ECLI:NL:RBDHA:2022:3038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
NL21.18730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van een niet aangetoond duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Indiase nationaliteit houdende vrouw, had een mvv aangevraagd om bij haar partner in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat volgens de staatssecretaris eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met haar partner, referent.

In het primaire besluit van 8 april 2021 en het bestreden besluit van 3 november 2021 werd het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 23 februari 2022 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet aanwezig was. Eiseres voerde aan dat zij voldoende bewijs had geleverd ter onderbouwing van haar relatie, waaronder foto’s, WhatsApp-gesprekken en bankafschriften.

De rechtbank oordeelde echter dat de door eiseres en referent overgelegde stukken onvoldoende waren om de gestelde duurzame en exclusieve relatie aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een relatie die voldeed aan de vereisten van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op bijzondere omstandigheden en oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18730

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 8 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een mvv [1] voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam2]’ afgewezen.
In het besluit van 3 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [naam2] (referent). Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Indiase nationaliteit. Op 4 november 2020 heeft referent ten behoeve van haar overkomst naar Nederland een mvv aangevraagd. Hij stelt haar partner te zijn.
2. In het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Volgens verweerder heeft eiseres niet aangetoond dat zij een duurzame en exclusieve relatie met referent heeft als bedoeld in artikel 3.14, onder b, van het Vb [2] en paragraaf B7/3.1.1. van de Vc [3] .
3. Eiseres voert aan dat ter onderbouwing van haar relatie met referent foto’s, kopieën van Whatsapp-gesprekken, verklaringen van derden en bankafschriften van referent zijn overgelegd. Als er geen sprake was van een relatie, zou referent niet iedere maand geld naar haar overmaken. Hij heeft haar maar eenmaal kort kunnen bezoeken door de opgelegde reisbeperkingen vanwege de coronapandemie. Dat is ook de reden dat er niet meer foto’s zijn. Uit de overgelegde stukken en informatie in onderling samenhang bezien blijkt evident dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Verweerder heeft geen bewijs overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Verder is er sprake van bijzondere omstandigheden, nu zij emotioneel en financieel afhankelijk is van referent. Ook is er sprake van grote sociale druk om het samenzijn spoedig te realiseren. Tot slot stelt zij dat de hoorplicht is geschonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit de door referent bij de aanvraag overgelegde stukken blijkt niet dat er sprake is van een relatie tussen hem en eiseres. Daarom heeft verweerder hem in een brief van 19 januari 2021 verzocht om een vragenlijst in te vullen en om aanvullende stukken over te leggen waaruit blijkt dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
5. Referent heeft in een brief van 8 februari 2021 antwoord gegeven op de vragen uit de vragenlijst. Op de vraag (vraag 2) hoe het contact met eiseres is ontstaan, heeft referent geantwoord: “contact is ontstaan via een oude kennis van mij hij is werkzaam als tour en buschauffeur is tevens haar zwager.” Op de vragen sinds wanneer referent en eiseres een relatie hebben en hoe deze is ontstaan (vraag 5) en hoe zij de relatie met elkaar hebben onderhouden (vraag 6), heeft referent volstaan met het antwoord: “sindsdien hebben we een liefdesrelatie. Zie relatie verklaringen en foto’s en whatsappberichten calls afdrukken.”
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat deze antwoorden erg kort zijn en weinig inzicht geven in onder meer het ontstaan en de ontwikkeling van de gestelde relatie met eiseres. Ter zitting heeft referent gesteld dat hij gemeend heeft kort en bondig te moeten antwoorden. Bovenaan de vragenlijst is echter expliciet vermeld dat hij de vragenlijst juist uitgebreid en gedetailleerd moet beantwoorden. Ook ter zitting heeft referent geen nadere toelichting gegeven op de gestelde relatie met eiseres.
6. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat referent ook met de door hem overgelegde stukken niet afdoende heeft onderbouwd dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen hem en eiseres. Zo zijn er slechts enkele foto’s van hen samen bij één gebeurtenis overgelegd, terwijl referent een week in India is geweest volgens de eveneens overgelegde vliegtickets. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit aangegeven dat de kopieën van Whatsapp-gesprekken onvoldoende zijn om de relatie te onderbouwen, omdat deze grotendeels onvertaald zijn en niet is aangetoond tussen wie de gesprekken zijn gevoerd en wanneer. Referent heeft ook in beroep geen vertalingen of nadere stukken meer aangeleverd. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt wel dat referent regelmatig geld overmaakt naar eiseres, maar dat biedt op zichzelf onvoldoende inzicht in de invulling die wordt gegeven aan de gestelde relatie. Nu door eiseres en referent niet is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, kan er ook geen doorslaggevende betekenis worden toegekend aan de overgelegde verklaringen van derden.
7. Er is, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is of dat verweerder gebrekkig onderzoek heeft gedaan. Verweerder mocht van eiseres en referent een nadere onderbouwing met objectief verifieerbare bewijsstukken verwachten. Het is aan hen om de aanvraag deugdelijk te onderbouwen [4] en niet aan verweerder om bij een summiere uitleg over de relatie en onderbouwing van de aanvraag uitgebreid onderzoek te doen.
8. Eiseres heeft de gestelde financiële en emotionele afhankelijkheid van referent niet nader onderbouwd, zodat verweerder reeds daarin geen aanleiding heeft hoeven zien om alsnog een mvv te verlenen. Voor zover eiseres stelt dat verweerder op grond van deze omstandigheden van het beleid had moeten afwijken, wordt zij daarin niet gevolgd. De voorwaarde dat sprake is van een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie is immers niet neergelegd in beleid, maar in een algemeen verbindend voorschrift. [5] Het beroep op artikel 4:84 van de Awb kan daarom niet slagen.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Een bestuursorgaan mag volgens artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb slechts van het horen afzien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in en overgelegde stukken bij het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Vreemdelingencirculaire.
4.Zie artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vb.