ECLI:NL:RBDHA:2022:3032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
C/09/605261 / FA RK 20-9443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving notariële akte van meerderjarigenadoptie uit Peru in Nederland

In deze zaak heeft verzoekster de rechtbank benaderd na de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage om een notariële akte van adoptie van een meerderjarige, opgemaakt in Peru, in te schrijven in de Nederlandse registers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie, die bij notariële akte in Peru is geregeld, niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken ook afgewezen, omdat dit verzoek niet op de wet gegrond was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse wet geen meerderjarigenadoptie kent en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een afwijking van deze regel rechtvaardigen. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-9443
Zaaknummer: C/09/605261
Datum beschikking: 11 januari 2022

Voorziening tegen de weigering van de ambtenaar

Beschikkingop het op 28 december 2020 ingekomen pro forma verzoekschrift en het
op 26 februari 2021 ingekomen aanvullende verzoekschrift van:

[X]

verzoekster,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M. Metin te Arnhem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het (pro forma) verzoekschrift;
  • de brief van 11 februari 2021 van de ambtenaar;
  • het aanvullende verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 22 maart 2021 met bijlagen van de zijde van verzoekster;
  • het verweerschrift van de ambtenaar;
  • het F9-formulier van 1 juli 2021 met bijlage van de zijde van verzoekster;
  • de brief van 20 juli 2021 van de ambtenaar;
  • de brief van 16 september 2021 van de zijde van verzoekster;
  • de brief van 21 september 2021 van de ambtenaar.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt ertoe:
- te bepalen dat de adoptie van 5 oktober 2019 bij notariële akte in Peru naar Nederlands recht wordt uitgesproken en te gelasten dat de ambtenaar de reeds geregistreerde geboorteakte wijzigt of aanvult,
subsidiair de meerderjarigenadoptie uit te spreken van verzoekster door
[echtgenoot van de moe van X] , althans een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht,
met veroordeling van de gemeente ’s-Gravenhage in de proceskosten.

