ECLI:NL:RBDHA:2022:3164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
NL22.4235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak betreffende bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. I.E. Lemmers. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder, vertegenwoordigd door mr. A. Jankie. De maatregel van bewaring was op 26 februari 2022 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Echter, op 18 maart 2022 heeft de verweerder deze maatregel opgeheven. Op 21 maart 2022 heeft de verzoeker zijn beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De verweerder heeft op 22 maart 2022 aangegeven zich te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring is opgeheven vanwege de uitzetting naar Indonesië en niet ter tegemoetkoming aan het beroep van de verzoeker. De verzoeker heeft niet gemotiveerd waarom er aanleiding zou zijn voor een proceskostenveroordeling. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4235

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 februari 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft met ingang van 18 maart 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Verzoeker heeft op 21 maart 2022 het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft op 22 maart 2022 de rechtbank meegedeeld zich te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat de bewaring is opgeheven vanwege de uitzetting naar Indonesië en niet ter tegemoetkoming aan het niet gemotiveerde - althans niet van gronden voorziene - beroep van verzoeker. Verzoeker heeft ook niet gemotiveerd waarom er in deze zaak aanleiding zou zijn voor een proceskostenveroordeling.
4. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verband met het ingestelde beroep tegen de maatregel van bewaring die op 26 februari 2022 is opgelegd en met ingang van 18 maart 2022 is opgeheven.
5. De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten dan ook af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.