ECLI:NL:RBDHA:2022:2902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
9466718 RP VERZ 21-50618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontslag op staande voet en toewijzing van achterstallig loon en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een werknemer en Ryberg B.V. De werknemer had verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 28 juli 2021 was gegeven, en om betaling van achterstallig loon, schadevergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet te prematuur was, gezien het advies van de bedrijfsarts en de omstandigheden rondom het ontslag. De werknemer was op 2 juni 2021 tijdelijk geschorst en had zich op 16 juni 2021 ziek gemeld. De bedrijfsarts had geadviseerd om eerst in gesprek te gaan over werkgerelateerde knelpunten voordat tot ontslag werd overgegaan. De kantonrechter oordeelde dat Ryberg onvoldoende had gedaan om de verhoudingen te normaliseren en dat het ontslag daarom niet kon standhouden. De rechter heeft Ryberg veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, een schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding, en heeft de proceskosten aan de zijde van de werknemer toegewezen. Het verzoek van Ryberg tot een gefixeerde schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Zaaknr.: 9466718 RP VERZ 21-50618
Uitspraakdatum: 11 februari 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. N.R. Coffi (Coffi Advocatuur),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ryberg B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Delft,
verwerende partij,
verder te noemen: Ryberg,
gemachtigde mr. J.J.F. van der Voort (DutchlawDesk).

1.Het procesverloop

1.1.
Werknemer heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met zeven producties (nrs. 1 tot en met 7), bij de griffie ingekomen op 28 september 2021, verzocht – kort gezegd – Ryberg te veroordelen tot het betalen van achterstallig loon, een schadevergoeding en een billijke vergoeding in verband met een hem ten onrechte gegeven ontslag op staande voet.
1.2.
Op 5 november 2021 is bij de griffie een verweerschrift met zes producties (nrs. 1 tot en met 6) binnengekomen.
1.3.
Daarna is nog bij de griffie binnengekomen:
- een brief van de gemachtigde van Ryberg van 27 januari 2022 met een aanvullende productie.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is gehouden op 28 januari 2022. Daarbij zijn de gemachtigden van partijen in persoon verschenen en hebben werknemer alsmede, namens Ryberg, [betrokkene 1] met een videoverbinding aan de mondelinge behandeling kunnen deelnemen. De griffier heeft van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken zakelijke aantekeningen gemaakt.
1.5.
Vervolgens is de uitspraak op het verzoek bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen Moore Group B.V., de rechtsvoorganger van Ryberg, en werknemer is op 8 maart 2021 een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden overeengekomen met een arbeidsomvang van 40 uur per week. De arbeidsovereenkomst is aangevangen op 8 maart 2021 en zou eindigen op 8 oktober 2021.
2.2.
De functie van werknemer bij Ryberg was [functie] . Het salaris van werknemer bedroeg € 4.600 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.3.
Op 2 juni 2021 heeft Ryberg werknemer (tijdelijk) geschorst vanwege het feit dat werknemer zich in Dubai enkele keren verslapen had.
2.4.
Op 16 juni 2021 heeft werknemer zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft werknemer per 12 juli 2021 hersteld gemeld.
2.5.
Op 28 juli 2021 is werknemer mondeling op staande voet ontslagen. Het ontslag op staande voet is op 29 juli 2021 per brief schriftelijk aan werknemer bevestigd.
3.
Het verzoek van werknemer en het verweer van Ryberg met zelfstandig tegenverzoek
3.1.
Werknemer verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: □ Ryberg te veroordelen tot betaling aan werknemer van achterstallig loon, ter hoogte van een geldbedrag van € 6.490,45, althans een ander geldbedrag op basis van het vastgestelde maandloon en een wettelijke verhoging en/of; □ Ryberg te veroordelen tot betaling aan werknemer van een schadevergoeding voor het eerder opzeggen, dan tussen partijen als einddatum van de arbeidsovereenkomst gold, ter hoogte van een geldbedrag van € 5.609,03, althans een andere schadevergoeding op basis van het vastgestelde maandloon en/of; □ Ryberg te veroordelen tot opstelling van een eindafrekening en betaling aan werknemer van niet-genoten vakantiedagen, werkelijke reiskosten in de maand juli en een geldbedrag van € 240,- voor therapie en/of; □ Ryberg te veroordelen tot betaling aan werknemer van de transitievergoeding ter hoogte van € 970,54, althans een transitievergoeding die de kantonrechter rechtvaardig acht en/of; □ Ryberg te veroordelen tot betaling aan werknemer van een billijke vergoeding ter hoogte van € 10.000,- althans een billijke vergoeding die de kantonrechter rechtvaardig acht en/of; □ Ryberg te veroordelen in de kosten van de verzoekschriftprocedure, het salaris van de gemachtigde en de nakosten daaronder begrepen, althans een proceskostenveroordeling die de kantonrechter rechtvaardig acht.
