Uitspraak
Beschikking op het op 5 januari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
[X]
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief van de IND van 3 maart 2021;
- de brief met bijlagen van de IND van 2 juni 2021;
- de brief van de IND van 12 juli 2021;
- het faxbericht van de zijde van verzoekster van 28 juli 2021, met bijlagen;
- het faxbericht van 12 november 2021 met bijlagen van de zijde van verzoekster;
- het e-mailbericht van 19 november 2021 met bijlagen van de zijde van de IND;
- het e-mailbericht van 21 november 2021 met bijlagen van de zijde van verzoekster.
- verzoekster en haar advocaat;
- mr. Cappon namens de IND.
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
- Verzoekster is op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] geboren binnen het huwelijk van [naam va X] (de vader) en [naam moe X] (de moeder).
- Op het moment van geboorte van verzoekster bezat haar vader de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster heeft op grond van artikel 1, aanhef en sub a van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) het Nederlanderschap via haar vader verkregen.
- Op [datum] 1975 is de vader overleden.
- Op 10 september 1975 heeft verzoekster zich met haar moeder in Suriname gevestigd.
- Op 25 november 1975 trad de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (TOS) in werking. De moeder, die is geboren in Suriname, kreeg ingevolge art. 3 TOS van rechtswege de Surinaamse nationaliteit. Zij verloor toen haar Nederlandse nationaliteit op grond van art. 2 TOS. Verzoekster volgde als minderjarige haar moeder in de verkrijging van de Surinaamse nationaliteit en het verlies van de Nederlandse nationaliteit op grond van art. 6 TOS.
- Aan verzoekster zijn verschillende Surinaamse paspoorten verstrekt.
- In 1989 is verzoekster naar de Verenigde Staten van Amerika geëmigreerd.
- Op 29 juni 1995 heeft verzoekster een verzoek om naturalisatie ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in de Verenigde Staten. Haar aanvraag is afgewezen op 1 augustus 1996. Het hiertegen ingediende bezwaarschrift is
- Verzoekster heeft op 6 juli 1998, op 4 juli 2003, op 14 mei 2008 op aanvraag een Nederlands paspoort gekregen en op 3 mei 2013 een Nederlandse identiteitskaart.
- Bij brief van 16 juni 2014 heeft de Gemeente [woonplaats X] aan verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt om haar nationaliteit in de Basisregistratie personen van Nederlandse naar onbekend te wijzigen, omdat verzoekster volgens artikel 6 TOS als minderjarige de nationaliteit van haar moeder heeft verkregen. Aan haar is toen teven verzocht haar paspoort in te leveren.
- Bij brief van 30 januari 2018 is, in reactie op een door verzoekster eind 2017 aan de Koning geschreven brief, door de IND bericht dat zij vanaf 1975 de Surinaamse nationaliteit heeft, dat het naturalisatieverzoek van verzoekster is afgewezen, dat het de IND niet bekend is hoe het heeft kunnen gebeuren dat haar desondanks een Nederlands paspoort is verstrekt, maar dat kennelijk sprake is van een ambtelijke misslag. In reactie op de vraag of verzoekster weer Nederlander mag worden heeft de IND bericht dat voor het indienen van een naturalisatieverzoek vormvoorschriften en procedures bestaan en dat getoetst zal worden of aan alle voorwaarden voor naturalisatie voldaan is. Daarbij is op de eis van een geldige verblijfsvergunning gewezen en tevens op de omstandigheid dat de rechtbank in 1997 heeft bepaald dat verzoekster zich niet kan beroepen op een bijzondere band met Nederland.