ECLI:NL:RBDHA:2022:2964
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Kort geding over medewerking aan verkoop van woning na beëindiging relatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw, eiseres, verzoekt om medewerking van de man, gedaagde, aan de verkoop van hun gezamenlijk eigendom, een woning. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarige. De vrouw heeft de woning in november 2021 verlaten en verblijft momenteel bij haar ouders. Ze stelt dat de man zijn medewerking aan de verkoop van de woning niet verleent en dat er achterstanden zijn in de betaling van de hypotheeklasten.
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij de woning wil overnemen en dat hij de hypotheek op zijn naam wil laten stellen. Hij heeft ook betoogd dat hij de hypotheekachterstand inmiddels heeft betaald. De vrouw is echter van mening dat zij niet kan beoordelen of de man financieel in staat is om de woning over te nemen en pleit voor verkoop van de woning.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een voorziening moet worden getroffen om de onverdeeldheid tussen partijen te beëindigen. De man krijgt dertig dagen de tijd om de woning te laten taxeren en een voorstel te doen voor de overname. Als hij hier niet in slaagt, moet hij meewerken aan de verkoop van de woning. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval de man niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.