ECLI:NL:RBDHA:2022:3070
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van het Nederlanderschap wegens terroristische veroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens Nederlanderschap door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is ingetrokken. De intrekking vond plaats op basis van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), omdat verzoeker onherroepelijk is veroordeeld voor het voorbereiden van een terroristische aanslag en het bezit van een automatisch vuurwapen. Verzoeker, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking en verzocht om schorsing van het besluit tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 19 januari 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overweegt dat de intrekking van het Nederlanderschap gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de gepleegde misdrijven en de gevolgen daarvan voor de band tussen verzoeker en Nederland. De voorzieningenrechter wijst erop dat de wetgever heeft bepaald dat bij veroordeling wegens terroristische misdrijven het Nederlanderschap kan worden ingetrokken, tenzij er zeer bijzondere omstandigheden zijn die dit in de weg staan. Verzoeker heeft aangevoerd dat het behoud van zijn Nederlanderschap noodzakelijk is voor zijn kans op voorwaardelijke invrijheidstelling, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet opweegt tegen de belangen van de staat bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit.
De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van verzoeker niet zwaar genoeg wegen om de intrekking van het Nederlanderschap te schorsen. De verzoeker heeft geen contact meer met zijn echtgenote en zoontje, en de inmenging in zijn familieleven is geoorloofd gezien de nationale veiligheid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling.