ECLI:NL:RBDHA:2022:2979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
C/09/625177 / KG 22-151
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over gebruik en aansluiting van nutsvoorzieningen tussen perceeleigenaren

In deze zaak, die zich afspeelt in Den Haag, hebben eisers, bestaande uit een B.V. en twee natuurlijke personen, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, eveneens bestaande uit twee natuurlijke personen, over het gebruik van nutsvoorzieningen. De eisers maken gebruik van elektriciteit en water die zijn aangesloten op het perceel van gedaagden. Gedaagden hebben in november 2021 de opzegging van het gebruik van deze voorzieningen aangekondigd, met een termijn van achttien weken. De eisers vorderen in dit kort geding dat gedaagden hen verplichten om de nutsvoorzieningen aan te sluiten tot de verplaatsing van de hoofdaansluitingen, die gepland staat voor april 2022. Gedaagden hebben verweer gevoerd en vorderen in reconventie dat eisers worden verboden om gebruik te maken van de nutsvoorzieningen en dat zij zelf moeten zorgen voor eigen aansluitingen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van gedaagden rechtmatig was en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij recht hebben op voortgezet gebruik van de nutsvoorzieningen na de opzegging. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagden de nutsvoorzieningen moeten aansluiten tot de verplaatsing van de hoofdaansluitingen, en dat eisers een dwangsom kunnen vorderen als gedaagden hieraan niet voldoen. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd. Dit vonnis is uitgesproken op 25 maart 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/625177 / KG ZA 22-151
Vonnis in kort geding van 25 maart 2022
in de zaak van

1.[de B.V.] te [plaats 1] ,

2. [eiser sub 2]te [plaats 2] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
3.
[eiser sub 3]te [plaats 3] ,
eiser in conventie,
advocaat mr. N. Overeem te Den Haag,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] te [plaats 3] ,

2. [gedaagde sub 2]te [plaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. Postma te [plaats 1] .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [de B.V. c.s.] ’ en ‘ [gedaagde sub 1 c.s.] ’.
Eisers worden afzonderlijk ‘ [de B.V.] , ‘ [eiser sub 2] ’ en ‘ [eiser sub 3] ’ genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk ‘ [gedaagde sub 1] ’ en ‘ [gedaagde sub 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 februari 2022, met producties en aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties en aanvullende productie;
- de pleitnota’s van [de B.V. c.s.] en [gedaagde sub 1 c.s.] ;
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 11 maart 2022. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser sub 2] is bestuurder en aandeelhouder van [de B.V.] .
2.2.
[de B.V.] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectie ...] , nummers [nummer 1] en [nummer 2] , plaatselijk bekend [adres 1] (hierna: [Perceel I] ). [eiser sub 2] is eigenaar in de onverdeelde helft van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , [sectie ...] , nummer [nummer 3] , plaatselijk bekend [adres 2] (hierna: [Perceel II] ). Op de beide percelen staan recreatiewoningen. [eiser sub 2] en zijn vrouw maken gebruik van de recreatiewoning op [Perceel II] . De recreatiewoning op [Perceel I] wordt in de maanden april tot en met september geregeld gebruikt door [eiser sub 3] .
2.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] zijn sinds december 2020 eigenaar van de naastgelegen percelen, kadastraal bekend [gemeente] , [sectie ...] , nummers [nummer 4] , [nummer 5] en [nummer 6] , plaatselijk bekend [adres 3] (hierna: [Perceel III] ). Op dit perceel staat een vervallen, ongebruikte, recreatiewoning. [gedaagde sub 1 c.s.] wensen deze recreatiewoning te slopen en een nieuwe recreatiewoning te realiseren waarvan zij het gehele jaar gebruik kunnen maken.
2.4.
De [Percelen I en II] zijn aangesloten op de nutsvoorzieningen (elektriciteit van netbeheerder Liander en drinkwater wat drinkwaterbedrijf Oasen) waarvan de hoofdaansluitingen zich bevinden op het [Perceel III] . Iedere recreatiewoning heeft eigen binnenmeters voor water en elektriciteit. Vanaf 2015 had [eiser sub 2] op deze aansluiting een energiecontract met Vattenval, waarbij een voorschotbijdrage van € 48,-- per maand werd berekend. Daarnaast heeft of had [eiser sub 2] ook een contract met Oasen.
