ECLI:NL:RBDHA:2022:3168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
NL22.2508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod voor eiser met Armeense nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te bezitten en problemen te ondervinden in Armenië. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend die zijn afgewezen, en heeft nu opnieuw een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat is om opnieuw de Armeense nationaliteit te verkrijgen en dat hij problemen ondervindt in Armenië. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de Armeense nationaliteit niet kan verkrijgen en dat de door hem gestelde problemen in Armenië niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het inreisverbod dat aan eiser is opgelegd, bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het beroep aan te houden of het uittreksel uit het bevolkingsregister te laten onderzoeken. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2508
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser v-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. K. Logtenberg), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de (opvolgende) asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.2509, op 18 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Toma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en in het bezit te zijn van de Syrische nationaliteit. De besluiten van 29 december 2014 en 6 augustus 2018 tot afwijzing van zijn asielaanvragen van respectievelijk 16 januari 20142 en 10 december 20173 staan in rechte vast. Daarbij is overwogen dat eiser tevens de Armeense nationaliteit heeft gehad en zich aan eventuele problemen in Syrië kan onttrekken door zich te vestigen in Armenië.
2. Op 9 december 2019 heeft eiser een tweede opvolgende asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij niet opnieuw de Armeense nationaliteit kan verkrijgen en dat hij problemen ondervindt in Armenië. Deze aanvraag is bij besluit van 19 december 2019 door verweerder buiten behandeling gesteld. Bij uitspraak van deze
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 AWB 15/1564 en AWB 15/138.
3 NL18.14896.
rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 21 januari 20204 is het beroep hiertegen gegrond verklaard. Bij besluit van 30 juni 2021 heeft verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep van eiser hiertegen is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 25 oktober 20215 gegrond verklaard en verweerders besluit van 30 juni 2021 is daarbij vernietigd.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser opnieuw als kennelijk ongegrond afgewezen en tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd.6 Verweerder stelt daarbij dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet opnieuw de Armeense nationaliteit kan krijgen. Verder acht verweerder de door eiser gestelde problemen in Armenië niet geloofwaardig.
5. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte ervan uitgaat dat hij opnieuw de Armeense nationaliteit kan verkrijgen. Eiser heeft een brief van de Armeense ambassade van 9 november 2021 en een e-mail van de Armeense ambassade van 16 maart 2022 overgelegd, waaruit volgens hem moet blijken dat dit niet mogelijk is. Hij meent dan ook dat het beroep gegrond is. Subsidiair heeft eiser verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden om de gelegenheid te krijgen bij de Armeense ambassade een aanvraag in te dienen om opnieuw de Armeense nationaliteit te verkrijgen. Ook heeft hij verzocht het door hem overgelegde uittreksel uit het bevolkingsregister van 18 oktober 2016 op echtheid te laten onderzoeken, omdat daaruit kan komen vast te staan dat zijn etniciteit
Old Syriacis. Daarmee zal het voor de Armeense ambassade duidelijk worden dat de eerder ingeleverde papieren niet echt waren, aldus eiser. Daarnaast meent hij nog altijd dat zijn gestelde problemen in Armenië getoetst moeten worden. Verweerder kan niet volstaan met een verwijzing naar de beschikking van 6 augustus 2018, omdat uit de ingebrachte stukken en de nadere verklaring van eiser blijkt dat er nog actief naar eiser wordt gezocht en dat eiser niet beschermd zal worden door de overheid. Armenië geldt voor hem niet als veilig derde land. Tot slot verzoekt eiser het inreisverbod te vernietigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. In de uitspraak van 25 oktober 2021 heeft de rechtbank overwogen dat verweerder op grond van de in rechte vaststaande besluiten en de Armeense nationaliteitswetgeving ervan uit mag gaan dat een verzoek van eiser tot het opnieuw verkrijgen van de Armeense nationaliteit zal worden ingewilligd en dat eiser het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft in het thans bestreden besluit terecht overwogen dat uit de brief van de Armeense ambassade van 9 november 2021 niet blijkt dat eiser de Armeense nationaliteit niet opnieuw kan verkrijgen. Zoals ter zitting door de gemachtigde van eiser is erkend, bevat deze brief slechts de mededeling dat eiser geen paspoort kan aanvragen, omdat hij niet meer het Armeense staatsburgerschap heeft. Uit de door eiser in beroep overgelegde e-mail van de Armeense ambassade van 16 maart 2022 blijkt evenmin dat eiser de Armeense nationaliteit niet opnieuw kan verkrijgen. In deze e-mail reageert een medewerker van de ambassade op het verzoek van eiser om informatie over hetgeen hij moet doen om het Armeense staatsburgerschap te verkrijgen. De e-mail bevat een opsomming van verschillende documenten die in persoon op de ambassade behoren te worden ingediend. Verweerder heeft hierover dan ook kunnen opmerken dat dit slechts een
