ECLI:NL:RBDHA:2022:2968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
21/4757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op basis van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die dakloos is en een aanvraag om een urgentieverklaring heeft ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag heeft afgewezen. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op medische gronden, maar het college heeft deze afgewezen op basis van meerdere afwijzingsgronden zoals vermeld in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. Eiseres betwist de geldigheid van de beleidsregels die aan de afwijzing ten grondslag liggen en stelt dat deze onverbindend zijn, omdat het college niet bevoegd zou zijn om dergelijke regels vast te stellen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college in redelijkheid de aanvraag kon afwijzen, omdat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beleidsregels niet in strijd zijn met hogere regelgeving en dat de afwijzing van de aanvraag op basis van de beleidsregels gerechtvaardigd was. Eiseres heeft niet aangetoond dat de toepassing van de beleidsregels in haar geval onredelijk was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Regenboog).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 7 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2022 op zitting behandeld.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk was aanwezig de heer Daman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is dakloos, verblijft bij kennissen, en heeft op 19 oktober 2020 de onderhavige aanvraag ingediend op medische gronden. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat ten aanzien van eiseres sprake is van meerdere algemene afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: de Hvv), te weten de afwijzingsgronden van artikelonderdelen b, c, m, n, zoals nader uitgewerkt in de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (hierna: de Beleidsregels). Verweerder ziet in de situatie van eiseres geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat stellen eiseres en verweerder in beroep?
2. Eiseres stelt dat verweerder de algemene afwijzingsgronden van artikel 4:5 van de Hvv en de betreffende bepalingen uit de Beleidsregels, haar ten onrechte heeft tegengeworpen. De Beleidsregels zijn onverbindend. Verweerder is immers niet bevoegd om met betrekking tot de urgentieverklaring beleidsregels vast te stellen. Het is op grond van artikel 12 van de Huisvestingswet 2014 (hierna: Hvw) aan de gemeenteraad, en niet aan het college van burgemeester en wethouders, om in een huisvestingsverordening categorieën woningzoekenden aan te wijzen die niet in aanmerking voor een urgentieverklaring komen. Bovendien stellen de Beleidsregels verdergaande beperkingen dan de Hvv. Verweerder heeft voor de beoordeling van de aanvraag ten onrechte geen medisch advies ingewonnen en heeft ondeugdelijk gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet is toegepast.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Uit artikelen 12 en 13 van de Hvw volgt dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening een urgentieregeling kan opnemen. De gemeenteraad van
Den Haag heeft zo’n regeling opgenomen in hoofdstuk 4 van de Hvv, zijnde een algemeen verbindend voorschrift.
Op grond van artikel 4:1 van de Hvv zijn burgemeester en wethouders bevoegd om op een aanvraag om een urgentieverklaring te beslissen. Volgens artikel 4:5 van de Hvv weigeren burgemeester en wethouders de urgentieverklaring te verlenen indien naar hun oordeel sprake is van een van de in dit artikel vermelde omstandigheden. Hieruit volgt dat met betrekking tot de vraag wanneer zich zo’n omstandigheid voordoet, verweerder beoordelingsruimte heeft. Verweerder heeft, gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de Beleidsregels vastgesteld waarin een nadere invulling is gegeven aan zijn beoordelingsbevoegdheid. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder hiermee de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is overschreden [1] . Het beleid dat verweerder ten aanzien van de urgentieverklaring voert, is niet in strijd met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. Het aantal categorieën op zichzelf wordt door de Beleidsregels niet ingeperkt. De Beleidsregels concretiseren in welke gevallen iemand tot een bepaalde urgentiecategorie uit de Hvv behoort. Dit is een afweging die verweerder mag maken. In het bijzonder omdat vraag naar urgentieverklaringen veel groter is dan het aantal daarvoor beschikbare woningen. De stelling van eiseres dat de Beleidsregels onverbindend zijn, slaagt gezien het vorenstaande niet.
5.2.
Ingevolge artikel 4:5, onder b, van de Hvv, in samenhang gelezen met artikel 2.1.2, aanhef en onder m, van de Beleidsregels, is er geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem indien de aanvrager van een urgentieverklaring dakloos is of dakloos dreigt te worden. Omdat deze categorie aanvragers een beroep kunnen doen op het Daklozenloket, leidt de toepassing van deze beleidsregel niet tot een dusdanig schrijnende situatie voor de aanvrager, dat de beleidsregel redelijkerwijs niet kan worden gehandhaafd. Dit geldt ook voor de stelling van eiseres dat door het bepaalde in artikel 2.1.2 van de Beleidsregels (dat het daar om “op zichzelf staande situaties” gaat), de combinatie van dakloosheid en psychische problematiek niet als een urgent huisvestingsprobleem wordt aangemerkt. Niet valt in te zien dat de behandelaars de nodige zorg niet kunnen verlenen indien de aanvrager in een opvang voor daklozen verblijft. Voor het aanwijzen van de voornoemde combinatie als een urgentiecategorie bestaat geen aanleiding.