2.5.
Vanaf juli 2021 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] aan [de B.V.] en [eiser sub 2] schriftelijk verzocht om zorg te dragen voor hun eigen nutsvoorzieningen. Nadien hebben partijen hierover met elkaar gecorrespondeerd, waarbij ook contact is geweest met Oasen en Liander.
2.6.
Op 24 september 2021 heeft Oasen in het bijzijn van partijen een schouw gehouden van de drinkwateraansluiting. Vervolgens heeft er op 24 november 2021 via MS Teams een overleg plaatsgevonden. In dit overleg is een door Oasen voorgestelde technische oplossing aan de orde gekomen, waarbij de nutsmeter op [Perceel III] wordt verplaatst en een nieuwe nutsmeter wordt aangelegd voor de [Percelen I en II] tegen een kostenpost van € 4.500,--. Hierbij heeft Oasen voorgesteld dat [gedaagde sub 1 c.s.] € 2.000,-- betalen en [de B.V. c.s.] € 2.500,--. [gedaagde sub 1 c.s.] zijn met dit voorstel akkoord gegaan, [de B.V. c.s.] niet. In het door Oasen opgestelde gespreksverslag staat het volgende vermeld:

Beide partijen kunnen zich vinden in de technische oplossing. [gedaagde sub 1] heeft ook
akkoord gegeven op de kostenverdeling. [eiser sub 2] geeft geen akkoord op de kostenverdeling en meent geen 50% verschuldigd te zijn, maar eerder tussen 10-25%, omdat het initiatief bij [gedaagde sub 1] vandaan komt om iets in de bestaande situatie/ status quo te wijzigen. De bestaande watermeterput dient verplaatst te worden om de nieuwbouwplannen van [gedaagde sub 1] te realiseren. Ook wenst [eiser sub 2] een packagedeal met elektra, waardoor de scope wordt uitgebreid ten opzichte van de aanvang. Doordat elektra niet aanwezig is, ook niet vanaf het begin aangehaakt is, is de scope van het geschil voor partijen helaas terug bij af.
2.7.
Bij e-mail van 25 november 2021 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] aan [eiser sub 2] meegedeeld dat zij gebruik gaan maken van hun eigen aansluitingen en hebben zij het gebruik dat [de B.V. c.s.] daarvan maken om de recreatiewoningen op de [Percelen I en II] van water en elektriciteit te voorzien opgezegd tegen een termijn van achttien weken, waarbinnen [eiser sub 2] zijn eigen aansluitingen zou moeten realiseren. In deze e-mail schrijven [gedaagde sub 1 c.s.] dat zij tot die tijd de meerkosten van het gebruik voor de woningen van [eiser sub 2] zullen verrekenen. Verder schrijven [gedaagde sub 1 c.s.] dat zij niet wensen dat [eiser sub 2] zich toegang verschaft tot hun perceel.
2.8.
Bij e-mail van 10 december 2021 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] aan [eiser sub 2] verzocht om – gebaseerd op historisch verbruik – ter zake van elektriciteit een maandelijks voorschot van € 73.94 te voldoen, met ingang van 30 november 2021.
2.9.
In december 2021 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] aan de netbeheerders verzocht om de aansluitingen voor water en elektriciteit te verplaatsen.
2.10.
Bij brief van 17 december 2021 heeft Liander aan [gedaagde sub 1] meegedeeld dat zij er samen met de aannemer ( [de aannemer] , hierna: [de aannemer] ) alles aan doet om de werkzaamheden conform de aanvraag uit te voeren in week 11 van 2022, maar dat zij niet kan garanderen dat de werkzaamheden in die week worden uitgevoerd.
2.11.
Bij e-mail van 30 december 2021 heeft Oasen aan [gedaagde sub 1] meegedeeld dat [de aannemer] de aanvraag voor de wijziging aan de drinkwatervoorziening van haar overneemt.
2.12.
Bij e-mail van 24 februari 2022 heeft [de aannemer] aan [gedaagde sub 1 c.s.] meegedeeld dat er een schouw gepland is voor week 16 (de week van 18 tot en met 22 april 2020).
2.13.
