ECLI:NL:RBDHA:2022:3111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
20/7396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP)

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend om wijziging van zijn persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn heeft dit verzoek afgewezen bij besluit van 5 juni 2019, en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard bij besluit van 15 oktober 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 februari 2022 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Eiser is in het bezit van een verblijfsvergunning als EU-langdurig ingezetene en verzoekt om wijziging van zijn voornaam, achternaam, geboortedatum en nationaliteit, evenals aanvulling van de gegevens van zijn ouders. Verweerder heeft de overgelegde documenten als onvoldoende beoordeeld om de onjuistheid van de geregistreerde gegevens vast te stellen. De rechtbank overweegt dat de gegevens in de BRP betrouwbaar moeten zijn en dat er een rangorde is voor de documenten die gebruikt kunnen worden om deze gegevens te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat de geregistreerde gegevens onomstotelijk onjuist zijn. De overgelegde geboorteakte is door Bureau Documenten als vals beoordeeld, en er zijn geen voldoende aanknopingspunten voor de stelling dat eiser is wie hij zegt te zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat voor wijziging van de BRP-gegevens onomstotelijk moet vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7396

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. de Voer)
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigden: D. van der Kooij en I.M. Borst).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen om zijn persoonsgegevens in de Basisregistratie personen te wijzigen.
Bij besluit van 15 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is in het bezit van een verblijfsvergunning als EU-langdurig ingezetene. Hij staat in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd als [eiser] , geboren op [geboortedag] 1984. Hij verzoekt om wijziging van zijn persoonsgegevens. Het gaat om zijn voornaam, achternaam, geboortedatum en nationaliteit. Ook vraagt hij om aanvulling van de geslachtsnaam, voornaam en geboortedatum van zijn ouders.
2. Eiser heeft de volgende stukken overgelegd:
1. een gelegaliseerde geboorteakte met vertaling, afgegeven op 25 december 1997;
2. een identiteitskaart met vertaling, afgegeven op 26 december 2016;
3. een gelegaliseerd uittreksel bevolkingsregister met vertaling, afgegeven op 2 januari 2017;
4. een gelegaliseerde nationaliteitsverklaring met vertaling, afgegeven op 2 januari 2017;
5. een Irakees paspoort, nummer [paspoortnummer] , afgegeven 10 januari 2017 te [plaats] in Irak.
Wat vinden partijen.?
3. Verweerder vindt de overgelegde stukken onvoldoende om onomstotelijk vast te stellen dat de gegevens zoals die nu geregistreerd staan onjuist zijn.
Eiser heeft documenten overgelegd die aantonen wie hij is. Deze documenten zijn echt bevonden door Bureau Documenten en er is DNA-onderzoek gedaan waarmee een link wordt gelegd tussen de overgelegde documenten en eisers identiteit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De gegevens in de BRP moeten betrouwbaar en duidelijk zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd.
Voor het wijzigen van eenmaal in de BRP geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet basisregistratie personen onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. [1] Ook moet worden vastgesteld dat de nieuwe gegevens juist zijn en dat de oude en nieuwe documenten betrekking hebben op dezelfde persoon.
5. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich op goede gronden op het standpunt dat eiser met de door hem overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat de geregistreerde gegevens in de BRP onomstotelijk onjuist zijn.
De gegevens van eiser zijn in de BRP geregistreerd op basis van een eigen verklaring van eiser, afgelegd op 20 december 2000. Aan deze verklaring komt authentieke waarde toe. De gegevens die zijn ontleend aan deze verklaring kunnen niet gemakkelijk meer veranderd worden. Op 29 september 2011 heeft eiser een geboorteakte overgelegd die zijn verklaring ondersteunt.
Hoewel de geboorteakte door Bureau Documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vals is bevonden, is dit geen reden om aan te nemen dat de gegevens zoals geregistreerd in de BRP onjuist zijn. Zoals verweerder heeft kunnen opmerken, moet over de nieuwe persoonsgegevens van eiser zijn beslist door een bevoegde rechter. Dit is niet gebeurd. Daarnaast heeft verweerder vraagtekens kunnen plaatsen bij de omstandigheid dat de geboorteakte wel is uitgereikt aan eiser, maar niet door hem is aangevraagd. Gelet hierop mag verweerder twijfelen aan de documenten die eiser heeft overgelegd.
Voor zover eiser verwijst naar jurisprudentie op dit gebied, overweegt de rechtbank dat in die zaken de betrokkenen ook een identiteitsdocument hebben overgelegd van voor de inschrijving in de BRP of vestiging in Nederland. Met de overgelegde geboorteakte uit 1997 is dit niet mogelijk omdat hierop geen foto is opgenomen van eiser.
6. Uit vaste rechtspraak volgt dat een DNA-onderzoek als aanvullend bewijs kan dienen. [2] Een beoordeling van een DNA-onderzoek kan echter pas aan de orde komen als er aanknopingspunten zijn voor de stelling dat een persoon is wie hij zegt te zijn, maar nader bewijs noodzakelijk is. Omdat de geboorteakte en de overige stukken onvoldoende aanknopingspunten bieden, kan het DNA-onderzoek in dit geval niet bijdragen aan het bewijs van deze stelling.
7. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat registratie zoals gewenst door eiser wellicht wel mogelijk is als er een gerechtelijke uitspraak wordt overgelegd die ziet op de nieuwe persoonsgegevens. Als dit niet mogelijk blijkt, dan is er nog de mogelijkheid voor eiser zich te beroepen op bewijsnood. Verweerder heeft ook ter zitting meegedeeld dat verweerder kijkt wat mogelijk is voor eiser, die al jaren in Alphen aan den Rijn woont en daar een eigen bedrijf heeft maar nu vanwege zijn persoonsgegevens tegen allerlei formaliteiten oploopt, zoals bijvoorbeeld bij de aankoop van een huis of een lease-auto.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Tijsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op uiterlijk
8 april 2022.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:233)
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2882.