ECLI:NL:RBDHA:2022:3008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
10/140763.21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte krijgt voor inbraak in snackbar en afpersing en diefstallen op verschillende supermarkten nog een laatste kans

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en afpersingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 6 december 2021 en 20 november 2021, betrokken was bij gewelddadige overvallen op supermarkten, waarbij hij medewerkers bedreigde met een mes. De verdachte heeft ook een inbraak gepleegd in een snackbar, waarbij hij samen met anderen een kassalade en een kluis heeft weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte krijgt een laatste kans om zijn gedrag te verbeteren, met de hoop dat hij de hulpverlening zal accepteren en zijn leven kan beteren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 10/140763-21; 09/330753-21 (t.t.z.gev.); 09/288597-20 (TUL)
Datum uitspraak: 5 april 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.L.M. de l’Isle en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.B. Brouwer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Inzake parketnummer 10/140763-21 (hierna: dagvaarding I)
hij, op of omstreeks 17 oktober 2020 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade en/of een kluis en/of een geldbedrag van € 3180, althans enig geldbedrag, en/of vijftien blikjes Red Bull, in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
inzake parketnummer 09/330753-21 (hierna: dagvaarding II)
1.
Primair
hij, op of omstreeks 6 december 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg een geldbedrag (van ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Aldi (locatie [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- bij de kassa voor die [slachtoffer 4] te gaan staan,
- (hierbij) aan die [slachtoffer 4] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp te tonen,
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen "geef me geld", "ik wil groter" en/of "doe snel, doe snel”,
- ( vervolgens) achter de kassa dicht op die [slachtoffer 4] te gaan staan,
- uit de geopende kassa een geldbedrag te pakken en in zijn, verdachtes, tasje te stoppen,
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 4] de opdracht te geven de safebox te openen en daaruit een geldbedrag te pakken en dat geldbedrag in zijn, verdachtes, tasje te stoppen door te zeggen "doe jij het erin, doe jij het erin!”;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 6 december 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Aldi (locatie [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), welk geweld en/of welke bedreiging bestond(en) uit het:
- bij de kassa voor die [slachtoffer 4] te gaan staan,
- ( hierbij) aan die [slachtoffer 4] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp te tonen,
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen "geef me geld", "ik wil groter" en/of "doe snel, doe snel”,
- ( vervolgens) achter de kassa dicht op die [slachtoffer 4] te gaan staan,
- uit de geopende kassa een geldbedrag te pakken en in zijn, verdachtes, tasje te stoppen,
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer 4] de opdracht te geven de safebox te openen en daaruit een geldbedrag te pakken en dat geldbedrag in zijn, verdachtes, tasje te stoppen door te zeggen "doe jij het erin, doe jij het erin!;
2.
hij, op of omstreeks 20 november 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Aldi ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij, op of omstreeks 10 november 2021 te 's-Gravenhage een geldbedrag (van ongeveer 412 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , althans één of meerdere medewerkers van die Albert Heijn, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- naar die [slachtoffer 5] toe te lopen met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp en haar dit voorwerp te tonen,
- ( vervolgens) met dit mes, althans schepe/puntige voorwerp, meermalen in de zij, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 5] te steken en/of te prikken,
- ( hierbij) tegen die [slachtoffer 5] te zeggen "maak de kassalade open" en/of "andere la, nu", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een grote hoeveelheid briefgeld uit de kassalades te pakken;
4.
hij, op of omstreeks 7 november 2021 te 's-Gravenhage een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I tenlastegelegde feit en de bij dagvaarding II onder 1 primair en subsidiair en 2 tot en met 4 tenlastegelegde feiten.
Op haar specifieke standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het bij dagvaarding I tenlastegelegde en de bij dagvaarding II onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de bij dagvaarding II onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Op specifieke standpunten van de verdediging wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage bij dit vonnis de wettige bewijsmiddelen met de voor hierna volgende bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4.
Beslissingen over gevoerde verweren
3.4.1
Ten aanzien van dagvaarding I
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld dat hij één van de personen op de camerabeelden is, noch dat hij glas en/of een verbanddoos heeft aangeraakt ten tijde van de inbraak. Het feit dat (beweerdelijk) bloedsporen van de verdachte zijn aangetroffen, is onvoldoende voor bewezenverklaring.
De rechtbank verwerpt het verweer. Uit de aangifte (bewijsmiddel 1) volgt dat de ruit van de voordeur kapot is geslagen. Op de camerabeelden van de inbraak (bewijsmiddel 5) is voorts volgens een verbalisant te zien dat de als ‘verdachte 1’ omschreven persoon als eerste van twee personen binnenkomt door de vernielde ruit en dat hij zijn hand in een doek wikkelt. Naast die omstandigheid heeft de rechtbank op de camerabeelden ook waargenomen dat op de toonbank een doos/trommel staat, waarmee de als ‘verdachte 1’ omschreven persoon op enig moment in aanraking komt (bewijsmiddel 6).
Uit bewijsmiddelen 2 en 3 blijkt verder dat er bloedsporen zaten op diverse glasscherven op de vloer bij de ingang en op ‘een EHBO-doos’ op de toonbank. De bloedsporen op één van die glasscherven en op die EHBO-doos zijn door een verbalisant veiliggesteld. Die sporen zijn vervolgens door het NFI onderzocht en het daarin aangetroffen celmateriaal blijkt te matchen met dat van de verdachte (bewijsmiddel 4).
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast dat de doos/trommel die op de toonbank te zien is, de beschreven EHBO-doos moet zijn geweest. Immers, op de toonbank is geen andere doos te zien die aan de beschrijving van een EHBO-doos voldoet. Nu daarop DNA-materiaal is aangetroffen dat matcht met dat van de verdachte moet het dus de verdachte zijn geweest die die doos heeft aangeraakt en is hij dus ‘verdachte 1’ op de beelden. Dat de verdachte op enig ander moment deze doos zou hebben aangeraakt en zijn bloed daarop heeft achtergelaten, blijkt nergens uit. De verdachte zelf zegt daar overigens ook niks over.