Bij e-mail van 14 januari 2022 hebben [gedaagde sub 1 c.s.] aan [eiser sub 2] meegedeeld dat zij de stroomtoevoer naar zijn percelen voorlopig hebben onderbroken. Ter onderbouwing hiervan wijzen zij op het gestegen verbruik en de weigering van [eiser sub 2] om toe te zeggen dat hij de kosten voor doorlevering van elektriciteit inclusief het toegenomen verbruik zal compenseren. In deze e-mail schrijven [gedaagde sub 1 c.s.] verder dat zij hebben geconstateerd dat de waterleiding is afgesloten. Tot slot wijzen [gedaagde sub 1 c.s.] er [eiser sub 2] op dat hij geen toegang heeft tot hun perceel en dat hij bij heraansluiting van het water met hen in overleg moet treden.
2.14.
Bij brieven van 20 januari en 21 januari 2021 hebben (de gemachtigden van) [de B.V.] , [eiser sub 2] en [eiser sub 3] [gedaagde sub 1 c.s.] gesommeerd om de elektriciteit opnieuw aan te sluiten. [gedaagde sub 1 c.s.] hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.15.
Op 21 januari 2022 heeft Liander zich naar [Perceel III] begeven om een schouw te houden. Ter plekke bleek de meterkast (met daarin de hoofdmeter) afgesloten met een hangslot. [gedaagde sub 1 c.s.] waren bij deze schouw niet aanwezig.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[de B.V. c.s.] vorderen, zakelijk weergegeven:
1. [gedaagde sub 1 c.s.] te gebieden om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis respectievelijk 1 april 2022 de stroom- en de watervoorziening aan te (doen) sluiten, zulks op straffe van een dwangsom;
2. te bepalen dat [de B.V. c.s.] na de heraansluiting van de stroomvoorziening per maand een maximaal voorschotbedrag zullen betalen van € 24,-- per maand totdat een onherroepelijke uitspraak in de bodemprocedure zal zijn verkregen, zulks onder de voorwaarde dat zij voor het werkelijke verbruik op basis van de oude contractvoorwaarden, na opgave en van deugdelijke onderbouwing voorzien, jaarlijks zullen betalen ingeval deze voorschotten niet toereikend blijken te zijn;
een en ander met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1 c.s.] in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering leggen [de B.V. c.s.] het volgende ten grondslag.
Het ‘binnennetwerk’ vanaf de hoofdaansluitingen van Liander en Oasen is een eigenstandig netwerk in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW. Dit netwerk is aangelegd door de voormalig eigenaar van de percelen in samenwerking met de toenmalige huurders. Met de overdracht van de verschillende percelen naar meerdere eigenaren is een gemeenschap ontstaan tussen deze eigenaren. Door de eenzijdige afsluiting hebben [gedaagde sub 1 c.s.] inbreuk gemaakt op de mede-eigendom van [de B.V.] en [eiser sub 2] . Mede gelet op het gevoerde overleg en de hoge kosten die gemoeid zijn met het realiseren van eigen aansluitingen, is de afsluiting in strijd met de redelijkheid en billijkheid en levert het misbruik van bevoegdheid op. De door [gedaagde sub 1 c.s.] gehanteerde opzegtermijn was onredelijk kort en bovendien hebben [gedaagde sub 1 c.s.] de elektriciteit vóór het verstrijken van die termijn al afgesloten. Door de onrechtmatige afsluiting van de elektriciteit zijn de recreatiewoningen niet langer bewoonbaar. Dit heeft negatieve gevolgen voor [de B.V.] , [eiser sub 2] en [eiser sub 3] . Daarnaast had de gunstige overeenkomst met Vattenval moeten worden voortgezet. Door de nieuwe, door [gedaagde sub 1 c.s.] met een andere energieleverancier afgesloten overeenkomst en de hogere voorschotbijdrage lijden [de B.V. c.s.] schade. [de B.V. c.s.] hebben daarom bij de gevorderde voorzieningen een spoedeisend belang.
3.3.
