ECLI:NL:RBDHA:2022:2967
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op basis van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, die een studentenwoning huurde, had haar mbo-diploma behaald en moest de woning verlaten. De aanvraag om een urgentieverklaring werd afgewezen op basis van artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019, omdat de omstandigheden van eiseres niet als schrijnend genoeg werden beschouwd om een urgentieverklaring te rechtvaardigen. Eiseres stelde dat zij door de verhuurder werd gedagvaard om de woning te ontruimen en dat zij al jaren op zoek was naar een andere woning, maar dat de woningmarkt krap was en particuliere huur voor haar niet mogelijk was vanwege te hoge inkomenseisen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres op de hoogte was van de voorwaarden van haar huurcontract en de situatie op de woningmarkt niet nieuw was. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet zodanig waren dat de hardheidsclausule moest worden toegepast. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.