Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ter zitting heeft verweerder de werkwijze hieromtrent (en omtrent echtheidsonderzoeken in het algemeen) nader uiteengezet. Verweerder heeft aangegeven dat er al een intern stuk met de uitslag van het echtheidsonderzoek van Bureau Documenten in het systeem van verweerder aanwezig was dat later nog door Bureau Documenten zou worden uitgewerkt in een rapport en dat het interne stuk door de medewerkers van verweerder kon worden ingezien. Voorafgaande aan de zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich ervan vergewist dat dit ook thans het geval is geweest. Eiser heeft deze gang van zaken niet weersproken en de rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Voor zover eiser stelt dat hij niet over het echtheidsonderzoek beschikt, overweegt de rechtbank dat uit de zienswijze blijkt dat eiser niet betwist dat het rapport van 3 maart 2022 over dit echtheidsonderzoek bij het voornemen is gevoegd. Dat brengt met zich dat eiser hier in de zienswijze en in beroep op heeft kunnen reageren. De omstandigheid dat het rapport pas na het nader gehoor was opgemaakt kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven is het onzorgvuldig dat het echtheidsonderzoek al op 23 november 2021 is verricht terwijl er pas op 3 maart 2022 een rapport is opgemaakt en met het voornemen is meegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich desondanks niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van de conclusie van Bureau Documenten kan worden uitgegaan dat het politieonderzoeksrapport met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan deze conclusie naar voren gebracht.