[gedaagde sub 1 c.s.] concluderen tot afwijzing van het gevorderde en voeren daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 1 c.s.] vorderen, zakelijk weergegeven:
1. [eiser sub 2] en [de B.V.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verbieden om vanaf 1 april 2022 gebruik te (laten) maken van de aanwezige nutsaansluitingen op [Perceel III] en het [eiser sub 2] en [de B.V.] daarbij vanaf de vonnisdatum te verbieden om het [Perceel III] van [gedaagde sub 1 c.s.] te (laten) betreden om gebruik te maken van hun nutsvoorzieningen en/of het uitlezen of aflezen van meterstanden verbonden aan die nutsvoorzieningen, dan wel te (laten) betreden om welke reden dan ook, zulks op straffe van een dwangsom;
2. [eiser sub 2] en [de B.V.] te gebieden om mee te werken aan afrekening of verrekening van de werkelijke energie- en waterkosten op grond van het energie en watercontract en bijbehorende voorwaarden van [gedaagde sub 1 c.s.] , bij het einde van het illegale of gedoogde gebruik van hun nutsaansluitingen, zulks op straffe van een dwangsom;
voor zover de vorderingen in conventie worden toegewezen:
3. [de B.V.] en [eiser sub 2] te gebieden zelf te voorzien in hun eigen energie- en watervoorziening, met betrekking tot de [Percelen I en II] en de zich daarop bevindende recreatiewoningen, al dan niet middels het aanvragen van nutsaansluitingen bij de bevoegde netbeheerders water en elektriciteit, dan wel middels alternatieve wijzen van energie- en watervoorziening, zoals zonne-energie, (diesel)aggregaten of generatoren, waterputten en / of andere alternatieve wijzen van energie- en watervoorziening, al dan niet middels het accepteren van de technische oplossing zoals aangedragen door Oasen in het Verslag van 24 november 2021, inclusief de daaraan verbonden kosten voor rekening van [eiser sub 2] .
een en ander met veroordeling van [de B.V.] en [eiser sub 2] in de proceskosten.
3.5.
Aan deze vordering leggen [gedaagde sub 1 c.s.] het volgende ten grondslag.
De elektrische installatie en waterleidingstelsel gelegen op het [Perceel III] zijn eigendom van [gedaagde sub 1 c.s.] De EAN-code voor de elektriciteitsaansluiting is ook op de percelen van [gedaagde sub 1 c.s.] geregistreerd. Het is niet toegestaan om meer dan één aansluiting op één adres te hebben en om water en/of elektriciteit door te leveren zonder officiële aansluitingen. Voor de bouw van de nieuwe recreatiewoning door [gedaagde sub 1 c.s.] is verplaatsing van de aansluitingen voor energie en water noodzakelijk. Nog daargelaten of Oasen en Liander hieraan al hun medewerking zouden verlenen, kan van [gedaagde sub 1 c.s.] niet worden verlangd dat zij aftakkingen naar andere percelen op hun nieuwe aansluitingen toestaan en daardoor opnieuw een illegale situatie laten ontstaan. Om [de B.V.] en [eiser sub 2] in de gelegenheid te stellen eigen aansluitingen te regelen, hebben [gedaagde sub 1 c.s.] hun plannen begin 2021 aan [eiser sub 2] bekend gemaakt. Daarnaast hebben [gedaagde sub 1 c.s.] het gedoogde gebruik opgezegd met inachtneming van de redelijke termijn van achttien weken. Na ommekomst van die termijn moet het [de B.V.] en [eiser sub 2] worden verboden om nog van deze aansluitingen gebruik te maken en/of het Perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] te betreden.
Voor zover in conventie enig gebod wordt toegewezen hebben [gedaagde sub 1 c.s.] er recht op en belang bij dat daarbij aan [de B.V.] en [eiser sub 2] de verplichting wordt opgelegd om eigen aansluitingen aan te vragen.
3.6.
[de B.V. c.s.] concluderen tot afwijzing van het gevorderde en voeren daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
Aangezien [de B.V. c.s.] tot voor kort gebruik maakten van de aansluitingen van water en elektriciteit op het Perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] , dit gebruik door [gedaagde sub 1 c.s.] is beëindigd en er op korte termijn geen alternatieven voorhanden zijn, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. Dit geldt ook voor [eiser sub 3] , aangezien [de B.V. c.s.] onweersproken hebben gesteld dat hij, in de (zomer)periode vanaf april, gebruik maakt van de recreatiewoning op [Perceel I] . Ook [eiser sub 3] wordt daarmee geraakt door de afsluiting door [gedaagde sub 1 c.s.] Het feit dat [de B.V. c.s.] na de opzegging geen stappen hebben ondernomen om eigen aansluitingen te regelen, doet niet af aan het spoedeisend belang. Het kan wel een rol spelen bij de verdere beoordeling en de te maken belangenafweging.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde sub 1 c.s.] de [Percelen I en II] opnieuw moeten aansluiten op de water- en stroomaansluitingen op hun Perceel, of dat dat gebruik, en het betreden van [Perceel III] , [de B.V.] en [eiser sub 2] juist moet worden verboden. Daarnaast zijn partijen verdeeld over de wijze waarop de kosten moeten worden afgerekend.