3.4.2
Ten aanzien van dagvaarding II, feiten 1 en 3
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van deze beide feiten moet worden vrijgesproken, nu hij niet op de beschikbare camerabeelden wordt herkend en daarnaast niet alleen op basis van het signalement van de dader (getinte huidskleur) en/of diens – veel voorkomende – kleding mag worden geconcludeerd dat het om de verdachte gaat.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voorzichtig moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer als deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn waaruit de betrokkenheid van een verdachte kan worden afgeleid. Bij de beoordeling van dit bewijs is van doorslaggevend belang of de herkenningen voldoende overtuigend zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van de dader op de beelden van groot belang. Verder is van belang in welke hoedanigheid en frequentie waarnemer en dader elkaar eerder hebben getroffen, en of herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken.
Het beschikbare bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 3
De rechtbank overweegt dat bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op
7 december 2021 kleding is inbeslaggenomen (bewijsmiddel 7). De rechtbank heeft op de foto’s daarvan waargenomen (bewijsmiddel 8) dat het gaat om:
(i) een zwarte (regen)jas met capuchon, met op de linkerborst in witte letters de tekst “Regatta great outdoors” en op de rechtermouw onderaan (t.h.v. de pols) een wit embleem; (ii) een donkerblauwe joggingbroek met aan de voorzijde, op het rechterbovenbeen, een rood embleem en op de achterzijde, op het rechterbovenbeen in witte letters de tekst “Under Armour”;
(iii) een donkerblauw joggingvest met op de linkerborst hetzelfde rode embleem als op de voorzijde van de joggingbroek; en
(iv) twee zwarte (sport)schoenen met zwarte veters.
Ten aanzien van de camerabeelden van feit 1 (bewijsmiddel 10) beschrijft een verbalisant dat een man te zien is met een negroïde uiterlijk, een zwarte jas met capuchon en een witte tekst op zijn linkerborst, een donkerblauwe joggingbroek en zwarte schoenen met zwarte veters. Een verbalisant heeft daarnaast gerelateerd dat zij op de camerabeelden ziet dat het signalement van de dader (uiterlijke kenmerken, postuur, zwarte jas met capuchon met een witte tekst op de linkerborst, donkerblauwe trainingsbroek en zwarte schoenen) exact overeenkomt met het signalement van de dader van feit 2, die hij gelet op diens uiterlijk en een bepaald litteken, aan de hand van diens politiefoto heeft herkend als de verdachte (bewijsmiddel 19). Tot slot heeft een andere verbalisant, die de verdachte kent uit de wijk, gerelateerd dat hij op de bewegende beelden van feit 1 ziet dat verdachte [verdachte] de winkel binnen komt lopen (bewijsmiddel 20) Hij beschrijft dat de houding en manier van lopen overeenkomt met de beelden uit de andere zaken.
Ten aanzien van de camerabeelden van feit 3 (bewijsmiddel 15) beschrijft de camerabeeldspecialist dat een man te zien is met een donkere huidskleur, een zwarte jas met capuchon en een wit logo op de linkerborst, een zwarte broek met rood Under Armour logo op het rechterbovenbeen, een wit of zilver accent op de rechtermouw of pols en zwarte sportschoenen.
Een verbalisant heeft voorts gerelateerd dat de bij de doorzoeking van de woning van de verdachte aangetroffen jas en broek wat betreft het logo op de linkerborst (Regatta Outdoor) en het witte logo op de rechtermouw overeenkomen met de jas en broek die de dader van de overval droeg. Ook komen de kleur van de broek en het rode Under Armour logo overeen (bewijsmiddel 16). Uit onderzoek van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van de verdachte blijkt tenslotte dat de gebruiker daarvan zich op
10 november 2021, omstreeks 22:27 uur, in de omgeving van de plaats delict bevond. (bewijsmiddel 21).
Conclusie
Vooropgesteld is dat twee verbalisanten de persoon op de beelden bij feit 1 hebben herkend als de verdachte. Zij hebben beschreven waar zij de verdachte aan hebben herkend. Dat betreft deels signalement, maar ook houding en manier van lopen. Zij hebben voor die herkenning beelden van andere zaken (feiten 2 en 4) gebruikt waarop de verdachte
- overigens ook niet door de raadsman betwist - betrouwbaar is herkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze herkenning een vertrekpunt is voor het bewijs. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank voorts ten aanzien van beide feiten vast dat camerabeelden niet het enige bewijsmiddel zijn waaruit de betrokkenheid van de verdachte kan worden afgeleid. Zo vertoont de door de dader op de beelden bij beide feiten gedragen kleding (zwarte (sport)schoenen, jas met witte tekst/logo Regatta Outdoor op de linkerborst en wit accent/logo op rechtermouw/pols; rood Under Armour logo op de broek), dermate veel opvallende overeenkomsten met de kleding die kort na de beide feiten in de woning van de verdachte werd aangetroffen, dat het de verdachte moet zijn geweest die op de camerabeelden van beide feiten is te zien. Ten aanzien van feit 3 past dat ook precies bij de telefoongegevens van de verdachte.
Bij dat oordeel neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de verdachte voor die opvallende overeenkomsten en – voor zover het gaat om feit 1 – de genoemde herkenningen door verbalisanten, welke omstandigheden op zichzelf en in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
3.5.
Vrijspraak van het bij dagvaarding II, onder 1 primair tenlastegelegde
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank met betrekking tot dit feit van oordeel dat het niet wettig en overtuigend is bewezen. Immers, de aangever zelf heeft niet verklaard dat de dader geld heeft weggenomen. Voor het overige is er te weinig en overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk zelf geld heeft weggenomen.
De verdachte zal dus van het bij dagvaarding II, onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
3.6.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het bij dagvaarding I tenlastegelegde feit en de bij dagvaarding II onder 1 subsidiair en 2 tot en met 4 tenlastegelegde feiten
wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
inzake dagvaarding I
hij omstreeks 17 oktober 2020 te Schiedam tezamen en in vereniging met anderen een kassalade en een kluis en een geldbedrag van € 3180 en
éénblikje Red Bull,
toebehorendeaan [slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk om
deze goederenzich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
inzake dagvaarding II
1.
Subsidiair
hij op 6 december 2021 te Voorburg met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 500 euro dat aan Aldi (locatie [adres] ) toebehoorde, welke bedreiging
met geweldbestond uit het:
- aan die [slachtoffer 4] een mes tonen,
- tegen die [slachtoffer 4] zeggen “geef me geld”, “ik wil groter” en “doe snel, doe snel”,
- achter de kassa dicht op die [slachtoffer 4] gaan staan,
- aan die [slachtoffer 4] de opdracht geven de safebox te openen en daaruit een geldbedrag te pakken en dat geldbedrag in zijn, verdachtes, tasje te stoppen door te zeggen “
zetjij het erin,
zetjij het erin!”;
2.
hij op 20 november 2021 te Leidschendam een geldbedrag dat aan Aldi ( [adres] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 10 november 2021 te 's-Gravenhage een geldbedrag van ongeveer 412 euro,
toebehorendeaan Albert Heijn ( [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- naar die [slachtoffer 5] toe te lopen met een mes en haar dit voorwerp te tonen,
- met dit mes meermalen in de zij van die [slachtoffer 5] te prikken,
- tegen die [slachtoffer 5] te zeggen “maak de kassalade open” en “andere la, nu” en
- een hoeveelheid briefgeld uit de kassalades te pakken;
4.
hij op 7 november 2021 te 's-Gravenhage een geldbedrag dat aan Albert Heijn ( [adres] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk gedeelte dat niet langer is dan de duur van het ondergane voorarrest en een aanzienlijk voorwaardelijk gedeelte, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich – nota bene gedurende een proeftijd ter zake van een eerder dat jaar uitgesproken, deels voorwaardelijke veroordeling voor acht vermogensdelicten – binnen één maand tijd schuldig gemaakt aan een afpersing en drie diefstallen van aanzienlijke geldbedragen in verschillende supermarkten. De verdachte heeft zich hierbij kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financieel gewin en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van de benadeelden.
Bij de afpersing en een van de diefstallen heeft de verdachte supermarktmedewerkers bovendien bedreigd met een mes, door hun dit te tonen en daarmee in de zij van een van hen te prikken. Zodoende heeft hij zeer fors inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van die nog jonge medewerkers. Een van hen heeft verklaard dat zij tijdens het gebeurde echt bang was dat de verdachte haar zou neersteken. Ter toelichting van haar ingediende vordering tot schadevergoeding heeft zij verklaard dat zij aan het gebeurde psychische klachten heeft overgehouden: ze bleef er maar aan denken. Ze heeft ook enige tijd niet kunnen werken en naar school kunnen gaan en ze was daarna bang om bij haar supermarkt avonddiensten te draaien. Ook voor de andere medewerkers van de supermarkt en aanwezige klanten moet het handelen van de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht. De verdachte geeft er op geen enkele manier blijk van zich daar ook maar iets van aan te trekken.
Ruim één jaar eerder heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een snackbar, waarbij de ruit van de voordeur kapot is geslagen en vervolgens een kassalade, een kluis, een geldbedrag van ruim € 3.000,- en frisdrank zijn weggenomen. Ook hierbij heeft de verdachte kennelijk alleen aan zijn eigen financieel belang gedacht en zich niet bekommerd om de schade en het praktische ongemak voor de betreffende ondernemers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 maart 2022, waaruit onder meer blijkt dat hij in 2021 onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van de hiervoor al genoemde acht vermogensmisdrijven en dat hij ook tussen 2016 en 2020 meermalen onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor bedreiging en vermogensdelicten. Die veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin geldt als uitgangspunt voor een inbraak in een bedrijfspand een gevangenisstraf van tien weken tot vier maanden. Voor een winkeldiefstal wordt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van één maand vermeld. Als daarbij ook sprake is van bedreiging, geldt een uitgangspunt van vier tot vijf maanden gevangenisstraf. Voor een overval met licht geweld of bedreiging geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van twee jaren. Het gaat steeds om oriëntatiepunten voor gevallen – zoals het onderhavige – waarbij sprake is van recidive.
Gelet op het voorgaande en gezien het strafblad van de verdachte neemt de rechtbank voor de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden tot uitgangspunt.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 3 maart 2022 dat over de verdachte is opgemaakt. Daarin is, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, vermeld dat uit eerdere hulpverleningstrajecten (ernstige) zorgen over de verdachte naar voren zijn gekomen.
In het verleden is de verdachte gediagnosticeerd met gedragsproblemen en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast blijkt uit dossieronderzoek dat mogelijk sprake is van beperkte oplossingsvaardigheden, dat hij beïnvloedbaar zou zijn en dat hij de gevolgen van zijn handelen niet lijkt te kunnen overzien. Hij is bekend met impulsiviteit. Hierdoor wordt op basis van het onderzoek van de reclassering de kans dat de verdachte opnieuw een geweldsdelict pleegt als hoog ingeschat.
Naast meerdere risicoverhogende factoren zijn er uit het onderzoek geen beschermende factoren naar voren gekomen. De verdachte gaf tijdens het gesprek met de reclassering geen openheid van zaken ten aanzien van zijn sociale netwerk, zijn familieomstandigheden en de onderhavige tenlastelegging. Hij had vóór zijn detentie geen dagbesteding en er is sprake van schulden, waarvoor geen afbetalingsregelingen zijn getroffen.
