ECLI:NL:RBDHA:2022:3172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
NL22.2490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en de behandeling door Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen, met als reden dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de staatssecretaris was wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, ondanks dat hij de opvang had verlaten zonder de staatssecretaris te informeren, nog steeds bescherming in Nederland wenst. De rechtbank oordeelt dat Spanje, op basis van de Dublinverordening, verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen beletselen zijn om eiser aan Spanje over te dragen. De Spaanse autoriteiten hebben toegezegd de aanvraag te behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen.

Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure in Spanje tekortschiet en zijn stellingen zijn niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat eiser zich voor bescherming kan wenden tot de Spaanse autoriteiten en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2490
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.2491, op 18 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met een voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Naar aanleiding van het bericht dat eiser de opvang heeft verlaten zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, heeft de gemachtigde van eiser schriftelijk verklaard op 15 maart jl. nog telefonisch contact te hebben gehad met eiser, die daarbij geen toestemming heeft gegeven om het beroep in te trekken. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser nog altijd bescherming wenst in Nederland.
2. Niet bestreden is verder dat op grond van de Dublinverordening niet Nederland maar Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Daarnaast stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken van beletselen om eiser aan Spanje over te dragen. Met het claimakkoord hebben de Spaanse autoriteiten toegezegd het asielverzoek van eiser te zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er verder van uit worden gegaan dat Spanje haar internationale verplichtingen jegens eiser nakomt.
3. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Zijn stelling dat de asielprocedure en opvang in Spanje tekortschieten heeft hij niet onderbouwd. Uit zijn verklaringen kan voorts worden afgeleid dat hij niet actief om asiel heeft verzocht in Spanje, omdat hij naar Nederland wilde reizen. Dat eiser na het afnemen van vingerafdrukken op straat is gezet, zoals hij heeft verklaard, zegt als zodanig dan ook niets over de kwaliteit van de asielprocedure in Spanje.
4. Verder heeft eiser verklaard dat hij in Spanje in conflict is gekomen met personen voor wie hij uit Algerije zegt te zijn gevlucht. Verweerder heeft hiervan terecht gezegd dat eiser zich voor bescherming tot de Spaanse autoriteiten kan wenden. Dat die niets voor hem zouden kunnen doen, zoals eiser stelt, mist feitelijke grondslag, omdat eiser blijkens zijn verklaringen geen aangifte heeft gedaan.
5. Verweerder heeft geen bijzondere individuele omstandigheden hoeven aan te nemen op grond waarvan eiser zou moeten worden opgenomen in de nationale
asielprocedure. Voor zover eiser stelt dat hij samen met zijn broer wenst te zijn, geldt dat diens asielaanvraag eerder eveneens niet in behandeling is genomen. Zijn broer is daarna overgedragen aan Spanje. Dat de broer inmiddels terug is in Nederland is verder niet onderbouwd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR19912537

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.