4.4.
Bij de verdere beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat [de B.V. c.s.] meerdere jaren gebruik hebben gemaakt van de (hoofd)aansluitingen voor elektriciteit en water op het [Perceel III] . In dit kort geding is niet gebleken dat dit gebruik door de netbeheerders expliciet is verboden, dan wel juist toegestaan. De (hoofd)aansluitingen zijn eigendom van de netbeheerders. De overige infrastructuur op en onder het perceel is, in beginsel, eigendom van de eigenaar van het betreffende perceel. Als perceeleigenaren zijn [gedaagde sub 1 c.s.] , in beginsel, bevoegd om hun toestemming voor het gebruik van deze infrastructuur op hun perceel in te trekken. Het ligt op de weg van [de B.V. c.s.] om aannemelijk te maken dat zij, al dan niet tijdelijk, recht hebben op het voortgezet gebruik van deze infrastructuur.
4.5.
Voorshands is niet aannemelijk geworden dat de infrastructuur een netwerk is dat gemeenschappelijk eigendom is van de huidige perceeleigenaren. Op grond van artikel 5:20 lid 2 BW behoort de eigendom van een net toe aan de (bevoegde) aanlegger, dan wel aan diens rechtsopvolger. Zo’n netwerk kan worden geregistreerd. In dit kort geding is niet komen vast te staan wanneer het netwerk is aangelegd en door wie dat is gebeurd. Het netwerk is ook niet geregistreerd. Uit de eigen stellingen van [de B.V. c.s.] lijkt te volgen dat het netwerk is aangelegd toen de in dit kort geding betrokken percelen eigendom waren van dezelfde eigenaar. Aannemelijk is dat deze eigenaar de (bevoegde) aanlegger was. Ook indien komt vast te staan dat de toenmalige huurders hebben meebetaald aan de aanleg van de infrastructuur, volgt daaruit niet zonder meer dat zij in juridische zin moeten worden aangemerkt als mede-aanlegger van dat netwerk. Verder blijkt nergens uit dat de gestelde aanleggers op enig moment hun aandeel in het netwerk hebben overgedragen aan de (nieuwe) perceeleigenaren, waaronder [de B.V.] en/of [eiser sub 2] . Dit volgt in ieder geval niet uit de door beide partijen overgelegde notariële aktes, waarin niets is opgenomen over de verkoop en levering van (een deel van) de infrastructuur. Hiermee is niet aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure tot uitgangspunt wordt genomen dat sprake is van een netwerk dat gemeenschappelijk eigendom is van [de B.V.] en [eiser sub 2] (tezamen met zijn echtgenote) en [gedaagde sub 1 c.s.] Zou het bestaan van zo’n gemeenschap toch worden aangenomen, dan zou te gelden hebben dat deze gemeenschap op vordering van een van de deelgenoten kan worden verdeeld. Ook in dat geval ligt het in de rede dat de betrokken partijen gebruik maken van hoofdaansluitingen op de eigen percelen. Dit betekent dat [de B.V. c.s.] hoe dan ook voor eigen aansluitingen dienen te zorgen.
4.6.
