ECLI:NL:RBDHA:2022:3186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/09/622199 / HA ZA 22-04
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en verwijzing naar rechtbank Amsterdam in geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de eiseres, COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., een geldlening van € 1.000.000,- gevorderd van de gedaagde, die niet verschenen is en geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. De procedure begon met een dagvaarding op 22 november 2021, gevolgd door een rolzitting op 23 februari 2022 en een verstek verleend op 2 maart 2022. De rechtbank moest ambtshalve onderzoeken of zij rechtsmacht had, gezien de internationale aspecten van de zaak, aangezien de gedaagde op 25 oktober 2021 naar het Verenigd Koninkrijk was vertrokken.

De rechtbank oordeelde dat zij rechtsmacht had op basis van de forumkeuze die partijen hadden gemaakt in de algemene bankvoorwaarden, waarin werd bepaald dat geschillen voorgelegd moeten worden aan de bevoegde Nederlandse rechter. De rechtbank beoordeelde ook of zij relatief bevoegd was, gezien het feit dat de gedaagde geen bekende woonplaats had. Op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering concludeerde de rechtbank dat de rechtbank Amsterdam relatief bevoegd was, omdat de eiseres daar woonachtig is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 30 maart 2022 besloten om de zaak ambtshalve te verwijzen naar de afdeling privaatrecht van de rechtbank Amsterdam, waar de partijen kunnen voortprocederen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp, rolrechter, op dezelfde datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/622199/HA ZA 22-4
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. P. Jansen te Eindhoven,
tegen
[gedaagde]zonder bekende woon- of verblijfplaats zowel binnen als buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 november 2021, tegen de eerste rolzitting van 23 februari 2022, met producties 1 tot en met 22;
  • een kopie van de advertentie in de Staatscourant van 26 november 2021;
  • het ter rolzitting van 2 maart 2022 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Deze zaak heeft internationale aspecten, nu gedaagde per 25 oktober 2021 vertrokken is naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank moet daarom ambtshalve onderzoeken of zij rechtsmacht heeft. Voor zover de rechtbank rechtsmacht heeft, moet zij ook ambtshalve onderzoeken naar welk materieel recht het gevorderde moet worden beoordeeld. De rechtbank moet bepalen aan de hand van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) neergelegde bepalingen of zij bevoegd is. Eiseres heeft zich niet uitgelaten over de bevoegdheid van de rechtbank.
2.2.
Eiseres grondt haar vorderingen op een door gedaagde getekende offerte van 23 april 2010 en een drietal overeenkomsten van geldlening van 14 juli 2010 op basis waarvan eiseres aan gedaagde een geldlening heeft verstrekt van in totaal € 1.000.000,-. In de offerte wordt op pagina 8 onder meer de algemene bankvoorwaarden van toepassing verklaard. Deze pagina is door gedaagde ondertekend. In de algemene bankvoorwaarden staat in artikel 34 lid 2 het volgende:

34. Klachten en geschillen
(…)
2 Geschillen tussen de cliënt en de bank worden uitsluitend voorgelegd aan de bevoegde
Nederlandse rechter, behoudens dwingend recht en het volgende:
a De cliënt kan een geschil ook voorleggen aan de bevoegde geschillen- en klachtencommissies.
b De bank kan een geschil ook voorleggen aan de voor cliënt in aanmerking komende buitenlandse rechter.
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft nu partijen in voornoemd artikel uit de algemene bankvoorwaarden een forumkeuze hebben gemaakt voor de Nederlandse rechter in de zin van artikel 8 Rv.
2.3.
Nu het in deze zaak gaat om overeenkomsten (van geldlening), die zijn gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf in de zin van artikel 101 Rv, beoordeelt de rechtbank ook zonder daartoe strekkend verweer of zij relatief bevoegd is (artikel 110 lid 1 Rv). Nu gedaagde geen bekende woonplaats of werkelijke verblijfplaats heeft, wijst artikel 110 lid 1 Rv jo. artikel 101 Rv geen relatief (mede) bevoegde rechtbank aan. De rechtbank oordeelt dat niet zij, maar de rechtbank Amsterdam relatief bevoegd is op grond van artikel 109 Rv, nu eiseres woonplaats heeft in dat arrondissement en de artikelen 99 tot en met 108 Rv geen bevoegde rechter aanwijzen.
2.4.
De zaak zal gelet op het voorgaande op grond van artikel 110 lid 2 Rv ambtshalve worden verwezen naar de afdeling privaatrecht van de rechtbank Amsterdam, locatie Amsterdam, in de stand waarin deze zich bevindt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van
woensdag 13 april 2022 om 10:00 uurvan de afdeling privaatrecht van de rechtbank Amsterdam, locatie Amsterdam, alwaar partijen kunnen voortprocederen;
3.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de rechtbank eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp, rolrechter, op 30 maart 2022.
Type: 2753