4 NL19.31566.
5 NL21.10816.
6 Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
algemene reactie is op de vraag naar benodigde documenten voor het doen van een aanvraag. Dat in de e-mail van de ambassade is vermeld dat een geboorteakte moet worden overgelegd waarop de Armeense afkomst staat vermeld, maakt nog niet aannemelijk dat eiser persoonlijk de Armeense nationaliteit opnieuw niet zal kunnen verkrijgen. In de uitspraak van 25 oktober 2021 heeft de rechtbank namelijk overwogen dat “Uit de Armeense nationaliteitswetgeving blijkt […] dat de Armeense nationaliteit op grond van meerdere voorwaarden dan enkel op de grond dat iemand van origine Armeens is, kan worden verkregen”. Eiser heeft met de overgelegde e-mail, noch anderszins onderbouwd dat dit niet (langer) juist is.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep aan te houden om eiser in de gelegenheid te stellen om alsnog een aanvraag in te dienen bij de Armeense ambassade een aanvraag in te dienen tot verkrijging van de Armeense nationaliteit. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om een opvolgende aanvraag voldoende te onderbouwen. Hierbij is van belang dat eiser zelf het moment heeft kunnen bepalen voor het doen van de nu afgewezen aanvraag.
8. Verder bestaat er geen aanleiding om het uittreksel uit het bevolkingsregister van 18 oktober 2016 op echtheid te laten onderzoeken. In de uitspraak van 25 oktober 2021 heeft de rechtbank immers al overwogen dat dat eiser niet heeft onderbouwd dat het uittreksel en de daarin opgenomen religie ‘’
Orthodox Christian (old Armenian)’’ doorslaggevend van belang zijn geweest voor het verkrijgen van de Armeense nationaliteit en het paspoort in 2012.
9. In genoemde uitspraak van 25 oktober 20221 is verder geconcludeerd dat verweerder ten onrechte had nagelaten om in te gaan op de zienswijze van eiser tegen verweerders overwegingen over de gestelde problemen van eiser in Armenië. Specifiek had eiser gewezen op zijn eigen verklaringen en op het door hem overlegde berichtenverkeer via Whatsapp met zijn vriend. Verweerder heeft in het nu bestreden besluit alsnog verwezen naar zijn voornemen van 25 juni 2021 (en het besluit van 30 juni 2021). Daarbij heeft verweerder overwogen dat de enkele stelling in de zienswijze van 28 juni 2021 dat Armenië geen veilig land is omdat hij van een goede vriend heeft vernomen dat er nog actief naar hem werd gezocht, niet leidt tot een ander oordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. De verklaringen van eiser en het berichtenverkeer via WhatsApp zijn hierbij meegewogen, aldus verweerder, die er verder op wijst dat eiser geen argumenten heeft aangedragen waarom deze overwegingen geen stand zouden kunnen houden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee het in de uitspraak van 21 december 2021 vastgestelde motiveringsgebrek hersteld. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser de gestelde problemen in Armenië niet aannemelijk heeft gemaakt. Voor zover eiser daarnaast heeft aangevoerd dat nog geen voldoende herbeoordeling heeft plaatsgehad van de aanwijzing van Armenië als veilig land van herkomst en hij heeft gewezen op de geopolitieke spanningen in de regio, heeft hij niet onderbouwd hoe dat van invloed moet zijn op de beoordeling van zijn persoonlijke relaas.
10. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Nu in verband hiermee aan eiser een vertrektermijn is onthouden, heeft verweerder ook terecht een inreisverbod uitgevaardigd. Eiser heeft geen omstandigheden gesteld die aanleiding zouden moeten zijn om hiervan af te zien.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR19912201

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.