Afgezien van de mogelijkheid van gemeenschappelijke eigendom, is niet gesteld of gebleken dat de betrokken partijen dan wel hun rechtsvoorgangers met betrekking tot het gebruik van de infrastructuur en de voorwaarden daarvoor op enig moment (schriftelijke) afspraken hebben gemaakt en/of dat [gedaagde sub 1 c.s.] (als rechtsopvolgers onder bijzondere titel) aan deze afspraken gebonden zijn. Zonder dergelijke afspraken geldt zoals hiervoor is overwogen als uitgangspunt dat [gedaagde sub 1 c.s.] het gebruik, tegen een redelijke termijn, kunnen opzeggen. Vanaf het moment van de opzegging lag het op de weg van [de B.V. c.s.] , althans [de B.V.] en [eiser sub 2] , om, op eigen kosten, op zoek te gaan naar alternatieven voor de aansluitingen. Indien zij menen dat zij de kosten – waarvan de hoogte niet inzichtelijk is geworden – voor hun eigen aansluitingen (deels) kunnen verhalen op [gedaagde sub 1 c.s.] , dan is daarvoor een bodemprocedure aangewezen. Dit mogelijke geschil over de kosten doet niet af aan het feit dat [de B.V. c.s.] voor hun drinkwater en elektriciteit, op eigen kosten, aansluitingen dienen te regelen.
4.7.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben het gebruik van water en elektriciteit bij e-mail van 25 november 2021 tegen een termijn van achttien weken opgezegd. Daarmee loopt de termijn af op 1 april 2022. De gehanteerde opzegtermijn komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. Dat geldt temeer nu [de B.V. c.s.] vanaf januari 2021, en in ieder geval vanaf juli 2021, ermee bekend waren dat [gedaagde sub 1 c.s.] , mede vanwege de aanleg van de nieuwe recreatiewoning, het gedeelde gebruik wensten te beëindigen. [de B.V. c.s.] hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat het voor hen binnen de gestelde (wettelijke) termijn niet mogelijk was eigen aansluitingen te doen aanleggen. Dat Liander de termijn van achttien weken niet altijd haalt, betekent niet dat dat ook bij de [Percelen I en/of II] het geval is. Voor zover [de B.V. c.s.] meenden dat de opzeggingstermijn onredelijk was, hadden zij direct na de opzegging bij Liander moeten informeren of binnen die termijn een nieuwe aansluiting gerealiseerd kon worden, zodat zij [gedaagde sub 1 c.s.] in het geval dat dat niet haalbaal zou zijn, gemotiveerd hadden kunnen verzoeken om een ruimere termijn te hanteren. Het feit dat [de B.V. c.s.] geen aanvragen hebben gedaan en ook geen concrete informatie hebben ingewonnen, dient voor hun rekening en risico te blijven.
4.8.
Met betrekking tot de watervoorziening geldt dat Oasen hiervoor een technische oplossing heeft aangeboden. [de B.V. c.s.] hebben om, onduidelijke redenen, van deze oplossing nog geen gebruik gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagde sub 1 c.s.] verklaard dat zij hun deel van de voorgestelde oplossing uitvoeren. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [gedaagde sub 1 c.s.] – voor zover nodig – medewerking verlenen indien [de B.V. c.s.] alsnog overgaan tot de uitvoering van hun deel van de voorgestelde oplossing.
4.9.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de opzegging van 25 november 2022 rechtmatig was. Daarmee eindigt het gebruik van [de B.V. c.s.] van elektriciteit in beginsel op 1 april 2022. Het feit dat [gedaagde sub 1 c.s.] de aansluiting van de elektriciteit voordien hebben beëindigd, maakt dit niet anders. Aangezien [de B.V. c.s.] gedurende enige tijd hebben nagelaten een voorschotbijdrage aan [gedaagde sub 1 c.s.] te voldoen en niet hebben toegezegd een eventuele verrekening te voldoen, waren [gedaagde sub 1 c.s.] bevoegd de levering op te schorten. Niet valt in te zien waarom deze opschorting ertoe zou moeten leiden dat de gehele opzegging onrechtmatig is. Nu [de B.V.] en [eiser sub 2] ter zitting hebben toegezegd de nieuwe voorschotbijdrage en een eventuele verrekening op basis van verbruik te voldoen, dienen [gedaagde sub 1 c.s.] de percelen van [de B.V.] en [eiser sub 2] opnieuw aan te sluiten, en wel in ieder geval tot 1 april 2022. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat [gedaagde sub 1 c.s.] tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat deze (her)aansluiting op eenvoudige wijze te realiseren is.
4.10.
De voorlopige conclusie is dat [de B.V. c.s.] niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij na 1 april 2022, al dan niet tijdelijk, recht hebben op het voortgezet gebruik van de infrastructuur op het perceel van [gedaagde sub 1 c.s.]
4.11.