Zijn huisvesting bij Middin verliep niet zonder problemen, waardoor tijdens een multidisciplinair overleg is besloten dat op dit moment de enige haalbare setting een beschermd wonen project is. De praktische competenties, emotionele vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden van de verdachte zijn onvoldoende ontwikkeld om zelfstandig of begeleid te kunnen wonen. Tijdens het onderzoek is er contact geweest met Forensisch wonen van Perspektief. Op voorhand lijkt de verdachte hier terecht te kunnen. Zodra er uitzicht is op het einde van de detentieperiode kan hier een intake volgen. Op basis van het bovenstaande vindt de reclassering een reclasseringstoezicht geïndiceerd.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en een
inspanningsverplichting ter zake van dagbesteding.
Doordat de verdachte in het verleden veel in aanraking is gekomen met hulpverleners en er hierbij ook sprake is geweest van negatieve ervaringen, heeft hij weinig vertrouwen in mensen die komen en gaan en in zijn beleving niet echt iets voor hem betekenen. De verdachte zegt desondanks open te staan voor laagdrempelige hulp ten aanzien van praktische zaken als huisvesting, zijn financiën en een mogelijke dagbesteding. Op het moment dat er een reclasseringstoezicht wordt opgelegd is het van belang in een rustig tempo een vertrouwensband met de verdachte op te bouwen. Hierdoor kan langzaam een deel van het verloren vertrouwen in de hulpverlening worden teruggewonnen.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of voor de verdachte inderdaad – zoals de officier van justitie ter terechtzitting heeft betoogd – het voorwaardelijk strafkader ‘een gepasseerd station’ is, nu de eerder aan hem opgelegde, (deels) voorwaardelijke straffen en gestelde bijzondere voorwaarden er niet toe hebben geleid dat hij geen strafbare feiten meer heeft gepleegd.
De rechtbank constateert op grond van genoemd reclasseringsadvies dat de verdachte forse persoonlijke problemen heeft, waarvoor nog geen oplossing is gevonden en dat de recidivekans (daardoor) hoog is. Zij maakt uit het rapport echter ook op dat de nog jonge verdachte openstaat voor hulpverlening en dat deze hulp, mits in een rustig tempo opgebouwd, nog steeds kans van slagen heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet alleen voor de verdachte, maar ook voor de bescherming van de maatschappij door het recidiverisico omlaag te krijgen, tóch nog een keer ingezet moet worden op hulpverlening. Daarom acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde, geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren niet passend. Die straf doet naar haar oordeel te weinig recht aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals verwoord in het reclasseringsadvies. De rechtbank zal een zeer fors deel voorwaardelijk opleggen in de hoop dat dat de verdachte verder zal motiveren de hulp aan te pakken en mee te werken met de reclassering.
Alles afwegende geeft de rechtbank de verdachte
een laatste kansen zal hem een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, opleggen en daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden stellen. Zij ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die het vermoedelijk zal vergen om de hulpverlening goed op gang te brengen en effect te doen hebben, aanleiding om een proeftijd van drie jaren vast te stellen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag betreft immateriële schade als gevolg van het bij dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, primair omdat hij heeft betoogd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het bij dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, moet de vordering worden afgewezen, dan wel het toe te wijzen bedrag worden gematigd, nu de schade op geen enkele wijze (medisch) is onderbouwd.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending (een onverhoedse bedreiging met een mes op de werkplek) meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek, zonder meer kan worden aangenomen.
Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag van € 800,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte zal worden veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
Aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor deze feiten wordt veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .

8.Het in beslag genomen voorwerp

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de – als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte – beslaglijst genoemde geldbedrag van € 545,- zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het bij het genoemde geldbedrag dat op 7 december 2021 bij de doorzoeking van de woning van de verdachte werd aangetroffen, wel moet gaan om het in de bewezenverklaring van het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde feit genoemde ‘geldbedrag van ongeveer 500 euro’. Daarbij betrekt de rechtbank dat dit bedrag de avond vóór de doorzoeking werd weggenomen bij Aldi in Voorburg, terwijl de verdachte blijkens het reclasseringsadvies geen bron van inkomsten heeft en ook geen enkele verklaring heeft gegeven voor het aangetroffen geldbedrag.
De rechtbank zal daarom gelasten dat het geldbedrag wordt teruggegeven aan Aldi in Voorburg.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 11 februari 2022 schriftelijk gevorderd dat het voorwaardelijk gedeelte, groot drie maanden, van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 16 februari 2021 onder parketnummer 09/288597-20 opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarde.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen en de proeftijd met één jaar te verlengen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de bij voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Immers, de verdachte heeft zich vóór het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan de bij dagvaarding II tenlastegelegde feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II (met parketnummer 09/330753-21) onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
  • het bij dagvaarding I (met parketnummer 10/140763-21) tenlastegelegde
  • het bij dagvaarding II (met parketnummer 09/330753-21) onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde,
heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I (parketnummer 10/140763-21)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer 09/330753-21), feit 1 subsidiair
afpersing;
ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer 09/330753-21), feit 2
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer 09/330753-21), feit 3
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van dagvaarding II (parketnummer 09/330753-21), feit 4
diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (twaalf) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederlandop het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • zich laat behandelen door Humanitasof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verblijft in Forensisch wonen bij Perspektiefof een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schuldenen het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
-
zich inspant voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbestedingin de vorm van (vrijwilligers)werk en/of scholing. De veroordeelde geeft de reclassering toestemming om contact te leggen met relevante referenten om dit te verifiëren;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer 5]toe tot een bedrag van
€ 800,-en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 5] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot
betaling aan de Staatvan een bedrag van
€ 800,-,vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald,
gijzelingzal worden toegepast voor de duur van
16 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] te betalen;
het in beslag genomen voorwerp
gelast de
teruggave aan Aldi (locatie [adres] te Voorburg)van het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 545;
de vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de
tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot drie maanden, van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 16 februari 2021 onder parketnummer 09/288597-20 opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.R. van Hattum, voorzitter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2022.