3.2.
Aan het verzoek legt werknemer – kort gezegd – ten grondslag dat hij op onterechte gronden op staande voet is ontslagen, als gevolg waarvan hij (onder meer) recht heeft op doorbetaling van zijn salaris, een schadevergoeding in verband met het voortijdig beëindigen van de arbeidsovereenkomst, de transitievergoeding en een billijke vergoeding.
3.3.
Ryberg houdt vol dat zij werknemer op goede gronden op staande voet heeft ontslagen en concludeert daarom tot afwijzing van de verzoeken van werknemer. Tevens verzoekt Ryberg te verklaren voor recht dat zij een gefixeerde schadevergoeding van
€ 5.488,77 bruto mocht verrekenen met de laatste salarisbetaling.

4.De beoordeling

4.1.
Ryberg is een bedrijf met activiteiten op het gebied van desinfectie robots. Omdat potentiële klanten zich onder meer in de Verenigde Arabische Emiraten bevinden vinden met regelmaat besprekingen plaats in Dubai (VAE). Tijdens een verblijf in Dubai is werknemer op 2 juni 2021 op non-actief gesteld, onder meer omdat hij zich meerdere keren verslapen zou hebben voor zakelijke besprekingen en omdat hij zich in het bijzijn van klanten onheus zou hebben uitgelaten over Ryberg. Op 5 juni 2021 is werknemer teruggekeerd naar Nederland.
4.2.
In verband met zijn op non-actief stelling werd werknemer verzocht zich op 16 juni 2021 bij Ryberg in Delft te melden. Op 14 juni 2021 meldde hij zich echter ziek. Op 23 juni 2021 had werknemer een consult bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts oordeelde dat werknemer ziek was met medische beperkingen en dat hij uiterlijk 12 juli 2021 hersteld gemeld kon worden. De bedrijfsarts constateerde dat ook sprake was van werkgerelateerde knelpunten. Zij adviseerde daarover met elkaar in gesprek te gaan en dat daarbij bemiddeling overwogen kon worden.
4.3.
Ryberg heeft werknemer uitgenodigd voor overleg op 13 juli 2021. Wat de aard en inhoud van dat gesprek zou zijn blijkt niet uit de processtukken, maar beide partijen bevestigen dat dat gesprek niet heeft plaatsgevonden en dat tussen 13 en 26 juli 2021 overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden over een regeling tussen partijen.
4.4.
Dat overleg heeft niet tot resultaat geleid, als gevolg waarvan Ryberg werknemer voor 26 juli 2021 is opgeroepen voor werk. Werknemer heeft aan dat verzoek gevolg gegeven, maar het feit dat hij zijn laptop niet had meegenomen leidde ertoe dat over en weer de irritaties zodanig hoog zijn opgelopen dat Ryberg op 28 juli 2021 op staande voet heeft ontslagen. De irritaties aan de zijde van Ryberg staan ook uitgebreid beschreven in de ontslagbevestigingsbrief van 29 juli 2022. Als ontslaggrond voert Ryberg in deze brief uiteindelijk aan
insubordinatie, verwijtbaar handelen en nalaten aan de zijde van [werknemer], met een verstoorde arbeidsverhouding als gevolg.
4.5.
Bij de beschrijving van de gang van zaken gaat Ryberg er echter aan voorbij dat 23 juli 2021 de eerste werkdag was na de arbeidsongeschiktheid van werknemer en de periode tussen 13 en 26 juli 2021 waarin de raadslieden van beide partijen in overleg waren over een vertrekregeling. Daarbij verliest Ryberg ook uit het oog dat de bedrijfsarts nog had geadviseerd om eerst in gesprek te gaan over de werkgerelateerde knelpunten, mogelijk gevolgd door bemiddeling.
4.6.