Het voorgaande neemt niet weg dat [gedaagde sub 1 c.s.] er belang bij hebben om, nu de eigen aansluitingen op nutsvoorzieningen (of alternatieve wijzen van energie- en watervoorziening) niet voor 1 april 2022 gerealiseerd zullen zijn, zolang mogelijk gebruik te maken van de hoofdaansluitingen op het perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] Uit de door [gedaagde sub 1 c.s.] overgelegde opdrachtbevestigingen volgt dat de door hen ten behoeve van de door hen te realiseren recreatiewoning aangevraagde verplaatsing van de beide hoofdaansluitingen medio april 2022 wordt uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagde sub 1 c.s.] verklaard dat de infrastructuur die leidt naar de [Percelen I en II] niet op eenvoudige wijze (niet zonder graven en het verleggen van leidingen) is aan te sluiten op de nieuwe (hoofd)aansluitingen. Voorts is onduidelijk of Liander en/of Oasen in de nieuwe situatie toestemming verlenen voor doorlevering aan de [Percelen I en II] . Vanaf de verplaatsing kan daarom niet meer van [gedaagde sub 1 c.s.] worden gevergd dat zij toelaten dat [de B.V. c.s.] gebruik blijven maken van de hoofdaansluitingen op hun perceel. In het kader van de te maken belangenafweging ziet de voorzieningenrechter echter wel aanleiding de termijn waarbinnen [de B.V. c.s.] gebruik kunnen maken van de aansluitingen te verlengen tot aan de daadwerkelijke verplaatsing van de hoofdaansluitingen.
4.12.
Op grond van het voorgaande wordt de vordering in conventie onder 1 op de hierna te vermelden wijze deels toegewezen. Uit praktische overwegingen wordt de termijn waarbinnen zowel de stroom- als de drinkwatervoorziening moet worden aangesloten bepaald op vijf dagen na betekening van dit vonnis. Het in reconventie gevorderde verbod om van de nutsvoorzieningen gebruik te maken wordt, bij gebrek aan belang, afgewezen.
4.13.
[de B.V. c.s.] hebben tijdens de mondelinge behandeling nadrukkelijk toegezegd om de nieuwe voorschotbijdrage en de (eind)afrekening (mits [eiser sub 2] een afschrift krijgt van de bijbehorende bescheiden) te voldoen. Zij hebben verder verklaard dat het hoge verbruik te wijten was aan een incident met een straalkachel. Gelet op deze verklaring bestaat geen belang bij toewijzing van de over en weer gevorderde voorzieningen met betrekking tot de voorschotbijdrages en kosten. Deze vorderingen worden dus afgewezen.
4.14.
[gedaagde sub 1 c.s.] hebben [eiser sub 2] meerdere keren verboden om hun perceel te betreden. [eiser sub 2] heeft erkend dat hij desalniettemin het perceel zonder toestemming heeft betreden of heeft laten betreden door Liander. Dit een en ander, in combinatie met de gespannen verhoudingen tussen partijen, rechtvaardigt oplegging van het hierna te vermelden verbod.
4.15.
De veroordelingen in conventie en reconventie worden versterkt met een dwangsom. De op te leggen dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd.
4.16.
Het in voorwaardelijke reconventie gevorderde gebod tot het aanvragen van eigen aansluitingen en/of alternatieven daarvoor wordt afgewezen. Na verplaatsing van de hoofdaansluitingen mogen [de B.V.] en [eiser sub 2] geen gebruik meer maken van de nutsvoorzieningen op het perceel van [gedaagde sub 1 c.s.] Het is vervolgens aan [de B.V.] en [eiser sub 2] om te bepalen of en op welke zij in hun water- en energiebehoefte willen voorzien. Zij mogen daarvoor dan niet meer aankloppen bij [gedaagde sub 1 c.s.]
4.17.
In de omstandigheid dat partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer in het ongelijk worden gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen in conventie en in reconventie de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagde sub 1 c.s.] om de stroom- en watervoorziening van [de B.V. c.s.] uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan te sluiten en aangesloten te houden tot de verplaatsing van de hoofdaansluitingen als bedoeld onder 4.11;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1 c.s.] om aan [de B.V. c.s.] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
verbiedt [de B.V.] en [eiser sub 2] om [Perceel III] zonder toestemming van [gedaagde sub 1 c.s.] te (laten) betreden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per keer, totdat een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2022.
WJ