Feiten

  • Verzoekster is op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] Peru, geboren binnen het huwelijk van [naam va van X] (de vader) en [naam moe] (de moeder). Dit huwelijk is ontbonden toen verzoekster anderhalf jaar oud was.
  • De moeder is op [huwelijksdatum] 1995 gehuwd met [echtgenoot van de moe van X] (hierna: [echtgenoot van de moe van X] ).
  • Bij Koninklijk Besluit van 22 mei 2001 is de geslachtsnaam van verzoekster gewijzigd van [geslachtsnaam van bio va] naar [echtgenoot van de moe van X] .
  • Op 5 oktober 2019 heeft [naam notaris] , notaris te [plaatsnaam] , Peru, een notariële akte van adoptie van meerderjarige handelingsbekwame persoon opgemaakt, in opdracht van verzoekster en haar moeder, waarbij de moeder van verzoekster is opgetreden voor zichzelf en namens [echtgenoot van de moe van X] . De akte houdt onder meer het volgende in:
  • Verzoekster heeft op 21 juli 2020 verzocht om haar geboorteakte te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente
  • Verzoekster, [echtgenoot van de moe van X] en de moeder hebben elk in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Rechtsmacht
Omdat verzoekster in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op de voet van artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hebben, naar aanleiding van een besluit van een ambtenaar van de burgerlijke stand om op grond van artikel 1:18c of 1:20c BW te weigeren een akte van de burgerlijke stand op te maken, een latere vermelding aan een akte toe te voegen of, buiten het geval van stuiting van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap en dat van afgifte van een afschrift of een uittreksel, aan een verrichting mee te werken, belanghebbende partijen de bevoegdheid zich binnen zes weken na de verzending van dat besluit bij verzoekschrift te wenden tot de rechtbank, binnen welk rechtsgebied de standplaats van de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelegen.
De brief van de ambtenaar met het weigeringsbesluit dateert van 17 november 2020. Verzoekster heeft haar pro forma verzoek binnen de termijn van zes weken ingediend, namelijk op 28 december 2020. Verzoekster kan aldus worden ontvangen in haar verzoekschrift.
Aanvulling/wijziging van de reeds geregistreerde geboorteakte
Verzoekster heeft - naar de rechtbank begrijpt - primair verzocht om erkenning van de bij notariële akte in Peru vastgelegde adoptie in Nederland.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:104 BW wordt in titel 6 van boek 10 BW onder adoptie verstaan de beslissing van een bevoegde autoriteit waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen een
minderjarigkind en twee personen tezamen of een persoon alleen tot stand worden gebracht. Artikel 10:104 BW vervangt artikel 2 WCAd. Ook in artikel 2 WCAd wordt onder adoptie verstaan de beslissing van een bevoegde autoriteit waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen een
minderjarigkind en twee personen tezamen of een persoon alleen tot stand worden gebracht. Uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken 2001-2002, 28457, nr. 3) bij de WCAd blijkt ook expliciet dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest de WCAd van toepassing te laten zijn op een meerderjarigen adoptie:
“De Staatscommissie heeft in overweging gegeven het hoofdstuk inzake erkenning van buitenlandse adopties mede betrekking te doen hebben op de erkenning van buitenlandse meerderjarigenadopties. Naar mijn mening verdient het de voorkeur deze niet frequent voorkomende adoptievorm buiten het wetsvoorstel te houden. De vraag naar de erkenning van een meerderjarigenadoptie kan, hoe dan ook, aan de rechter worden voorgelegd (procedure van artikel 26 Boek 1 BW). Rechtspraak is mij overigens niet bekend. Ik sluit niet uit dat de rechter enigszins andere criteria zou toepassen dan in het geval van een minderjarigenadoptie en meen dat het de voorkeur verdient hem daarvoor ruimte te bieden.”
Nu er in het onderhavige geval geen sprake is van adoptie van een minderjarige maar van een meerderjarige, is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval titel 6 van Boek 10 niet van toepassing.
De rechtbank zal gelet op het voornoemde het verzoek toetsen aan artikel 1:26 BW, waarbij aan de orde is dat adoptie een verstrekkend rechtsfeit betreft dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.
Op grond van artikel 1:26 BW kan een ieder, die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft, de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank is, met de ambtenaar, van oordeel dat de Peruaanse notariële akte, waarin de adoptie van verzoekster is vastgelegd, geen akte is die naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand. Uit de tekst van de Memorie van Toelichting bij artikel 1:26 BW (Kamerstukken 1990-1991, 21847, nr. 3, p. 31) volgt dat:
“Met de commissie meen ik dat er behoefte is aan een wettelijke voorziening die de rechter in staat stelt zich uitdrukkelijk uit te spreken over de rechtsgeldigheid van feiten betreffende de burgerlijke staat, die in buitenlandse akten of rechterlijke uitspraken zijn neergelegd. De opzet van de afdeling is mede bepaald door mijn oordeel dat de gevallen waarin een latere vermelding aan een akte mag worden toegevoegd limitatief in de wet moeten worden vermeld. Om dit te bereiken, dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat van feiten die zich in het buitenland hebben voorgedaan, alleen dan in Nederland een akte of een latere vermelding kan worden opgemaakt wanneer deze behoren tot de feiten die naar Nederlandse begrippen voor opneming in de registers van de burgerlijke stand in aanmerking komen. Bij deze opzet past de mogelijkheid van een rechterlijk declaratoir.”
