Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoekster,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een visumaanvraag. Verzoekster, een Russische nationaliteit, had op 20 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf bij haar echtgenoot. Deze aanvraag werd op 24 januari 2022 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat verzoekster niet had aangetoond dat zij voldeed aan de voorwaarden voor het voorgenomen verblijf. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde dat zij Rusland niet meer zou kunnen verlaten vanwege de oorlog tussen Rusland en Oekraïne.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster niet kon aantonen dat er sprake was van een zwaarwegend spoedeisend belang. De rechter stelde vast dat de vrees van verzoekster om Rusland niet meer te kunnen verlaten een onzekere toekomstige gebeurtenis was, waarop niet vooruitgelopen kon worden. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster niet had onderbouwd dat zij onheus werd bejegend vanwege haar afkomst. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het primaire besluit van de minister, en dat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening gerechtvaardigd was. De rechtbank wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.