ECLI:NL:RBDHA:2022:2937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/09/603318 / HA ZA 20-1141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over levering van ecocups voor het evenement Leidens Ontzet

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om een geschil tussen Cupking B.V. en Stichting Centrummanagement Leiden (CML) over de levering van ecocups voor het evenement Leidens Ontzet. De mondelinge uitspraak vond plaats op 25 januari 2022. Cupking vorderde betaling van facturen en schadevergoeding wegens slechte organisatie door CML, terwijl CML terugbetaling eiste van een deel van het betaalde bedrag en schadevergoeding voor niet geleverde cups. De rechtbank oordeelde dat CML € 45.419,90 aan Cupking moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat Cupking € 6.308,03 aan CML moest betalen. De rechtbank behandelde de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk, omdat ze betrekking hadden op hetzelfde geschil. De rechtbank wees de meeste vorderingen van Cupking toe, maar wees ook een deel van de vorderingen van CML af. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de inzet van wasstraten voor rekening van Cupking kwamen, omdat deze voortvloeiden uit een tekortkoming in de leveringsverbintenis. De vordering tot rectificatie van Cupking werd ingetrokken, en de rechtbank wees de vordering van CML tot terugbetaling van een deel van het voorschot af, omdat Cupking voldoende had aangetoond dat er tijdens het evenement meer dan 500.000 ecocups beschikbaar waren. De proceskosten werden toegewezen aan de grotendeels in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/603318 / HA ZA 20/1141
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 25 januari 2022
in de zaak van
CUPKING B.V.te Leeuwarden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. D.A. Westra te Roosendaal,
tegen
STICHTING CENTRUMMANAGEMENT LEIDEN (CML)te Leiden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. P.J.B. van Deurzen te Den Haag.
Partijen worden hierna Cupking en CML genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 november 2020, met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 21;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 19 en 20;
  • het tussenvonnis van 29 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 januari 2022.
1.2.
De rechtbank heeft na een schorsing van de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op de voet van artikel 30p Rv. Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
2.1.
veroordeelt CML om aan Cupking te betalen € 46.649,10, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over € 45.419,90 vanaf de vervaldata van de facturen waarop dit bedrag ziet tot de dag van betaling en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 1.229,20 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling;
2.2.
veroordeelt CML in de proceskosten, aan de zijde van Cupking tot op heden begroot op € 4.376,35 en op € 157,- aan nog te maken nakosten en € 82,- extra in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van betaling;
2.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
2.5.
veroordeelt Cupking om aan CML te betalen € 6.308,03, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over € 5.650,50 vanaf 12 januari 2021 tot de dag van betaling;
2.6.
veroordeelt CML in de proceskosten, aan de zijde van Cupking tot op heden begroot op € 1.114,- en op € 157,- aan nog te maken nakosten en € 82,- extra in geval van betekening;
2.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering, waarbij de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld omdat zij zien op hetzelfde geschil.
Waar gaat de zaak over?
3.2.
CML heeft voor het door haar op 2 en 3 oktober 2019 georganiseerde evenement Leidens Ontzet (hierna: het evenement) een overeenkomst met Cupking gesloten voor onder meer de levering van 500.000 ecocups. Cupking vordert in conventie betaling van haar facturen alsmede vergoeding van door haar geleden schade door de volgens haar slechte organisatie van het evenement door CML. CML vordert op haar beurt terugbetaling van een deel van het door haar betaalde bedrag voor de levering van de cups, vergoeding van door haar geleden schade doordat Cupking niet het afgesproken aantal cups heeft geleverd en de distributie van de cups niet op orde had en betaling van de overeengekomen kickback vergoeding. De door Cupking gevorderde betaling van de facturen wordt grotendeels toegewezen. Ook de vordering van CML tot betaling van de overeengekomen kickbackvergoeding wordt toegewezen. De overige over en weer gevorderde hoofdsommen worden afgewezen.
CML moet € 45.419,90 betalen plus wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten
3.3.