Bijlage 1, inhoudende de bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit voor dagvaarding I de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Rotterdam, district Rijnmond-Noord (hierna: proces-verbaal A) doorgenummerd 1- 47, en voor dagvaarding II het proces-verbaal met het (zaak)nummer [nummer] van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer-Leidschendam/Voorburg (hierna: proces-verbaal B) doorgenummerd 1- 213.
Dagvaarding I
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2020, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven (p. 3-6 proces-verbaal A):
Ik ben eigenaar van afhaalrestaurant [slachtoffer 1] in Schiedam. Op zaterdag 17 oktober 2020 omstreeks 21.30 uur heb ik de zaak afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op zondag 18 oktober 2020 omstreeks 06.00 uur is door een getuige de politie gebeld. Hij zag dat er 3 mannen in mijn zaak stonden. Eenmaal in de zaak zag ik dat de ruit van de voordeur kapot geslagen was.
Weggenomen goederen: kluis, kassalade, 3.180 euro, red bull frisdrank.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2020, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven (p. 7-8 proces-verbaal A):
Op zondag 18 oktober 2020 werden wij om 5:58 uur gestuurd naar snackbar [slachtoffer 1] . Daar zou een inbraak zijn geweest. Ter plaatse verklaarde de melder, [getuige 1] , geboren [geboortedatum] -1972 te [geboorteplaats] : Ik liet mijn hond tussen 05.50 en 05.55 uur uit. Ik zag drie donker geklede mannen uit de snackbar rennen in de richting van de [straat] . Wij zagen dat er bloed op de ruit zat welke was ingeslagen. Om 06.20 uur stelde ik, verbalisant [naam] , verschillende sporendragers waaronder diverse glasscherven met bloedsporen die zich op de vloer bevonden bij de ingang van de snackbar en een EHBO-doos met bloedsporen die zich op de toonbank bevond, veilig middels de daarvoor bestemde DNA-kit.
3. Een proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 29 oktober 2020, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 26-27 proces-verbaal A):
In verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit een winkel te Schiedam werd door mij een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan drie glasscherven met mogelijk bloed en een EHBO-doos met mogelijk bloedsporen. Ik zag meerdere op bloed lijkende sporen op alle drie de glasscherven en op drie zijden van de verbanddoos. Ik heb met behulp van de tetrabase-test de aanwezigheid van bloed aangetoond. Een bloedspoor op de grootste glasscherf waarmerkte ik met SIN [nummer] . Een bloedspoor op de rand van de onderzijde van de verbanddoos waarmerkte ik met SIN [nummer] .
4. Een geschrift, te weten een deskundigenrapport d.d. 17 december 2020 van het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende, als verklaring van de deskundige [naam] (p. 31-34 proces-verbaal A):
De conclusies in dit rapport hebben betrekking op de herkomst van het DNA in de bemonsteringen.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
[nummer]
Bloed
DNA-profiel van een man
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999
kleiner dan één
op één miljard
[nummer]
Bloed
DNA-profiel van een man
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999
kleiner dan één
op één miljard
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 11-12 proces-verbaal A):
Ik, verbalisant, zie op de door de aangever aangeleverde beveiligingsbeelden dat op
18 oktober 2020 om 02:55:55 uur twee personen afhaalrestaurant [slachtoffer 1] binnenkomen door een vernielde ruit in de voordeur. De voorste persoon (verdachte 1) is negroïde, draagt een donkere glimmende jas met capuchon over zijn hoofd, een mondkapje, een lichte broek en zwarte sneakers met witte zolen. Ik zie dat de persoon een kleine zwarte koevoet beet heeft.
Ik zie dat de tweede persoon (verdachte 2) licht getint is, een lichte jas met een donkere rand aan de onderzijde en met een capuchon over zijn hoofd draagt, en een lichtkleurige broek en witte sneakers. Ik zie dat de persoon vermoedelijk gereedschap in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat verdachte 2 met de kassa naar buiten loopt. Kort hierna rent verdachte 1 naar buiten.
Ik zie dat op 18 oktober 2020 om 05:48:06 uur verdachte 1, verdachte 2 en een verdachte 3 het afhaalrestaurant binnen komen via de vernielde ruit. Ik zie dat zij direct achter de toonbank gaan. Ik zie dat verdachte 2 en verdachte 3 onder de toonbank bukken/kruipen. Ik zie dat verdachte 1 zoekend rondkijkt onder de toonbank, zo nu en dan naar buiten kijkt en zijn hand in een doek wikkelt. Verdachte 2 loopt naar de uitgang, gevolgd door verdachte 3 welke een zwarte kluis beet heeft. Verdachte 1 zie ik naar de koeling lopen waar deze een blikje uit pakt. Ik zie dat verdachte 1 hierna het restaurant verlaat.
6. De eigen waarneming van de rechtbank van de onder bewijsmiddel 5 bedoelde camerabeelden. Daarop is vanaf ongeveer 05:50 uur (tevens) te zien dat:
- op de toonbank een doos/trommel staat;
- de in bewijsmiddel 5 als ‘verdachte 1’ omschreven persoon (rond 05:53 uur) in aanraking komt met de genoemde doos/trommel op de toonbank.
