ECLI:NL:RBDHA:2022:2967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
21/4967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op basis van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, die een studentenwoning huurde, had haar mbo-diploma behaald en moest de woning verlaten. De aanvraag om een urgentieverklaring werd afgewezen op basis van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019, omdat de omstandigheden van eiseres niet als schrijnend genoeg werden beschouwd om een urgentieverklaring te rechtvaardigen. Eiseres stelde dat zij door de verhuurder werd gedagvaard om de woning te ontruimen en dat zij al jaren op zoek was naar een andere woning, maar dat de woningmarkt krap was en particuliere huur voor haar niet mogelijk was vanwege te hoge inkomenseisen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres op de hoogte was van de voorwaarden van haar huurcontract en de situatie op de woningmarkt niet nieuw was. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet zodanig waren dat de hardheidsclausule moest worden toegepast. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O. Albayrak),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Regenboog).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring, afgewezen.
Bij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft een studentenwoning bij Staedion gehuurd voor de duur van haar mbo-studie. Omdat eiseres haar mbo-diploma eind 2020 heeft behaald en de woning daardoor moet verlaten, heeft zij op 8 januari 2021 de onderhavige aanvraag om een urgentieverklaring ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en de afwijzing in bezwaar gehandhaafd, omdat in het geval van eiseres sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (hierna: de Hvv), op grond waarvan een urgentieverklaring wordt geweigerd. Volgens verweerder is de situatie van eiseres niet dusdanig schrijnend dat met toepassing van de hardheidsclausule van artikel 7:3 van de Hvv een urgentieverklaring dient te worden verleend.
Wat stellen eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres kan zich met de afwijzing van haar aanvraag niet verenigen. Eiseres stelt dat er wel degelijk sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, nu eiseres door de verhuurder wordt gedagvaard om de woning te ontruimen. Eiseres is al vanaf 2016 via Woonnet Haaglanden op zoek naar woningen en kon niet voorzien dat zij na het behalen van haar mbo-diploma zonder huisvesting zou zijn. De krapte op de woningmarkt en lange wachtlijsten kunnen eiseres niet aangerekend worden. Particuliere huur is voor eiseres niet mogelijk, omdat de inkomenseisen te hoog liggen. Verweerder heeft het plan van aanpak van Veilig Thuis Haaglanden onvoldoende betrokken bij de beoordeling of gelet op de woonsituatie van eiseres en haar kinderen, sprake is van hardheid die tot verlening van een urgentieverklaring noopt.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat zijn de regels?
5. De relevante bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat in het geval van eiseres zich de omstandigheid genoemd in artikel 4:5, onder d, van de Hvv voordoet. Eiseres woonde sinds 24 mei 2017 in (één kamer) studentenwoning, die zij op basis van een zogenaamd ‘campus-huurcontract’ – dat wil zeggen zolang zij student is – huurde. Eiseres wist dat zij deze woning zal moeten verlaten wanneer zij geen student meer is, hetgeen ook uit de overgelegde huurovereenkomst blijkt. Dat de situatie op de woningmarkt nu veranderd is ten opzichte van de situatie in 2016, doet aan het vorenstaande niet af. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, was er ook in 2016 sprake van krapte op de woningmarkt en lange wachtlijsten, en was te voorzien dat eiseres op enig moment ging afstuderen met als gevolg dat zij uit de studentenwoning moet.
Dat eiseres tijdens haar studie haar huishouden heeft uitgebreid en kinderen heeft gekregen, maakt het vorenstaande niet anders. Voor een dergelijke situatie is immers in artikel 2.1.4, onder a, van de Beleidsregels urgentieverklaringen Den Haag 2019 bepaald dat er in ieder geval sprake is van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs kon worden voorkomen of te voorzien was indien de aanvrager “diens huishouden heeft uitgebreid, zonder over een daartoe passende woonruimte te beschikken”. De situatie van eiseres valt hieronder. De weigeringsgrond van artikel 4:5, onder d, van de Hvv is eiseres gezien het voorgaande terecht tegengeworpen.
6.2.
Volgens artikel 4:7, eerste lid, van de Hvv kan een aanvraag om een urgentieverklaring pas inhoudelijk worden beoordeeld, als zich geen van de omstandigheden als genoemd in artikel 4:5 van de Hvv voordoet. Nu verweerder terecht heeft gesteld dat van een algemene afwijzingsgrond sprake is, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van hetgeen verweerder eiseres voor het overige aan algemene afwijzingsgronden heeft tegengeworpen [1] .
6.3.
Verweerder heeft onderkend dat de situatie van eiseres van dreigende dakloosheid ernstig is, maar heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie op zichzelf niet voldoende is om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring. De reden daarvoor is dat er in de regio Haaglanden te weinig sociale huurwoningen beschikbaar zijn voor alle woningzoekenden die zo’n woning nodig hebben en dat voor eiseres andere voorzieningen voorhanden zijn, zoals het Daklozenloket. De enkele stelling van eiseres dat zij met haar kinderen niet naar een noodopvang wil, is onvoldoende voor het oordeel dat van haar redelijkerwijs niet kan worden verwacht een beroep op de voornoemde voorziening te doen. Gezien de betrokkenheid van hulpverlening (Veilig Thuis en een VIG-coach), en het overgelegde plan van aanpak, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen van de kinderen voldoende zijn gewaarborgd en dat de situatie dus niet zodanig schrijnend is dat de hardheidsclausule dient te worden toegepast.
Conclusie
7. Verweerder heeft de aanvraag om een urgentieverklaring in redelijkheid kunnen afwijzen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2022 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
a. (…);
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
d. het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of was te voorzien;
(…).
Artikel 4:7 Overige urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
a. levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
b. één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.
(…).
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.2 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder b, van de verordening
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
(…)
c. de huidige woning is te klein of te groot voor het huishouden van de aanvrager;
(…)
m. de aanvrager is of wordt dakloos;
(…).
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
(…)
c. niet over voldoende financiële middelen beschikt om de zelfstandige woonruimte te huren, tenzij de aanvraag op grond van artikel 4:7, tweede lid, van de verordening is gedaan;
(…)
e. bij dreigend geweld een beroep kan doen op een huisverbod, straatverbod of een contactverbod;
(…).
Artikel 2.1.4 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder d, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs kon worden voorkomen of te voorzien was, indien de aanvrager:
a. diens huishouden heeft uitgebreid, zonder over een daartoe passende woonruimte te beschikken;
(…).
Artikel 4.1 Hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
2. Het advies tot het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule wordt gemotiveerd in het advies van de toetsingscommissie. De motivering voor het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule wordt in de beschikking opgenomen.

Voetnoten

1.Zie ECLI:NL:RVS:2021:1423, rechtsoverweging 5.1.