ECLI:NL:RBDHA:2022:3148
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, die samen met zijn minderjarig kind optrad, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 12 januari 2022, verklaarde de asielaanvraag van verzoeker in de algemene procedure niet-ontvankelijk. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl de zaak ook samenhing met een andere procedure (NL22.629). Tijdens de zitting op 9 februari 2022 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak was gedaan in de samenhangende zaak NL22.629, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.