Dagvaarding II
Inhoudsopgave:
A. Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4
B. Bewijsmiddel ten aanzien van de feiten 1 en 2
C. Bewijsmiddel ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4
D. Bewijsmiddel ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
A. Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4Doorzoeking woning verdachte en eigen waarneming van de rechtbank van de aangetroffen kleding (feiten 1 tot en met 4)
7. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 7 december 2021, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 28-29 proces-verbaal B):
Op 7 december 2021 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woonruimte op [adres] te ’s-Gravenhage (de rechtbank begrijpt: de woning van de verdachte). Het volgende werd in beslag genomen:
- briefgeld: 550 euro in briefjes van 50, 20, 10 en 5 euro.
- regenjas
- joggingbroek
- joggingvest
- schoenen
- wit plastic tasje
8. De eigen waarneming van de rechtbank van de foto’s op pagina’s 30-36 van proces-verbaal B, betreffende de in bewijsmiddel 7 genoemde kleding. Daarop is het volgende te zien.
p. 30: een zwarte (regen)jas met capuchon. Op de linkerborst daarvan staat in witte letters de tekst “Regatta great outdoors”. Op de rechtermouw staat onderaan (t.h.v. de pols) een wit embleem.
p. 32: de voorzijde van een donkerblauwe joggingbroek met op het rechterbovenbeen een rood embleem.
p. 33: de achterzijde van een donkerblauwe joggingbroek met op het rechterbovenbeen in witte letters de tekst “under armour”.
p. 34: een donkerblauw joggingvest met op de linkerborst hetzelfde rode embleem als op de voorzijde van de joggingbroek.
p. 36: twee zwarte (sport)schoenen met zwarte veters.
Feit 1 (aangifte en bevindingen over camerabeelden)
9. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 december 2021, voor zover inhoudende, als de op 6 december 2021 afgelegde verklaring van de aangever [slachtoffer 4] , zakelijk weergegeven (p. 75-77 proces-verbaal B):
Ik was vandaag aan het werk in de Aldi aan de [adres] in Voorburg. De winkel sluit om 20:00 uur. Ik heb gezien dat een overvaller om ongeveer 19:55 uur de winkel ingelopen kwam Hij kwam naar de kassa en ik zag dat hij niets uit de winkel had gepakt om af te rekenen. Hij liep om mijn kassa heen en ging bijna buik tegen buik met mij staan. Ik zag dat hij ter hoogte van zijn buik een groot mes vasthield. Hij hield het vlak voor zijn buik. Hij toonde het aan mij. Ik was bang dat hij het mes tegen mij zou gebruiken. Hij zei tegen mij: “Geef me geld” en hij liet me vervolgens het mes zien. Ik opende de kassalade en daar zaten tientjes, vijfjes en muntgeld in. Hij zei: “Ik wil groter.” Ik probeerde de safebox met twintigjes en vijftigjes te openen, maar de sleutel zat niet aan mijn sleutelbos. Ik zei tegen hem dat ik de sleutel moest pakken. Hij zei: “Doe snel, doe snel”. Ik opende de safebox. Hij zei tegen mij: “Zet jij het erin, zet jij het erin!” Toen heb ik het geld uit de safebox in het tasje gedaan dat hij ophield. Ik weet niet hoeveel geld er precies in die safebox zat, maar het zou 400 (vierhonderd) of 500 (vijfhonderd) euro geweest kunnen zijn.
10. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 87-97 proces-verbaal B):
Op 8 december 2021 was ik belast met het onderzoek naar de camerabeelden van de overval gepleegd op maandag 6 december 2021 in de Aldi in Voorburg. Ik zag dat er om 19:55:07 uur een man binnenkwam met een negroïde uiterlijk, een zwarte jas met capuchon en een witte tekst op zijn linkerborst, een donkerblauwe joggingbroek en zwarte schoenen met zwarte veters. Ik zag de verdachte om 19:56:32 uur richting de kassa lopen. Ik zag dat de verdachte, toen hij dicht bij de kassa stond, een voorwerp uit zijn rechterzak haalde en dit aan de medewerker achter de kassa liet zien. Ik zag dat de verdachte om 19:56:47 uur een wit plastic zakje pakte en dat hij achter de kassa ging staan. Ik zag dat de kassamedewerker heel dicht achter de verdachte heen moest stappen. Ik zag dat de verdachte tegen de medewerker aankwam. Ik zag dat de kassamedewerker een sleutel haalde en weer terugliep met de verdachte. Ik zag dat de verdachte en de kassamedewerker bukten. Vermoedelijk om de sleutel te gebruiken voor de bijbehorende kassa.
feit 2 (aangifte en bevindingen over camerabeelden)
11. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2021, voor zover inhoudende, als verklaring van de [aangever 1] , zakelijk weergegeven (p. 47-49 proces-verbaal B):
Ik werk in de Aldi aan de [adres] te Leidschendam. Op 20 november 2021 sloten wij om 20.00 uur de supermarkt. Ik liep naar de kassa om de persoon die daar stond te helpen met afrekenen. Ik sloeg het product aan en zag dat de kassalade openging. De man heeft een aantal bankbiljetten van 50, 20, 10 en 5 euro uit de kassa gegraaid en ook het bakje dat vol zat met twee euromuntstukken.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 58 proces-verbaal B):
Op 23 november 2021 heb ik de beelden uitgelezen van de greep uit de kassa die bij de Aldi in Leidschendam op 20 november 2021 heeft plaatsgevonden. Ik zie om 19u 44m 18s een mannelijk persoon de Aldi binnenkomen. Signalementen van de verdachte zijn: donkere huidskleur. Zwarte jas met capuchon, wit embleem op linker borsthoogte. Zwarte broek en zwarte schoenen. Tussen 19u 58m 13s zie ik dat de verdachte met zijn linkerhand de lade van de kassa openhoudt en met zijn rechterhand een greep doet in de kassa. Het geld dat hij uit de kassa haalt stopt hij vervolgens in zijn rechterjaszak. Dit herhaalt hij vervolgens 7 (zeven) keer.