Het feit dat de onderhandelingen tussen (de raadslieden van) partijen niet tot een regeling hebben geleid zal de irritatie aan de zijde van Ryberg niet hebben doen verminderen. Echter, uit een e-mail van de [betrokkene 2] van Ryberg aan werknemer van 23 juli 2021 (11:30 uur) blijkt dat het Ryberg niet begonnen was om met werknemer in gesprek te gaan over de door de bedrijfsarts genoemde knelpunten. [betrokkene 2] schrijft in die e-mail immers:
Your main task is to make sure that you can start working.
4.7.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat Ryberg onvoldoende de adviezen van de bedrijfsarts heeft opgevolgd door zonder eerst het gesprek aan te gaan over de werkgerelateerde knelpunten werknemer op te roepen voor hervatting van zijn werkzaamheden. Zeker na het mislukte traject om te komen tot een regeling, had het op de weg van Ryberg gelegen om het initiatief te nemen dat gesprek aan te gaan in plaats van werknemer meteen op te roepen voor werkhervatting.
4.8.
Ontslag op staande voet is een uiterste middel dat alleen toegepast mag worden indien van de werkgever niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en de arbeidsovereenkomst onmiddellijk dient te eindigen. Uit hetgeen aan het ontslag op staande voet is voorafgegaan, met name de schorsing van werknemer in Dubai en de opstelling van werknemer rondom de werkhervatting op 23 juli 2021 en de dagen daarna, zoals dat blijkt uit de verschillende overgelegde e-mails van werknemer aan Ryberg, valt wel af te leiden dat werknemer zich niet bepaald co-operatief heeft opgesteld in de richting van zijn leidinggevenden bij Ryberg, maar dat neemt niet weg dat het toch in de eerste plaats Ryberg als werkgever was die zich, gelet ook op het duidelijke advies van de bedrijfsarts, had moeten inzetten om de verhoudingen te normaliseren door eerst de werkgerelateerde knelpunten met werknemer te bespreken. Door dat na te laten is de verhouding tussen partijen snel verslechterd met het ontslag op staande voet als sluitstuk.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter ligt wellicht wel de oorzaak tot het ontslag in het gedrag van werknemer, maar heeft Ryberg te snel een aanleiding gevonden om werknemer op staande voet te ontslaan. Daarom kan dat ontslag geen stand houden en dient het ontslag in beginsel vernietigd te worden. Herstel van de arbeidsovereenkomst is echter niet aan de orde, ook al omdat de einddatum van de arbeidsovereenkomst inmiddels in het verleden ligt.
4.10.
Werknemer had een arbeidsovereenkomst die op 8 oktober 2021 zou eindigen. Dat werknemer niet op een verlenging van de arbeidsovereenkomst hoefde te rekenen, ligt al wel besloten in zijn schorsing op 2 juni 2021 en zijn wijze van omgang met zijn leidinggevenden, tevens de eigenaren van Ryberg.
4.11.
Uit de op 27 januari 2022 overgelegde loonstrook blijkt dat werknemer tot 28 juli 2021 is doorbetaald, zij het dat Ryberg op die loonstrook een gefixeerde schadevergoeding van € 5.448,77 in mindering heeft gebracht. Ryberg zou alleen een gefixeerde schadevergoeding hebben mogen toepassen als het werknemer was geweest die aanleiding had gegeven tot het ontslag op staande voet, maar zoals hiervoor reeds is overwogen is daarvan geen sprake. Ryberg heeft dan ook ten onrechte genoemd bedrag ingehouden op het salaris van werknemer en deze verrekening dient te worden hersteld. In zoverre zal ook het (tegen)verzoek van Ryberg worden afgewezen. In het kader van de loonvordering van werknemer over de maand juli zal daarom een bedrag van € 5.448,77 bruto worden toegewezen. Tevens zal de kantonrechter over dat bedrag de verzochte wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW toewijzen, met dien verstande dat de kantonrechter het percentage van de wettelijke verhoging zal matigen tot 25%.
4.12.
Naast doorbetaling van salaris verzoekt werknemer ook betaling van de gefixeerde schadevergoeding van artikel 7:672 lid 11 BW (in het verzoekschrift wordt overigens lid 10 van dat artikel genoemd). Omdat, zoals uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen voortvloeit, Ryberg de arbeidsovereenkomst met werknemer onregelmatig heeft opgezegd heeft zij zich blootgesteld aan deze schadevergoeding. Het verzoek van werknemer tot betaling daarvan zal daarom ook worden toegewezen tot het door werknemer verzochte bedrag van € 5.609,03 bruto.
