In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ontkenning en vaststelling van het vaderschap. Het verzoek is ingediend door [Y], de man, die de biologische vader van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De juridische vader, [YY], heeft geen bekende woon- of verblijfplaats en is niet verschenen op de zitting. De moeder, [X], heeft schriftelijk ingestemd met de verzoeken van de bijzondere curator, mr. L. de Roode, die de belangen van de kinderen vertegenwoordigt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader geen bekendheid heeft en dat de man, [Y], de biologische vader is, zoals bevestigd door een DNA-rapport. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Marokkaans recht, dat van toepassing zou zijn op de ontkenning van het vaderschap, in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Daarom heeft de rechtbank Nederlands recht toegepast en het verzoek tot ontkenning van het vaderschap toegewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank het vaderschap van [Y] over de kinderen vastgesteld, onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden. De bijzondere curator is in deze procedure niet langer nodig, en de rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de rol van de bijzondere curator en de toepassing van zowel Nederlands als Marokkaans recht in familierechtelijke zaken.