Feit 3 (aangifte, bevindingen over camerabeelden en overige bevindingen)
13. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 november 2021, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever [aangever 1] , zakelijk weergegeven (p. 141-142 proces-verbaal B):
Ik ben werkzaam bij de Albert Heijn op de [adres] in Den Haag. Op 10 november 2021 omstreeks 22:00 uur stond ik achter de servicebalie. Er kwam een persoon naar binnen lopen. De man kwam achter de servicebalie. Ik zag dat de man in zijn rechterhand een mes had. Hij prikte het mes in mijn rechterzij. Ik voelde dit ook echt. Hij zei tegen mij dat ik de kassalade moest open maken. Ik opende de la, hij pakte toen de biljetten. Toen hij het geld had stopte hij het weg. Hij zei toen: “de andere la NU”. De man werd ongeduldig en hij prikte toen 3 keer met het mes in mijn zij. Ik voelde dit. Ik kon de andere la open doen. Hij pakte toen het geld eruit en liep gelijk weg.
14. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 144 proces-verbaal B):
Op 10 november 2021 heeft een overval plaatsgevonden op de Albert Heijn aan de [adres] te 's-Gravenhage. Op 22 november 2021 heb ik contact opgenomen met de klantenservice. De manager verklaarde dat er bij de overval een bedrag van € 412,30 uit de kassa weggenomen was.
15. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2021 (met bijlage), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 149-173 proces-verbaal B):
a. a) als het
relaas van de verbalisant:
De camerabeeldspecialist heeft de camerabeelden d.d. 10 november 2021 van de Albert Heijn aan de [adres] onderzocht en een rapport opgemaakt met alle bevindingen, dat aan dit proces-verbaal is toegevoegd.
b) als de inhoud van het bedoelde
rapport:
NN1 is een man met een donkere huidskleur, een zwarte jas met capuchon en wit logo op de linkerborst, een zwarte broek met rood UnderArmour logo op het rechterbovenbeen, een wit of zilver accent op de rechtermouw of pols en zwarte sportschoenen.
22:10:11 NNI loopt meteen richting de servicebalie waar aangeefster aan het vegen is.
22:10:15 NNI komt achter de kassa van de servicebalie en laat duidelijk zien dat hij een mes bij zich heeft.
22:10:17 NN1 houdt het mes zichtbaar terwijl aangeefster de code van de kassa intypt op het beeldscherm.
22:10:24 NN1 neemt briefgeld uit de kassalade.
22:10:27 Te zien is dat NN1 het mes in de rug van aangeefster richt.
22-10:41 Aangeefster is nu bij de 2e kassa. Gebaart en praat naar een werknemer die ook achter de balie is gekomen. Het mes is nog steeds op haar rug gedrukt.
22:10:54 De andere kassa gaat open en ook hier neemt NN1 het briefgeld uit weg.
16. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 127-131 proces-verbaal B):
Op 7 december 2021 vond een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte [verdachte] . Daar werden een jas en een broek aangetroffen. Mij bleek dat de aangetroffen jas en broek en de jas en broek die de verdachte van de overval op 10 november 2021 droeg, vermoedelijk hetzelfde zijn. Ik zag dit aan de overeenkomstige logo’s op de linkerzijde ter hoogte van de borst. Dit betrof de tekst Regatta Outdoor en het witte logo op de rechtermouw. Tevens zag ik dat de broek vermoedelijk hetzelfde is omdat de kleur van de broek en het rode Under Armour logo overeenkomt.
Feit 4 (aangifte en bevindingen over camerabeelden)
17. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2021, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangeefster [aangever 2] , zakelijk weergegeven (p. 107-108 proces-verbaal B):
Ik ben supermarktmanager bij Albert Heijn op [adres] te ’s-Gravenhage. Op zondag 7 november 2021 omstreeks 20:45 uur werd ik gebeld door een shiftleader dat er door een klant uit de kassa was gestolen. Op maandag 8 november 2021 heb ik de camerabeelden uitgekeken. Ik zag dat een man de Albert Heijn omstreeks 20:10 uur binnen kwam. Ik zag dat de man bij kassa 1 een blikje wilde afrekenen met veel muntgeld. Ik zag dat op het moment dat de kassière de kassalade wilde openen, ze het geld in de juiste bakjes wilde doen. Vervolgens zag ik dat de man met zijn linkerhand de kassalade vast pakte en met zijn rechterhand een greep in de kassalade deed. Ik zag dat de man briefgeld uit de kassalade pakte en hierna met een versnelde pas weg liep. Op maandag 8 november 2021 bleek het kasverschil ongeveer 160 euro te zijn. Dat is dus door de man meegenomen.
18. Een geschrift, te weten een kopie van een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 112-114 proces-verbaal B):
Ik heb de camerabeelden bekeken welke door de Albert Heijn gelegen aan [adres] te ’s-Gravenhage ter beschikking waren gesteld. Het betreft de camerabeelden van een diefstal op zondag 7 november 2021.
Ik zie dat de verdachte de winkel binnen komt lopen. De verdachte heeft het volgende signalement: negroïde uiterlijk, zwarte jas met capuchon en op de linkerborst een wit logo, zwarte trainingsbroek, zwarte sportschoenen/sneakers met zwarte veters.
Ik zie dat de verdachte op kassa 1 afloopt. Ik zie dat de verdachte met zijn linkerhand de bovenzijde, het deksel van de kassa beetpakt en met zijn rechterhand in de richting van de kassalade beweegt. Hierna buigt hij naar voren met zijn lichaam over de kassa heen en grijpt met zijn rechterhand in de kassa. Ik zie dat het de verdachte lukt om papiergeld uit de lade te pakken en hierna trekt hij met kracht zijn hand uit de kassa. Hij stopt met zijn rechterhand direct het papiergeld weg in zijn rechterjaszak.
