ECLI:NL:RBDHA:2022:3021

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
21/4641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten voor fysiotherapie voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een gewezen beroepsmilitair, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser had verzocht om vergoeding van kosten voor fysiotherapie voor het jaar 2019, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.

Het primaire besluit van 3 december 2019 wees het verzoek van eiser af, omdat uit een expertiserapport van revalidatiearts R.C.J. Zondervan bleek dat er geen medische indicatie voor fysiotherapie was. Eiser stelde dat er wel een medische noodzaak was voor de behandelingen, maar de rechtbank oordeelde dat de conclusies van de revalidatiearts en de bezwaarverzekeringsarts inzichtelijk en concludent waren. Eiser had geen overtuigende medische stukken overgelegd die de afwijzing konden weerleggen.

De rechtbank concludeerde dat de kosten van fysiotherapie voor gewezen militairen alleen vergoed kunnen worden indien er een medische noodzaak is in verband met een dienstverbandaandoening. Aangezien de revalidatiearts had vastgesteld dat er geen medische indicatie was, was er geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte had geconcludeerd dat voor de fysiotherapeutische behandelingen van eiser geen medische noodzaak aanwezig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Engels Linsen).

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om vergoeding van kosten voor fysiotherapie voor het jaar 2019 afgewezen.
Bij besluit van 1 juni 2021 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een reactie ingediend.
Eiser heeft een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft het onderhavige verzoek van eiser, gewezen beroepsmilitair die een militair invaliditeitspensioen ontvangt, afgewezen, omdat uit een expertiserapport van een revalidatiearts van 30 oktober 2019 is gebleken dat ten aanzien van eiser geen sprake is van een medische indicatie voor fysiotherapie op grond van de dienstverbandaandoening. Vanaf 1 januari 2020 vergoedt verweerder de kosten van de fysiotherapeutische behandelingen van eiser niet meer.
Wat stellen eiser en verweerder in beroep?
2. Eiser vindt dat er wel een medische noodzaak is voor de fysiotherapeutische behandelingen. Zijn behandelaars zien wel meerwaarde in de fysiotherapeutische behandelingen. Fysiotherapie helpt eiser om zijn klachten (hoofd- en nekpijn, slechte concentratie en vergeetachtigheid) dragelijk te houden en voorkomt de verergering daarvan. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd.
3. Verweerder handhaaft het bestreden besluit, onder verwijzing naar de reactie van de bezwaarverzekeringsarts K. Baal (hierna: bezwaarverzekeringsarts) van 23 september 2021.
Wat ging aan het bestreden besluit vooraf?
4.1.
Eiser is slachtoffer van een dienstongeval in 2008 waarvoor verweerder dienstverband heeft aanvaard voor de status na contusie van het hoofd en voor een cognitieve stoornis NAO inclusief secundaire psychische klachten.
Verweerder heeft de vergoeding van de fysiotherapeutische behandelingen, die eiser voor het einde van zijn dienstverband in september 2017 heeft ontvangen gecontinueerd op beleidsmatige gronden voor het resterende jaar 2017 en voor het jaar 2018. Om ook hierna de fysiotherapeutische behandelingen vergoed te krijgen, heeft eiser een verzoek ingediend.
4.2.
Op 30 oktober 2019 heeft revalidatiearts R.C.J. Zondervan een rapport van revalidatiegeneeskundige expertise uitgebracht, met de conclusie dat een resterende anatomische oorzaak voor de klachten van eiser niet blijkt uit de geleverde medische informatie en het verrichtte onderzoek. De fysiotherapeutische behandelingen zijn medisch gezien niet noodzakelijk. De fysiotherapeutische behandelingen lijken eiser weg te houden van behandeling binnen de specialistische GGZ, waar mogelijk de emotieregulatie (die de hypertonie van eiser onderhoudt) kan worden behandeld, aldus de revalidatiearts.
4.3.
Bij brief van 8 juli 2020 heeft eiser een verklaring van zijn behandelend fysiotherapeut overgelegd. Volgens de fysiotherapeut is in het geval van eiser sprake van een vicieuze cirkel, bestaande uit rustige periodes met weinig consumptie fysiotherapie afgewisseld door periodes met forse verhoging van spanning met bijbehorende klachten met als gevolg meer vraag naar begeleiding en consumptie fysiotherapie. Als eiser een prikkel ervaart, neemt de consumptie van fysiotherapie toe. De behandeling bestaat uit massage en gesprekken.
4.4.
De bezwaarverzekeringsarts heeft in reactie op de verklaring van de fysiotherapeut aangegeven dat er geen specialistische indicatie is voor fysiotherapie en verwezen naar het rapport van de revalidatiearts. De aandoening van eiser valt onder de zogenaamde chronische lijst voor fysiotherapie. De termijn voor fysiotherapie betreffende deze aandoening is maximaal 9 maanden en deze termijn is in het geval van eiser al ruim verstreken. Er is sprake van chronische problematiek en na jarenlange fysiotherapeutische behandelingen kan er geen meerwaarde meer worden verwacht.
4.5.
Bij e-mail van 13 april 2021 heeft eiser een verslag (behandelplan) van 10 december 2020 van een psychiater bij Thalamus en een brief van 29 augustus 2019 van een GZ-psycholoog overgelegd, en aangevoerd dat indien de psychosomatische fysiotherapie gestopt zou worden, zijn fysieke klachten direct zouden toenemen, hetgeen weer een negatief effect op zijn mentale klachten heeft.
4.6.
In een reactie van 20 mei 2021 ziet de bezwaarverzekeringsarts in de overgelegde stukken geen aanleiding om zijn afwijzend standpunt te herzien.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Niet in geschil is dat de kosten van fysiotherapie van gewezen militairen voor vergoeding in aanmerking kunnen komen indien voor deze kosten een medische noodzaak aanwezig is in verband met een dienstverbandaandoening.
Of voor de fysiotherapeutische behandelingen van eiser een medische noodzaak aanwezig is, is beoordeeld door de revalidatiearts. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van het expertiserapport van de revalidatiearts, inzichtelijk en concludent zijn. Dit geldt ook voor het medisch commentaar van de bezwaarverzekeringsarts, waarmee gemotiveerd een reactie op de bezwaargronden is gegeven. De stelling van eiser dat de revalidatiearts zijn klachten niet serieus heeft genomen en dat de bezwaarverzekeringsarts eiser niet in het echt heeft gezien, is onvoldoende voor het oordeel dat verweerder zich op onzorgvuldig medisch onderzoek heeft gebaseerd. Eiser heeft geen stukken van behandelaars overgelegd die een gerede twijfel zouden kunnen zaaien aan de juistheid van de door de revalidatiearts en door de bezwaarverzekeringsarts getrokken conclusies. Anders dan eiser meent blijkt uit de onder 4.5 genoemde stukken niet dat voor de door hem gewenste fysiotherapeutische behandelingen – buiten het kader van het behandelplan van Thalamus – een medische indicatie bestaat.
Gezien het vorenstaande is er geen grond voor het oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft geconcludeerd dat voor de fysiotherapeutische behandelingen van eiser geen medische noodzaak aanwezig is. De enkele stelling van eiser ter zitting dat hij voor zijn psychologische klachten inmiddels (ook bij Thalamus) is uitbehandeld en geen andere behandelingsmogelijkheden heeft, doet hier niet aan af.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Algemeen militair ambtenarenreglement