Uit deze toelichting valt af te leiden dat de rechter in staat moet zijn zich uitdrukkelijk uit te spreken over de rechtsgeldigheid van feiten betreffende de burgerlijke staat, die in buitenlandse akten of rechterlijke uitspraken zijn neergelegd. Voorts staat hierin vermeld dat uitdrukkelijk wordt bepaald dat van feiten, die zich in het buitenland hebben voorgedaan, alleen dan in Nederland een akte of een latere vermelding kan worden opgemaakt wanneer deze behoren tot de feiten die naar Nederlandse begrippen voor opneming in de registers van de burgerlijke stand in aanmerking komen.
De Nederlandse wet kent (gelet op artikel 1:228 BW) de rechtsfiguur van meerderjarigenadoptie in beginsel niet. Slechts onder zeer uitzonderlijke en bijzondere omstandigheden kan en zal de Nederlandse rechter aan deze wettelijke onmogelijkheid voorbij gaan. Dergelijke uitzonderlijke en bijzondere omstandigheden zijn in deze procedure niet gebleken, zoals ook hierna nog verder zal worden gemotiveerd. Om die reden zal de rechtbank ook niet overgaan tot erkenning van de Peruaanse adoptie. Daar komt bij dat er bij de totstandkoming van de notariële akte van adoptie geen sprake is geweest van hoor en wederhoor, omdat de vader, [naam va van X] , op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de adoptie. Dit betekent dat, nog los van het gegeven dat Nederland in beginsel geen meerderjarigenadoptie kent, ook sprake is van schending van een wezenlijk procesrechtelijk beginsel, waardoor de akte niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
Op basis van de algemene erkenningsregels (10:100 en 10:101 BW) kan de notariële akte evenmin erkend worden in Nederland nu geen sprake is geweest van hoor en wederhoor.
Omdat het primaire verzoek wordt afgewezen, komt de rechtbank toe aan het subsidiaire verzoek.
Adoptie naar Nederlands recht
Artikel 1:228, eerste lid onder a, BW bepaalt als eerste voorwaarde voor adoptie dat het te adopteren kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is. De Nederlandse wet kent de rechtsfiguur van meerderjarigenadoptie niet. Slechts onder zeer uitzonderlijke en bijzondere omstandigheden kan en zal de Nederlandse rechter aan deze wettelijke onmogelijkheid voorbij gaan.
Verzoekster meent dat sprake is van bijzondere omstandigheden die terzijdestelling van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW kunnen rechtvaardigen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij al vanaf haar tweede levensjaar in een nauwe persoonlijke betrekking tot [echtgenoot van de moe van X] staat en hem als haar vader beschouwt. De weigering om deze nauwe persoonlijke betrekking, die is geformaliseerd in de meerderjarigenadoptie door [echtgenoot van de moe van X] van verzoekster, op te nemen levert volgens verzoekster een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven jegens haar op.
De rechtbank is van oordeel dat er in het geval van verzoekster geen sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie en overweegt hiertoe als volgt. Vast staat dat verzoekster al van jongs af aan in een gezinsverband leeft met [echtgenoot van de moe van X] . Ook staat vast dat zij sinds mei 2001 de geslachtsnaam van [echtgenoot van de moe van X] draagt en dat verzoekster op geen enkele manier meer verbonden is met haar juridische vader. Het is echter in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische of biologische ouder. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit gezinsverband op zichzelf niet een omstandigheid is die kan leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie. Ook anderszins heeft verzoekster onvoldoende aangevoerd om het minderjarigenvereiste uit de wet terzijde te schuiven. Dat zij een sterkte band met [echtgenoot van de moe van X] heeft en [echtgenoot van de moe van X] haar als zijn dochter beschouwt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van een zeer bijzondere omstandigheid op grond waarvan geoordeeld kan worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven. Verzoekster had en heeft immers gezinsleven met [echtgenoot van de moe van X] . Dat dit niet juridisch wordt vertaald in een adoptie levert geen schending op van dat gezinsleven. Ook het feit dat verzoekster een andere familierechtelijke betrekking met [echtgenoot van de moe van X] heeft dan haar zus betreft geen uitzonderlijke situatie die afwijking van het Nederlands recht rechtvaardigt. Het feit dat er in Peru nu een andere rechtsverhouding bestaat tussen verzoekster en [echtgenoot van de moe van X] dan in Nederland, is evenmin een omstandigheid die maakt dat verzoekster alsnog naar Nederlands recht geadopteerd zou moeten worden.
Het verzoek tot het uitspreken van de meerderjarigenadoptie door [echtgenoot van de moe van X] zal als niet op de wet gegrond worden afgewezen.
Proceskosten
Omdat de ambtenaar niet in het ongelijk wordt gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding de ambtenaar in de proceskosten te veroordelen. Dit verzoek zal worden afgewezen.
Zoals in familierechtelijke aangelegenheden gebruikelijk zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af;
bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, M.J. Alt-van Endt en L. Koper, rechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2022.