Nu eiseres dakloos is en voor haar een andere voorziening bestaat, heeft verweerder artikel 4:5, onder b, van de Hvv, in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder m, van de Beleidsregels, terecht aan eiseres tegengeworpen.
5.3.
Volgens artikel 4:7, eerste lid, van de Hvv kan een aanvraag om een urgentieverklaring pas inhoudelijk worden beoordeeld, als zich geen van de omstandigheden als genoemd in artikel 4:5 van de Hvv voordoet. Omdat verweerder gezien het voorgaande terecht heeft gesteld dat van een van de in artikel 4:5 van de Hvv genoemde algemene afwijzingsgronden sprake is, behoeven de overige aan eiseres tegengeworpen afwijzingsgronden geen bespreking [2] . Hieruit volgt dat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van hetgeen eiseres over het bestaan van medische en sociale redenen, als bedoeld in artikel 4.7 van de Hvv, heeft aangevoerd [3] .
5.4.
Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de toepassing van een beleidsregel in haar geval dusdanig onredelijk uitpakt, dat de beleidsregel in haar geval buiten toepassing dient te worden gelaten. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hierin niet is geslaagd. Verweerder heeft onderkend dat de situatie voor eiseres ongewenst is, maar heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie op zichzelf niet voldoende is om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring. Eiseres kan een beroep doen op het Daklozenloket.
Hetgeen eiseres over haar medische omstandigheden heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft terecht erop gewezen dat uit de door eiseres aangeleverde stukken niet blijkt dat tussen de medische gesteldheid van eiseres en de urgentie om huisvesting, een causaal verband bestaat. Dat eiseres vanwege dakloosheid niet de nodige behandeling kan ontvangen is ook niet gebleken.
Conclusie
6. Verweerder heeft de aanvraag om een urgentieverklaring in redelijkheid kunnen afwijzen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Huisvestingswet 2014
Artikel 12
1. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimtedringend noodzakelijk is.
2. De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
3. Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen, behoren in ieder geval tot de woningzoekenden, bedoeld in het eerste lid.
4. Indien de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan het eerste lid legt hij in de huisvestingsverordening vast op welke wijze de gemeente voldoet aan de zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling, behoudens in die gevallen dat burgemeester en wethouders daarin op andere wijze voorzien.
Artikel 13
1. Burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën, bedoeld in artikel 12, tweede lid. Burgemeester en wethouders kunnen van deze bevoegdheid mandaat verlenen.
2. In de huisvestingsverordening stelt de gemeenteraad regels omtrent de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:81
1. Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.
2. In andere gevallen kan een bestuursorgaan slechts beleidsregels vaststellen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:1 Bevoegdheid tot beslissen op een aanvraag om een urgentieverklaring
1. Burgemeester en wethouders beslissen slechts op de aanvraag, nadat de toetsingscommissie over de aanvraag een advies heeft uitgebracht.
(…).
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
a. (…);
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(…)
m. de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6;
n. de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6.
Artikel 4:7 Overige urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
a. levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
b. één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.
(…).
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
(…)
m. de aanvrager is of wordt dakloos;
(…)
o. de aanvrager heeft psychische problemen als gevolg van één of meer van de hierboven genoemde omstandigheden.
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
(…)
Artikel 2.1.13 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder m, van de verordening
Een woningzoekende kan niet in een urgentiecategorie worden ingedeeld, indien de aanvrager niet eerst zelf, direct voorafgaand aan de aanvraag, gedurende minstens drie maanden aantoonbaar heeft gereageerd op beschikbaar en passend woningaanbod, met uitzondering van een aanvraag die wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis). De aanvrager heeft niet optimaal gereageerd op het beschikbare woningaanbod op woonnet-haaglanden, indien:
a. de woningzoekende niet tenminste twee keer per week heeft gereageerd;
(…).
Artikel 2.1.14 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder n, van de verordening
Een woningzoekende kan niet worden ingedeeld in een urgentiecategorie, indien de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend als bewoner staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van een van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6 van de verordening (mantelzorg en blijf-van-mijn-lijf-huis) (…).
Artikel 4.1 Hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
2. (…).

Voetnoten

1.Ook de hoger beroepsrechter heeft het strenge beleid van verweerder redelijk geacht, zie