Artikel 91a. Ziekte of een gebrek verband houdende met de uitoefening van de dienst
De niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair die lijden aan een ziekte of een gebrek, verband houdende met de uitoefening van de dienst, hebben ten aanzien van die ziekte of dat gebrek naar bij ministeriële regeling te stellenregels en voorwaarden aanspraak op geneeskundige verzorging tot het op grond van artikel 90a, derde lid vastgestelde maximum.

Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
betrokkene:de beroepsmilitair, de gewezen beroepsmilitair, de dienstplichtige militair, de gewezen dienstplichtige, alsmede de reservist en de gewezen reservist die ten gevolge van invaliditeit aantoonbare beperkingen ondervindt;
b.
invaliditeit:de invaliditeit met dienstverband, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningenmilitairen, ook indien sprake is van een invaliditeit van minder dan 10%;
c.
voorziening: het middel dat direct dan wel indirect de nadelige gevolgen van de beperkingen die de betrokkene ten gevolge van zijn invaliditeit ondervindt, opheft of vermindert dan wel voorziet in een financiële tegemoetkoming in of een financiële vergoeding van de kosten die daarvan een gevolg zijn;
d.
kosten:de kosten die de betrokkene in verband met invaliditeit noodzakelijkerwijs moet maken en zonder invaliditeit niet of niet in dezelfde mate gemaakt zouden worden;
e.
financiële tegemoetkoming:een gedeeltelijke vergoeding van de kosten van een voorziening;
f.
financiële vergoeding: een volledige vergoeding van de kosten van een voorziening;
g.
begeleider:degene die de betrokkene begeleidt, omdat de toestand van de betrokkene begeleiding nodig maakt.
Hoofdstuk 2. Voorzieningenpakket
Artikel 2
Voorzieningen worden verleend in de vorm van:
a. leefvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3;
(…)
b. werkvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4;
c. voorzieningen ter zake van de kosten van geneeskundige verzorging als bedoeld in hoofdstuk 4a;
d. bijzondere voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 5.
Artikel 3
Een voorziening als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verleend indien:
a. de verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan welsociaal-medische redenen aangewezen is;
b. deze in overwegende mate op het individu gericht is;
c. deze voor langere tijd noodzakelijk is;
d. deze voor de betrokkene niet algemeen gebruikelijk is;
e. deze door betrokkene vooraf is aangevraagd. Ambtshalve toekenning kan plaatsvinden indien tijdens een medisch onderzoek in verband met de invaliditeit van betrokkenede medische noodzaak komt vast te staan;
f. deze de meest goedkope adequate is. De verstrekking kan hierdoor afwijken van de aangevraagde voorziening.

Regeling dienstverbandaanspraken geneeskundige verzorging

Artikel 1
De niet in werkelijke dienst verblijvende militair of de gewezen militair bedoeld in artikel 104 van het Algemeen militair ambtenarenreglement kan zijn in dat artikel bedoelde aanspraak uitsluitend geldend maken indien:
a. hij in voldoende mate is verzekerd tegen ziektekosten;
b. de kosten van geneeskundige verzorging ter zake van de ziekte of het gebrek waarvoor verband is aangenomen met de uitoefening van de militaire dienst niet door zijn verzekering zijn gedekt.