ECLI:NL:RBDHA:2022:3093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
C/09/610828 / FA RK 21-2703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning en vaststelling van vaderschap in het kader van familierechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ontkenning en vaststelling van het vaderschap. Het verzoek is ingediend door [Y], de man, die de biologische vader van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De juridische vader, [YY], heeft geen bekende woon- of verblijfplaats en is niet verschenen op de zitting. De moeder, [X], heeft schriftelijk ingestemd met de verzoeken van de bijzondere curator, mr. L. de Roode, die de belangen van de kinderen vertegenwoordigt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader geen bekendheid heeft en dat de man, [Y], de biologische vader is, zoals bevestigd door een DNA-rapport. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Marokkaans recht, dat van toepassing zou zijn op de ontkenning van het vaderschap, in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Daarom heeft de rechtbank Nederlands recht toegepast en het verzoek tot ontkenning van het vaderschap toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank het vaderschap van [Y] over de kinderen vastgesteld, onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden. De bijzondere curator is in deze procedure niet langer nodig, en de rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de rol van de bijzondere curator en de toepassing van zowel Nederlands als Marokkaans recht in familierechtelijke zaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-2703 en FA RK 21-4620
Zaaknummer: C/09/610828 en C/09/614778
Datum beschikking: 22 maart 2022

Afstamming

Beschikkingop het op 14 april 2021 ingekomen verzoek (FA RK 21-2703 / C/09/610828) van:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] Marokko,

[YY] ,

de juridische vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 1] in Marokko, en

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] in Marokko.
de minderjarigen, hierna: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
in rechte vertegenwoordigd door mr. L. de Roode, advocaat te Leiderdorp, in de hoedanigheid van bijzondere curator,
en het op 8 juli 2021 ingekomen verzoek van de bijzondere curator, ingediend namens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ( FA RK 21-4602/ C/09/614778), waarbij als belanghebbenden worden aangemerkt:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
en voornoemde moeder en juridische vader.
Als informanten worden aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats Y] ,
zetelend te [woonplaats Y] ,
de ambtenaar [woonplaats Y] ,
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
zetelend te Den Haag,
de ambtenaar Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de dossiers van beide zaken, waaronder:
- het verzoekschrift van de man, met bijlagen;
- het verweerschrift/advies tevens inhoudende zelfstandige verzoeken van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 11 oktober 2021, met bijlage, van de zijde van de man.
Op 10 januari 2022 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, mr. J. Singh namens de advocaat van de man, de bijzondere curator,
[naam 1] namens de ambtenaar [woonplaats Y] en [naam 2] en J. [naam 3] namens de ambtenaar ‘s-Gravenhage. De moeder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank stelt vast dat de juridische vader geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland heeft. De juridische vader is openbaar opgeroepen in de Staatscourant van 2 november 2021, nummer 45530, zoals blijkt uit de door de griffier in het dossier gevoegde gegevens. De juridische vader is desondanks niet verschenen.
Na de zitting is ingekomen het F9-formulier van 15 februari 2022, met bijlagen, van de zijde
van de man.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift van de man strekt tot benoeming van een bijzondere curator die namens de beide kinderen een verzoek zal indienen tot gegrondverklaring van de ontkenning door de kinderen van het vaderschap van de juridische vader en tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de kinderen van de man, kosten rechtens.
De bijzondere curator voert verweer, welk verweer, voor zover nodig, hierna zal worden besproken. De bijzondere curator verzoekt tevens zelfstandig de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Aangevoerd wordt dat de man de biologische vader van de beide kinderen is.
De moeder heeft op 15 februari 2022 schriftelijk ingestemd met toewijzing van de verzoeken van de bijzondere curator, althans geen verweer te willen voeren. Zij heeft voorts verklaard te uitdrukkelijk te wensen dat de man erkend wordt als de vader de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij wenst geen gebruik te maken van haar recht om door de rechtbank gehoord te worden.

Feiten

- Uit de moeder zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 1] in Marokko;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 2] in Marokko.
  • De moeder is van [daum] 2014 tot en met [datum] 2019 gehuwd geweest met [ex van X] .
  • De man heeft volgens de Basisregistratie Personen (BRP) in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. De moeder en de kinderen hebben volgens de Marokkaanse “registres d’etat civil” de Marokkaanse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 11 juni 2021 is mr. L. de Roode voornoemd
benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarigen ingevolge artikel 1:212 van
het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Beoordeling

De gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap
Op grond van wat blijkt uit hetgeen hierna zal worden overwogen is de rechtbank van oordeel dat op grond van artikel 3 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Volgens de rechtbank zijn daartoe voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer nu de man, die ter zake van de ontkenning van het vaderschap geen direct belanghebbende is, maar wel belanghebbend is ter zake van het vaststellen van een afstammingsrelatie tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de Nederlandse nationaliteit heeft en in Nederland woont.
Op grond van artikel 10:93, eerste lid juncto artikel 10:92, eerste en tweede lid BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend, allereerst bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vader en de moeder ten tijde van de geboorte van het kind (lid 1). Wanneer de man en de vrouw een nationaliteit gemeenschappelijk hebben, geldt voor de toepassing van lid 1 als hun nationale recht het recht van die nationaliteit, ongeacht of zij beiden dan wel een hunner nog een andere nationaliteit bezitten (lid 2). Indien een gemeenschappelijke nationaliteit ontbreekt, geldt het recht van de staat waar de vrouw en de juridische vader elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Nu de juridisch vader ten tijde van de geboorte van de beiden kinderen, naar alle waarschijnlijkheid evenals de moeder, de Marokkaanse nationaliteit heeft en in Marokko woonde, terwijl vast staat dat de beide kinderen in Marokko hun gewone verblijfplaats hebben, sluit de rechtbank aan bij de gewone verblijfplaats van de kinderen. Gelet daarop is Marokkaans recht van toepassing op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap.
Volgens artikel 159 en 153 van de Muddawana kan alleen de vader ten aanzien van wie het vermoeden van wettige afstamming van een kind bestaat in een gerechtelijke procedure de vaderlijke afstamming van een kind aanvechten. Die mogelijkheid bestaat niet voor de moeder en ook niet voor een kind.
Artikel 10:93 lid 2 BW bevat een begunstigingsbeginsel in geval van een gezamenlijk verzoek van de ouders van een kind. In dat geval kan een ander dan Marokkaans recht worden toegepast. Van een gezamenlijk verzoek van de ouders is in het onderhavige geval echter geen sprake.
Op grond van artikel 10:6 BW wordt vreemd recht niet toegepast voor zover de toepassing ervan kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. De rechtbank is van oordeel dat het Marokkaans recht op het punt van de bepaling van de afstamming van de kinderen zozeer in strijd is met de Nederlandse openbare orde, dat de toepassing ervan op grond van artikel 10:6 BW achterwege behoort te blijven. De rechtbank past derhalve Nederlands recht toe op het door de bijzondere curator ingediende verzoek tot ontkenning van het vaderschap, en ontvangt de beide kinderen in hun verzoek.
Op 15 februari 2022 is een DNA-rapport van 4 oktober 2021 van Verilabs overgelegd waaruit blijkt dat het voor 99,9 % bewezen is dat de man de biologische vader is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarmee staat de grond waarop de bijzondere curator namens de kinderen het verzoek doet steunen, die overigens niet door de moeder en de juridische vader wordt weersproken, dus in rechte vast.
Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen, aangezien van feiten die het mogelijk maken dat de juridische vader toch de biologische vader van de beide kinderen is, niet is gebleken en evenmin is gebleken dat de juridische vader toestemming heeft gegeven tot een daad die de verwekking van beide kinderen tot gevolg kan hebben gehad.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
Nu de man in Nederland woonachtig is komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe op grond van artikel 3 Rv.
Ingevolge artikel 10:97 BW past de rechtbank Marokkaans recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de beide kinderen.
Artikel 156 van de Muddawana bevat een wettelijke manier om een wettige status aan de kinderen te verlenen door de rechter. Dan moet voldaan zijn aan de volgende cummulatieve voorwaarden:
- de verwekking moet tijdens de verloving van de biologische vader en de moeder hebben plaatsgevonden (aanbod en aanvaarding);
- beide ouders moeten verklaren dat de zwangerschap van hen beiden is;
- de families van de man en de vrouw moeten bekend zijn met de verloving en de voogd van de verloofde moet hiermee hebben ingestemd.
Uit de overgelegde stukken blijkt niet zonder meer dat aan het voorgaande is voldaan.
De geboorteaktes van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vermelden echter wel de man als vader. Niet duidelijk is wanneer de afstamming van de beide kinderen van de man in Marokko tot stand is gekomen. De ambtenaar heeft aangevoerd geen mogelijkheden te zien om de geboorteaktes van elk der kinderen in zijn register in te schrijven. De afstammingsrelatie van de man met de kinderen vindt in Nederland derhalve geen borging.
Ook ter zake van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 10:6 BW vreemd recht niet wordt toegepast voor zover de toepassing ervan kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. De rechtbank is van oordeel dat het Marokkaans recht ook dit punt zozeer in strijd is met de Nederlandse openbare orde, dat de toepassing ervan op grond van artikel 10:6 BW achterwege behoort te blijven. De rechtbank past daarom ook hier Nederlands recht toe op het door de bijzondere curator ingediende verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, en ontvangt de beide kinderen in hun verzoek.
Op grond van artikel 1:207 BW kan het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van a) de moeder b) het kind.
Vaststaat dat de man de verwekker is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Nu van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet is gebleken ligt het verzoek tot vaststelling van het vaderschap – onder de voorwaarde dat de beslissing ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – voor toewijzing gereed.
Taak bijzondere curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Proceskosten
De man heeft een proceskostenveroordeling verzocht. Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart gegrond het verzoek van:
[minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 1] in Marokko, en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 2] in Marokko,
uit: [X] , geboren op [geboortedatum 3] 1986 te [geboorteplaats 3] , Marokko,
tot ontkenning van het vaderschap van: [YY] van [minderjarige 1] , en [minderjarige 2] , voornoemd;
stelt vast – onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onherroepelijk is geworden – het vaderschap van:
[Y] , geboren op [geboortedatum 4] 1984 te [geboorteplaats 4] , Afghanistan,
over:
[minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 1] in Marokko, en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2019 te [geboorteplaats 2] in Marokko,
uit: [X] , geboren op [geboortedatum 3] 1986 te [geboorteplaats 3] , Marokko;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 maart 2022.