De vordering van Cupking tot betaling van haar als productie 12 bij dagvaarding overgelegde factuur van 28 november 2019 (vervaldatum 12 december 2019) van € 21.726,15 exclusief btw zal worden toegewezen. Niet in geschil is dat Cupking op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst recht had op betaling van het wassen van de cups en pitchers na afloop van het evenement in Leeuwarden (eerste factuurregel). Ter zitting is gebleken dat een deel van de cups en pitchers aan het einde van het evenement in de mobiele wasstraten is gewassen in plaats van in Leeuwarden. Niet langer in geschil is dat Cupking ook recht heeft op betaling van het hiervoor op de tweede factuurregel in rekening gebrachte bedrag.
3.4.
In de derde en laatste regel van de factuur van 28 november 2019 worden 3.832 kilometers à € 1,- per kilometer in rekening gebracht. Volgens CML heeft Cupking alleen recht op betaling van een kilometervergoeding voor één retour-rit Leeuwarden-Leiden voor het leveren van de cups, te weten een vergoeding voor 352 kilometers. De rechtbank volgt CML hierin niet. Anders dan CML stelt volgt uit de request for quote en de concept overeenkomsten tussen partijen niet dat slechts één retourrit door Cupking in rekening mocht worden gebracht, maar juist dat € 1,- per kilometer in rekening mocht worden gebracht waarbij Cupking zich verplicht om zo weinig mogelijk kilometers te maken. Cupking heeft ter zitting een overzicht voorgelezen waaruit volgt dat diverse ritten zijn gemaakt. Niet is gesteld of gebleken dat Cupking met het aantal van 3.832 kilometers haar verplichting om zo weinig mogelijk kilometers te maken niet is nagekomen, zodat het hiervoor in rekening gebrachte bedrag door CML moet worden betaald.
3.5.
De vordering van Cupking tot betaling van haar als productie 13 bij dagvaarding overgelegde factuur van 8 februari 2020 (vervaldatum 22 februari 2020) van € 26.187,50 exclusief btw zal worden toegewezen tot een bedrag van € 23.693,75 exclusief btw. In de eerste twee factuurregels van deze factuur is 111,25 uur tegen een tarief van € 35,- per uur in rekening gebracht voor de voorbereiding van het evenement, terwijl hiervoor in de in het draaiboek opgenomen kostenraming 40 uur was begroot. Niet is gesteld of gebleken waarom de raming substantieel is overschreden en waarom het extra aantal uren – die niet zien op de problematische uitvoering van de overeenkomst in Leiden – voor rekening van CML zouden moeten komen. Van de in rekening gebrachte 111,25 uur komt dus 71,25 uur (€ 2.493,75) niet voor vergoeding in aanmerking. De vordering van Cupking zal tot dat bedrag worden afgewezen.
3.6.
In de derde regel van de factuur van 8 februari 2020 wordt een bedrag van € 17.403,75 in rekening gebracht voor
‘uitvoering op locatie: distributie, coördinatie en administratie’. CML stelt dat hiervan slechts een bedrag van € 5.880,- voor vergoeding in aanmerking komt, omdat dit bedrag in de in het draaiboek opgenomen kostenraming was begroot. De rechtbank volgt CML hierin niet. In het in de kostenraming genoemde bedrag van € 5.880,- zijn enkel de directe uren van medewerkers in de week van het evenement begroot. Cupking heeft gesteld dat hierin nog niet de uren waren opgenomen voor de op verzoek van CML verrichte (financiële) administratie ten aanzien van de (door)levering van de ecocups aan de afzonderlijke ondernemers die deelnamen aan het evenement. Dit is door CML onvoldoende betwist, zodat ervan wordt uitgegaan dat dit extra werkzaamheden zijn geweest die Cupking in opdracht van CML moest uitvoeren. Niet is gebleken dat die werkzaamheden niet door Cupking of door CML zelf zijn uitgevoerd, zodat het hiervoor in rekening gebrachte bedrag door CML aan Cupking moet worden betaald. Hetzelfde geldt voor het in factuurregel 4 in rekening gebrachte bedrag van € 560,- voor
‘afhandeling: administratieve verwerking retour + wasbon + opstellen facturen’.
3.7.
Ten aanzien van het in factuurregel 5 in rekening gebrachte bedrag van € 1.200,- voor
‘ontwerp + beschikbaarstelling bestelapplicatie’geldt dat Cupking onweersproken heeft gesteld dat zij de app ten behoeve van het evenement heeft ontworpen en dat zonder deze app CML bij iedere aan het evenement deelnemende ondernemer afzonderlijk had moeten inventariseren hoeveel ecocups besteld werden. Gelet hierop valt niet in te zien dat de ontwikkeling van de bestelapp buiten medeweten van CML zou zijn ontwikkeld, terwijl de app een deel van de op basis van de overeenkomst tussen partijen aan CML toebedeelde werkzaamheden van CML heeft overgenomen, zodat CML gehouden is Cupking voor haar werkzaamheden te betalen. De hoogte van het in rekening gebrachte bedrag is niet betwist, zodat het in rekening gebrachte bedrag wordt toegewezen.
3.8.
Ook de in factuurregel 6 in rekening gebrachte hotelkosten van € 2.219,- moeten door CML worden betaald. Weliswaar is het in rekening gebrachte bedrag iets hoger dan het in de kostenraming begrote bedrag van € 1.750,-, maar dit was geen vaste prijsafspraak. Tot aan de zitting is niet betwist dat de hotelkosten van Cupking daadwerkelijk € 2.219,- bedroegen en die betwisting ter zitting is niet onderbouwd zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
3.9.
De in de laatste factuurregel in rekening gebrachte kosten van € 911,- voor een extra gehuurde bakwagen moeten ook door CML worden betaald. In het draaiboek is vermeld dat de uitlevering van de ecocups in Leiden plaatsvindt door middel van een bakwagen en dat de kosten voor distributie van de bekers voor rekening komen van de gemeente Leiden, waarmee kennelijk CML is bedoeld (het ligt voor de hand dat CML gezien haar positie deze kosten eventueel doorleidt naar de gemeente, mocht dat de uiteindelijke afspraak zijn). In de kostenraming is ook de huur van transportmiddelen voor de uitlevering aan de exploitanten genoemd, zonder dat daaraan een bedrag is gekoppeld. Niet is gebleken dat de bakwagen niet nodig was voor de uitlevering van de ecocups, en CML heeft dat ook niet (gemotiveerd) bestreden, zodat CML de hiervoor in rekening gebrachte kosten dient te dragen.
3.10.
De conclusie is dus dat CML een bedrag van € 45.419,90 (€ 21.726,15 + € 23.693,75) aan Cupking moet betalen. De hierover gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119a BW zal als op de wet gegrond worden toegewezen met ingang van de vervaldata van de afzonderlijke facturen.
3.11.
Cupking maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Cupking heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Omdat een deel van de vordering tot betaling van de facturen wordt afgewezen, is het gevorderde bedrag van € 1.254,13 hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 1.229,20. De hierover gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal als op de wet gegrond worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
Cupking heeft geen recht op schadevergoeding voor inzet wasstraten
3.12.
Cupking vordert daarnaast dat CML haar een bedrag van € 9.416,13 exclusief btw betaalt voor de inzet van twee wasstraten tijdens het evenement. Volgens Cupking is overeengekomen dat CML die kosten voor haar rekening neemt, althans moet CML dit als schadevergoeding aan Cupking betalen. Ter zitting heeft Cupking gesteld dat de kosten voor één wasstraat voor haar rekening komen, maar dat de kosten voor de tweede wasstraat voor rekening van CML zouden moeten komen. De rechtbank volgt Cupking hierin niet.
3.13.
