ECLI:NL:RBDHA:2022:3169
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K. Logtenberg, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit, genomen op 8 februari 2022, leidde tot het indienen van beroep door verzoeker, die tevens vroeg om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 18 maart 2022 in Middelburg, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, A. Toma. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. R.A.P.M. van der Zanden. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL22.2508, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening in deze zaak niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, met mr. S.C. Spruijt als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.