4.13.
Uit het voorgaande vloeit voort dat Ryberg een nieuwe eindafrekening zal dienen op te stellen. Op deze nieuwe eindafrekening zal Ryberg geen gefixeerde schadevergoeding in mindering mogen brengen, zoals Ryberg wel gedaan heeft bij de eindafrekening, die zij heeft opgesteld naar aanleiding van het ontslag op staande voet.
4.14.
De verzoeken tot betaling van niet genoten vakantiedagen, reiskosten en de kosten van therapie zullen worden afgewezen. Werknemer heeft zijn verzoek tot uitbetaling van niet genoten vakantiedagen onvoldoende onderbouwd en bovendien blijkt uit de overgelegde loonstrook over juli 2021 dat niet genoten vakantie-uren zijn uitbetaald. Ryberg heeft de verzoeken tot betaling van reiskosten en kosten van therapie in haar verweerschrift voldoende gemotiveerd betwist en werknemer is er daarna niet meer op teruggekomen.
4.15.
Uit het feit dat in ieder geval een eind is gekomen aan de arbeidsovereenkomst vloeit ook voort dat werknemer in dat licht heeft op uitbetaling van de transitievergoeding. Werknemer stelt deze op een bedrag van € 970,54 (bruto) en Ryberg voert geen verweer tegen de hoogte van de transitievergoeding. Deze zal daarom tot het verzochte bedrag worden toegewezen.
4.16.
Werknemer verzoekt vervolgens betaling van een bedrag van € 10.000,- aan billijke vergoeding. Doordat Ryberg op ondeugdelijke gronden werknemer op staande voet te ontslaan heeft zij zich heeft blootgesteld aan een de toewijzing van een verzoek tot betaling van een billijke vergoeding, omdat een onregelmatig ontslag op staande voet als regel ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever oplevert. Zoals reeds eerder is besproken was het gedrag van werknemer voorafgaand aan het ontslag op 28 juli 2021, en dan met name zijn op non-actiefstelling op 2 juni 2021 en de wijze waarop hij zich jegens zijn leidinggevenden uitliet (hetgeen werknemer onvoldoende betwist heeft), maakt dat hij eigenlijk reeds vanaf 2 juni 2021 er niet meer vanuit kon gaan dat zijn dienstverband na 8 oktober 2021 verlengd zou worden. In deze procedure zal Ryberg worden veroordeeld tot doorbetaling van het salaris en schadevergoeding, die in feite neerkomen op doorbetaling van het salaris tot en met augustus 2021. In dat licht ziet de kantonrechter aanleiding de billijke vergoeding te stellen op een bedrag van een bruto maandsalaris van € 4.600,- bruto, zodat werknemer in wezen in de positie wordt geplaatst dat hij tot het (fictieve) eind van zijn dienstverband wordt doorbetaald.
4.17.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Ryberg worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van werknemer, begroot op € 747,00, alsmede in de nakosten, als hierna te melden. De proceskosten in het zelfstandig tegenverzoek zullen worden gecompenseerd nu dit verzoek voortvloeit uit het in het verzoek gevoerde verweer.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In de verzoeken van werknemer
5.1.
veroordeelt Ryberg tot betaling aan werknemer van achterstallig loon ter hoogte van een geldbedrag van € 5.488,77 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, waarvan de kantonrechter het percentage matigt tot 25%;
5.2.
veroordeelt Ryberg tot betaling aan werknemer van een schadevergoeding voor het eerder opzeggen van de arbeidsovereenkomst dan tussen partijen als einddatum van de arbeidsovereenkomst gold, ter hoogte van een geldbedrag van € 5.609,03 bruto;
5.3.
veroordeelt Ryberg tot opstelling van een eindafrekening;
5.4.
veroordeelt Ryberg tot betaling aan werknemer van de transitievergoeding ter hoogte van € 970,54 bruto;
5.5.
veroordeelt Ryberg tot betaling aan werknemer van een billijke vergoeding ter hoogte van € 4.600,- bruto;
5.6.
veroordeelt Ryberg in de kosten van de procedure, begroot op € 747,00, het salaris van de gemachtigde daarin begrepen en de nakosten;
5.7.
veroordeelt Ryberg tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover werknemer daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van de beschikking;
5.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af,
In het tegenverzoek van Ryberg
5.10.
wijst het tegenverzoek af;
5.11.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en is op 11 februari 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.