Vast staat dat partijen zijn overeengekomen dat Cupking 500.000 ecocups (niet zijnde Grolsch-cups) zou leveren aan CML en dat Cupking die verbintenis uit de overeenkomst niet volledig is nagekomen. Voorafgaand aan het evenement zijn door Cupking 375.000 ecocups geleverd die voldeden aan hetgeen partijen zijn overeengekomen. Om alsnog zo veel mogelijk aan haar verbintenis te voldoen, heeft Cupking vervolgens in overleg met CML 75.000 Grolsch-cups ingezet. Hiermee waren 450.000 ecocups beschikbaar. Om tot het afgesproken aantal van 500.000 te komen, was de inzet van een of meer wasstraten dus nodig en de kosten hiervan komen dan ook voor rekening van Cupking. In randnummer 36 van de dagvaarding heeft Cupking gesteld dat de tweede wasstraat goeddeels stil stond. Hieruit valt af te leiden dat de tweede wasstraat wel in enige mate is ingezet, zodat alleen al om die reden ook de kosten voor de in overleg met CML ingezette tweede wasstraat door Cupking moeten worden gedragen. Maar zelfs als de tweede wasstraat volledig stil had gestaan, zou dit niet anders zijn. De inzet van wasstraten was namelijk het gevolg van de tekortkoming in de leveringsverbintenis aan de kant van Cupking. Dat er voorafgaand aan het evenement niet duidelijk was hoeveel wasstraten ingezet moesten worden om die tekortkoming te compenseren en dat CML mogelijk had aangedrongen op een tweede wasstraat, is een omstandigheid die in principe voor rekening en risico van Cupking komt, mede nu zij die tweede wasstraat heeft besteld, terwijl uit niets blijkt dat Cupking – zoals zij zelf stelt – met CML zou zijn overeengekomen dat CML de kosten voor de tweede wasstraat zou voldoen. Het was onder de gegeven omstandigheden vooraf ook niet evident dat de inzet van een tweede wasstraat niet nodig was.
3.14.
De vordering van Cupking zal in zoverre dus worden afgewezen.
Vordering tot rectificatie is ingetrokken
3.15.
De door Cupking ingestelde vordering tot rectificatie is ter zitting ingetrokken, zodat de rechtbank hierop niet meer hoeft te beslissen.
CML heeft geen recht op terugbetaling van voor ecocups in rekening gebrachte tarief
3.16.
Partijen zijn overeengekomen dat CML € 0,05 per ecocup aan Cupking betaalt. CML heeft in verband hiermee € 25.500,- exclusief btw aan Cupking betaald en vordert hiervan nu in reconventie € 10.133,60 exclusief btw terug omdat Cupking niet het afgesproken aantal ecocups heeft geleverd. Deze vordering van CML zal worden afgewezen. Weliswaar staat vast dat Cupking niet 500.000 ecocups heeft geleverd, maar Cupking heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat er tijdens het evenement 100.784 ecocups zijn gewassen. Dit betekent dat tezamen met de 375.000 overeengekomen ecocups en de ingezette 75.000 Grolsch-cups (meer dan) 500.000 ecocups beschikbaar zijn geweest tijdens het evenement. Er is dan ook geen grond om Cupking een deel van het voorschot te laten terugbetalen naast het voor rekening van Cupking laten van de kosten van de inzet van de wasstraten.
Kosten Starcup-bekers, inzet Grolsch-bekers, extra uren CML en derden worden afgewezen
3.17.
CML stelt dat zij met [naam 1] van Cupking is overeengekomen dat CML voor rekening van Cupking bekers bij Starcups kon bestellen en dat Cupking daarom € 17.420,71 inclusief btw aan haar moet betalen. Cupking betwist dat [naam 1] bevoegd was om deze overeenkomst namens Cupking te sluiten. Uit niets blijkt dat dit wel zo was. Bovendien heeft Cupking ter zitting onbestreden gesteld dat alle afspraken tussen partijen namens Cupking door de directeur, de heer [naam 2], (al dan niet via tussenkomst van [naam 1]) werden gemaakt. Voor zover er al tussen partijen een overeenkomst over de levering van bekers door Starcups op kosten van Cupking is gesloten, is die overeenkomst dan ook rechtsgeldig vernietigd. De kosten van de Starcups bekers kunnen ook niet als schadevergoeding voor rekening van Cupking komen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft Cupking met de levering van de 375.000 ecocups conform de overeenkomst, de 75.000 Grolsch ecocups en het wassen van 100.784 ecocups tijdens het evenement ervoor gezorgd dat er gedurende het evenement ten minste 500.000 ecocups beschikbaar waren. Er is dan ook geen grond om de op aandringen van CML door haar extra bestelde bekers bij Starcups voor rekening van Cupking te brengen.
