkene vertoont grootheidswanen en agressief gedrag, en er is een risico op ernstige psychische schade indien zijn toestand niet wordt behandeld.
Tijdens de zitting op 31 maart 2022 zijn verschillende personen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een verpleegkundig specialist en een arts in opleiding. De betrokkene verzet zich tegen de gedwongen opname en beweert dat hij de directeur van Parnassia Groep is. Hij weigert medicatie en beschuldigt het personeel van leugens en samenzwering. De verpleegkundig specialist en de arts in opleiding hebben echter aangegeven dat de betrokkene verward gedrag vertoont en dat zijn psychotische toestand leidt tot agressie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 21 april 2022. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.