ECLI:NL:RBDHA:2022:3188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/09/626234 / FA RK 22-1382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van onvoldoende bewijs van psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1950, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 10 maart 2022 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater en een verpleegkundige.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die gevaarlijk gedrag veroorzaakt. De behandelaars hebben twijfels geuit over de diagnose, waarbij zowel een psychische stoornis NAO als een dementieel beeld werd overwogen. De rechtbank concludeert dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de betrokkene een psychische stoornis heeft die een zorgmachtiging rechtvaardigt. Bovendien zijn er minder ingrijpende alternatieven beschikbaar, zoals het inschakelen van thuiszorg of een vrijwillige overplaatsing naar een ander verpleeghuis.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beslissing is genomen door rechter M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier S. Kokx, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 6 april 2022 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/626234 / FA RK 22-1382
Datum beschikking: 31 maart 2022

Afwijzing verzoek tot machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. G.E.M. Later te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 maart 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 8 maart 2022 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 7 maart 2022;
- een zorgplan van 3 maart 2022;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 10 maart 2022;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 maart 2022.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- [psychiater 2]
- [verpleegkundige]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft naar voren gebracht dat het verblijf in de accommodatie niet prettig is, met name door het gedrag van medebewoners. Over de verzorging heeft betrokkene geen klachten. Zij spreekt zich uit dat zij zich thuis nog goed zal kunnen redden, want het valgevaar is niet continu aanwezig. Betrokkene heeft de thuiszorg alleen opgezegd omdat zij zo laat op de dag kwamen dat betrokkene zichzelf dan al gewassen en aangekleed had en de hulp niet meer nodig was.
De advocaat heeft het volgende naar voren gebracht. Betrokkene wil graag naar huis. Het is de vraag of er sprake is van een stoornis, terwijl dat voor een zorgmachtiging wel vastgesteld moet zijn. Een zorgmachtiging is niet bedoeld voor diagnostiek. De periode sinds de crisismaatregel van 14 februari 2022 had daarvoor benut kunnen en moeten worden. Ook is er nu geen sprake van ernstig nadeel: betrokkene kon zich zonder hulp van de thuiszorg aankleden en schat in dat zij ook overigens zich zelf thuis kan redden desnoods met toch weer Thuiszorg en eventueel wat meer uitgebreid. De advocaat heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair verzocht de zorgmachtiging voor kortere duur toe te wijzen zodat kan worden vastgesteld of sprake is van een psychische stoornis.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat zij waarneemt voor de behandelend psychiater van betrokkene. De diagnostiek is nog niet afgerond en de behandelaars zijn er nog niet over uit of sprake is van een psychische stoornis met wanen en achterdocht of van een dementieel beeld. Mogelijk is betrokkene beter op haar plek bij een geriatrische afdeling. Betrokkene kampt al langer met paranoïde ideeën, die nu verergerd lijken te worden door de cognitieve achteruitgang. Er is eerder wel degelijk een psychische stoornis NAO vastgesteld. De psychotische klachten zijn echter gedurende de opname niet op de voorgrond aanwezig, maar betrokkene toont daar ook geen enkel inzicht in. Het is positief dat betrokkene de zorg en medicatie op de afdeling accepteert. Thuis was dat anders en was de situatie niet langer houdbaar. Vanuit achterdocht en psychotische klachten verwaarloosde betrokkene zichzelf en haar huis, en nam zij haar medicatie niet in. Zij laat niet zien dat zij inziet dat die situatie niet goed was, waardoor de kans groot is dat die situatie zich opnieuw zal voordoen als zij nu terug naar huis zou gaan. De zorgmachtiging is noodzakelijk om te beslissen welke plek het meest passend is voor betrokkene.
De verpleegkundige heeft naar voren gebracht dat betrokkene twee weken geleden weer even naar huis mocht en daar is gaan opruimen. Het kostte veel moeite om betrokkene weer terug naar de accommodatie te geleiden. Op de afdeling is betrokkene vooral teruggetrokken in haar kamer. De verpleegkundige moet enige druk zetten om betrokkene haar medicatie te laten innemen. Er heeft enkele weken geen diagnostisch onderzoek kunnen plaatsvinden omdat de afdeling dicht was vanwege een corona-uitbraak.

Beoordeling

Op 18 februari 2022 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 11 maart 2022.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken is onvoldoende gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die gevaarlijk gedrag veroorzaakt. Voor toewijzing van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz moet een zodanige stoornis zijn vastgesteld en moet, bij een combinatie van aandoeningen, de psychische stoornis voorliggend zijn. Ter zitting is niet naar voren gekomen dat dat bij betrokkene is vastgesteld. De behandelaars sluiten de aanwezigheid van een psychische stoornis niet uit, op basis van wat tijdens de opnamen wordt gezien. Genoemd is een psychische stoornis NAO, terwijl ook aan een dementieel beeld wordt gedacht. Tijdens de opname zijn er geen tot weinig psychotische overschrijdingen waargenomen - die bovendien ook door een dementieel beeld veroorzaakt kunnen worden. De onduidelijkheid over de diagnose die er ten tijde van de (voortzetting van de) crisismaatregel was, is in de afgelopen weken niet weggenomen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat er ook twijfels zijn bij de mate van verzet die betrokkene vertoont. Zij neemt - waar nodig met lichte drang - haar medicatie in en is rustig aanwezig op de afdeling. Bovendien zijn er minder ingrijpende mogelijkheden om eventueel aanwezig ernstig nadeel weg te nemen, zoals het opnieuw inzetten van thuiszorg of een (vrijwillige) overplaatsing naar een ander verpleeghuis - mogelijk ter overbrugging voordat betrokkene terugkeert naar huis.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan alle criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door
mr. S. Kokx als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 april 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.