3.18.
CML vordert daarnaast € 6.611,57 exclusief btw van Cupking vanwege de meerkosten voor de ondernemer die de grotere Grolsch cups heeft gebruikt. Daargelaten de vraag of de gestelde kosten reëel zijn, heeft CML haar vordering na betwisting door Cupking onvoldoende onderbouwd. Zij heeft volstaan met het overleggen van een (naar het lijkt ten behoeve van deze procedure opgemaakte) berekening, maar zij heeft geen betalingsbewijs overgelegd. Reeds daarom is de gestelde schade niet komen vast te staan en zal de vordering van CML in zoverre worden afgewezen.
3.19.
CML vordert dat Cupking € 19.250,00 aan haar betaalt voor gemaakte uren aan de kant van CML. Zij heeft deze vordering onderbouwd met een overzicht van gewerkte uren. Ter zitting heeft CML haar vordering beperkt tot een bedrag van € 5.000,- voor door de heer [naam 3] (hierna: [naam 3]) gemaakte uren. Hiervoor zou [naam 3] een factuur aan CML hebben gezonden. Nu de vordering door Cupking is betwist en deze door CML onvoldoende is onderbouwd, zal deze worden afgewezen. Het had op de weg van CML gelegen om haar vordering in principe ten tijde van het instellen daarvan maar toch zeker uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling te onderbouwen door de gestelde factuur en eventueel een betalingsbewijs in het geding te brengen. Dit heeft zij nagelaten. Omdat CML haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Dat er een advocaatwissel heeft plaatsgevonden, maakt een en ander niet anders.
3.20.
De door CML gevorderde vergoeding van de facturen van [naam 4] van € 9.547,01 exclusief btw en van [naam 5] van € 903,- exclusief btw zal eveneens worden afgewezen. Deze facturen zijn gericht aan de gemeente Leiden en niet is gebleken dat deze door de gemeente Leiden zijn voldaan en evenmin dat deze facturen op CML zijn verhaald, zodat niet valt in te zien dat CML ter zake hiervan een vorderingsrecht op Cupking heeft.
Cupking moet € 5.650,50 betalen plus wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten
3.21.
CML vordert betaling van € 5.650,50 ter zake van de overeengekomen kickback-regeling. Cupking erkent dat zij dit bedrag aan CML verschuldigd is, maar doet een beroep op verrekening van incassokosten die door Cupking gemaakt zijn in verband met het verkrijgen van betalingen door de deelnemende ondernemers, waarvoor CML volgens haar garant zou staan. CML betwist dat er iets te verrekenen valt en dat er sprake is van een garantstelling. Nu een en ander niet eenduidig uit de gemaakte afspraken valt af te leiden, kan de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Op grond van artikel 6:136 BW zal de rechtbank daarom aan dit verweer voorbijgaan. De vordering van CML tot betaling van het bedrag van € 5.650,50 zal worden toegewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119a BW zal als op de wet gegrond worden toegewezen met ingang van de datum van indiening van de conclusie van eis in reconventie (12 januari 2021). Een eerdere ingangsdatum kan op basis van de stellingen van CML niet worden vastgesteld.
3.22.
CML maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. CML heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Omdat een deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.470,16) hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 657,53.
Proceskosten
3.23.
CML wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Cupking in conventie worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 106,35
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
€ 2.228,00(2 punten x tarief IV à € 1.114,00 per punt)
TOTAAL € 4.376,35
3.24.
CML wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij ook in de proceskosten in reconventie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Cupking in reconventie worden begroot op € 1.114,00 aan salaris advocaat (twee punten x tarief IV à € 1.114,00 per punt x 0,5 in verband met de samenhang tussen de conventie en de reconventie).
3.25.
Voor een afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. De rechtbank zal de nakosten in conventie en in reconventie begroten conform de door Cupking ingestelde vordering, aangezien deze vordering blijft binnen het toepasselijke liquidatietarief.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. J.L.M. Luiten, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 4 februari 2022.
WAARVAN PROCES-VERBAAL