Ieder onder A genoemd bewijsmiddel wordt, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
B. Bewijsmiddel ten aanzien van de feiten 1 en 2
19. Een proces-verbaal van verdenking d.d. 7 december 2020, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 12-17 proces-verbaal B):
Naar aanleiding van de diefstal bij Aldi gepleegd op 20 november 2021 werden bij Aldi camerabeelden veiliggesteld. Uit onderzoek van de camerabeelden bleek dat de verdachte bij binnenkomst in het genoemde filiaal goed herkenbaar in beeld was. Een verdachte werd herkend van de camerabeelden en bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999 te Leidschendam. Mij bleek dat van [verdachte] een politiefoto beschikbaar was van 13 november 2020. Ik zag dat op de politiefoto te zien is dat [verdachte] een opvallende huidverkleuring, dan wel litteken, heeft in zijn gezicht naast zijn linker neusvleugel. lk heb de politiefoto van [verdachte] vergeleken met de verdachte die op camerabeelden werd vastgelegd bij de diefstal bij de Aldi gepleegd op 20 november 2021. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van [verdachte] overeen kwamen met de persoon op de camerabeelden. lk zag dat vorm van zijn hoofd, zijn gelaatskenmerken en zijn kale hoofd overeen kwamen, ik zag tevens dat op de camerabeelden te zien is dat de verdachte een soortgelijke huidverkleuring heeft dan wel litteken in zijn gezicht naast de linker neusvleugel.
Op maandag 6 december 2021, omstreeks 20:00 uur vond een overval plaats op de Aldi gelegen aan de [adres] te Voorburg. Naar aanleiding van de overval werden bij de Aldi camerabeelden veiliggesteld. Hieruit blijkt dat de verdachte van de overval daarop is vastgelegd. Mij blijkt dat de verdachte die op 20 november 2021 de diefstal had gepleegd bij de Aldi en de verdachte die de overval had gepleegd bij de Aldi op 6 december 2021 vermoedelijk dezelfde verdachte betreft. Mij blijkt dit omdat het signalement van de verdachte in beide zaken exact overeen komt. De verdachte draagt in beide zaken soortgelijke kleding: een zwarte jas met capuchon met een witte tekst op de linkerborst, een donkerblauwe trainingsbroek en zwarte schoenen. Tevens zijn in beide zaken de uiterlijke kenmerken en het postuur van de verdachte overeenkomstig.
C. Bewijsmiddel ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4
20. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 68-69 proces-verbaal B):
Op 13 mei 2020 trof ik in Leidschendam een groep jongens die ik ambtshalve ken uit de wijk. Onder hen was [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1999 te Leidschendam. Ik heb hierbij [verdachte] goed kunnen zien in zijn gezicht, maar ook in zijn doen en laten.
Ik heb de camerabeelden van de winkeldiefstal op 7 november 2021 bij Albert Heijn in Den Haag, de winkeldiefstal op 20 november 2021 bij Aldi in Leidschendam en de overval op 6 december 2021 op de Aldi in Voorburg bekeken.
Ik zag op de beelden van 7 november 2021 een donkergetinte jongeman. Ik herkende direct [verdachte] . Ik zag dat hij een opvallende zwarte jas met witte tekst op de borst aan had. Ik herken [verdachte] voor honderd procent door zijn getinte huidskleur, de vorm van zijn hoofd, de vorm van zijn ogen en de vorm van zijn oren.
Op de beelden van 20 november 2021 was een donkergetinte jongeman te zien. Ik zie dat hij dezelfde opvallende zwarte jas met wit logo op de borst draagt. Ik herken deze persoon ambtshalve als [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1999. Ik herken hem aan zijn huidskleur, vorm van zijn hoofd, het opvallende litteken wat links naast de neus zit. Ik herken [verdachte] voor honderd procent.
Op de beelden van 6 december 2021 zag ik een donkergetinte jongeman met een zwarte jas met een opvallend wit logo op zijn linker borst. Op de bewegende beelden is [verdachte] beter te zien. Hierin zie ik dat [verdachte] de winkel binnen komt lopen. Ik zie dat de houding en manier van lopen overeenkomt met de beelden uit de andere zaken. Ik kan omschrijven dat de jas er precies hetzelfde uitziet.
D. Bewijsmiddel ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
21. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2021, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven (p. 132-136 proces-verbaal B):
Bij de reclassering werd middels een vordering 126ND van het wetboek van strafvordering het telefoonnummer van de verdachte [verdachte] gevorderd. Door de reclassering werd het telefoonnummer [nummer] verstrekt. Op 7 december 2021 werd tijdens de aanhouding van [verdachte] een mobiele telefoon aangetroffen in zijn broekzak. Na onderzoek bleek dat in de telefoon een simkaart zat met telefoonnummer [nummer] .
Op zondag 7 november 2021, omstreeks 20:10 uur, vond een diefstal plaats bij de Albert
gelegen aan het [adres] te Den Haag. Uit onderzoek van de historische
verkeersgegevens blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] zich in de
direct omgeving van de plaats delict bevond tijdens het plegen van dit strafbare feit.
Op woensdag 10 november 2021, omstreeks 22:00 uur, vond een overval plaats bij de Albert Heijn gelegen aan de [adres] te Den Haag. Uit onderzoek van de historische verkeersgegevens blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] zich op 10 november 2021, omstreeks 22:27 uur, in de omgeving van de plaats delict bevond.
Op zaterdag 20 november 2021, omstreeks 20:00 uur, vond een diefstal plaats bij de Aldi
gelegen aan de [adres] te Leidschendam. Uit onderzoek van de historische
verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer] blijkt dat de gebruiker van dit
telefoonnummer zich in de directe omgeving bevond tijdens het plegen van dit strafbare feit.
Bijlage 2, inhoudende een beslaglijst